over de mogelijke moord op een Armeense luitenant tijdens een
NAVO-cursus
Beantwoording kamervragen over de mogelijke moord op een Armeense
luitenant tijdens een NAVO-cursus
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Veiligheidsbeleid
Afd. Veiligheids- en Defensiebeleid
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
23 maart 2004
Behandeld
Eric Strating
Kenmerk
DVB/VD-071/04
Telefoon
+31 (070) 348 5241
Blad
1/1
Fax
+31 (070) 348 5479
Bijlage(n)
1
eric.strating@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van het lid Huizinga-Heringa over de mogelijke
moord op een Armeense luitenant tijdens een NAVO-cursus
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Huizinga-Heringa over de mogelijke moord op een
Armeense luitenant tijdens een NAVO-cursus. Deze vragen werden
ingezonden op 5 maart 2004 met kenmerk 2030409910.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op de
vragen van het lid Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over de mogelijke
moord op een Armeense luitenant tijdens een NAVO-cursus
Vraag 1
Kent u het bericht over de moord op een Armeense luitenant tijdens een
NAVO-cursus?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Is er een verband tussen deze moord en een anti- Armenië sfeer die -
volgens sommige berichten - in Azerbeidzjan lijkt toe te nemen?
Antwoord
Een dergelijke toename kan ik niet bevestigen. Wel is mij bekend dat
de mening over Armeniërs in Azerbeidzjan over het algemeen negatief
is. Ook omgekeerd is dat het geval.
Vraag 3
Zijn er meer incidenten bekend die in dezelfde richting wijzen?
Antwoord
Voor zover bekend gaat het hier om een geïsoleerd incident. De
regering van Azerbeidzjan heeft haar afkeuring over het gebeurde reeds
uitgesproken.
Vraag 4
Bent U bereid om in het kader van het Nederlandse Voorzitterschap van
de Europese Unie en binnen de NAVO deze ontwikkelingen te volgen en -
indien nodig - hiertegen actie te ondernemen?
Antwoord
Uiteraard zal ik deze ontwikkelingen blijven volgen en indien nodig,
zal ik in de relevante kaders gepaste actie overwegen.
NRC-Handelsblad, 20 feburari jl.
Ministerie van Buitenlandse Zaken