Staatsbosbeheer

23 maart 2004

Weidevogels als gruttos, scholeksters en tureluurs krijgen in extreem droge jaren zoals 2003 in natuurgebieden tòch een flink aantal jongen groot. Natuurgebieden zoals De Wilck, ten oosten van Zoeterwoude, en andere natte weidevogelgebieden van Staatsbosbeheer hebben daar een onmisbare rol in. Door de droogte kunnen de weidevogels moeilijker aan voedsel komen met als gevolg dat ze later gaan broeden. Het kan dan wel tot eind juni duren voordat de jongen kunnen vliegen. Tot die tijd zijn ze erg kwetsbaar. Staatsbosbeheer biedt weidevogels gelegenheid hun jongen groot te brengen door de maaidatum en de beweiding van deze gebieden uit te stellen.

Bodemvoer
Volwassen weidevogels halen hun voedsel vooral uit de bodem (regenwormen, insectenlarven e.d.). Door het droge voorjaar in 2003 was dit voedsel nauwelijks bereikbaar. Dat leidt tot later broeden; na aankomst uit Afrika moeten de vogels immers eerst op gewicht komen. De vogels die op het boerenland hun nest bouwden, kwamen daardoor nog meer in de knel. In normale jaren sneuvelen (ongewild) al veel jongen en eieren door de maaier en de koeien, maar nu was deze verliespost nog groter.

Tijd genoeg
In de De Wilck (bij Leiden) is het maaien en beweiden nog verder uitgesteld. Normaal maait en beweidt Staatsbosbeheer vanaf 15 juni of, in extra natte terreinen, vanaf 1 juli. Verleden jaar zijn die maai- en beweiddata een week uitgesteld. Daarmee kregen de vogels de tijd hun eieren uit te broeden. Bovendien, en dat is minstens even belangrijk, zorgt de uitgestelde maaidatum ervoor dat de jongen kunnen overleven. Jonge gruttos bijvoorbeeld, hebben lang gras nodig als voedselbron én als dekking tegen predatoren. Jongen eten insecten en die zijn alleen talrijk in lang gras. In lang gras kunnen de pullen zich verschuilen voor vliegende predatoren zoals kraaien, meeuwen en roofvogels.

Alarmerend
Het effect van het lange gras blijkt duidelijk uit het broedsucces in De Wilck en andere natuurterreinen. In 2003 broedden er in De Wilck 83 paar gruttos. Landelijk gezien is het dramatisch gesteld met de grutto: de afgelopen jaren is het aantal broedparen gehalveerd tot 46.000 paar. Toch is Nederland nog steeds het belangrijkste broedgebied voor de grutto. Ons land heeft daarmee een internationale verantwoordelijkheid.

Ecologische Hoofdstructuur
Het resultaat in de natuurgebieden maakt opnieuw duidelijk dat weidevogels alleen bij een snelle en volledige realisatie van de (provinciale) ecologische hoofdstructuur enige kans maken. Voldoende grote gebieden en robuuste verbindingszones zijn noodzakelijk. Zo blijkt uit onderzoek dat de vogels zich alleen in open graslandgebieden afdoende tegen vliegende predatoren kunnen verdedigen. Grote graslandgebieden bieden niet alleen de jongen voldoende vluchtmogelijkheid, maar leiden bovendien tot een gezamenlijke verdedigingstactiek. In grote terreinen broeden weidevogels in clusters bijeen. Zodra er een kraai, meeuw of roofvogel een aanval doet op de eieren of de jongen, verjagen de gruttos en kievitten gezamenlijk de vijand. Uit eerder onderzoek is bekend dat zon gezamenlijk tegenaanval meestal succesvol is. De reservaten zijn niet alleen belangrijk als broedgebied. Na hun terugkomst uit hun overwinteringsgebieden in Afrika, slapen gruttos bij voorkeur bijeen in ondiepe waterpartijen (de zogeheten plas/dras-gebieden). Daar voelen ze zich veilig. In de reservaten is het mogelijk de waterstand hiervoor te verhogen; daar gaat het immers niet om grasproductie.

Boeren
Ook boeren spelen een belangrijke rol, onder meer in de voedselvoorziening. Op de goed bemeste gaslanden van de melkveehouderijen kunnen de volwassen vogels voldoende dikke regenwormen vinden. Dat is van groot belang voor het aanvullen van vetreserves na de lange tocht én voor de broedperiode die volgt. Natuurbeschermers en boeren zorgen samen voor de variatie in landschapjes die de weidevogel nodig heeft.