http://www.minez.nl
MINEZ: Beantwoording vragen van het lid Van Dam (PvdA)
Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Persbericht
Nummer: 505
Datum: 22-3-04
VRAGEN VAN HET LID VAN DAM (PVDA) AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE
ZAKEN OVER DE MOGELIJKE SCHADELIJKHEID VOOR DE GEZONDHEID VAN
UMTS-STRALING EN DE INSPRAAKPROCEDURE BIJ PLAATSING UMTS-ANTENNES.
(INGEZONDEN 1 MAART 2004)
De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst, heeft deze
vragen als volgt beantwoord.
1
Bent u ervan op de hoogte dat Vodafone een UMTS-netwerk in gebruik
heeft genomen?
Ja, daarvan ben ik op de hoogte.
2
Acht u dit verantwoord, gezien het feit dat er op dit moment nog geen
definitieve beleidsconclusies getrokken kunnen worden ten aanzien van
de mogelijke schadelijkheid van UMTS-straling?
Ja, ik acht dit verantwoord. Zoals ik al heb aangegeven in mijn brief
van 30 september 2003 , in mijn antwoorden op eerdere Kamervragen en
zoals recent is bevestigd in een brief van de Staatssecretaris van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer , is er op dit
moment geen aanleiding om aanvullende maatregelen te nemen ten aanzien
van het plaatsen en het in gebruik nemen van UMTS-basisstations.
3
Wat is de status van het door u aangekondigde wetenschappelijke
vervolgonderzoek naar de mogelijke schadelijkheid van UMTS-straling?
In mijn brief van 30 september 2003 inzake het COFAM onderzoek van TNO
heb ik al aangegeven dat de resultaten van het COFAM onderzoek van
dien aard zijn dat nader wetenschappelijk onderzoek gerechtvaardigd en
noodzakelijk is. Het COFAM onderzoek heeft in het buitenland de nodige
aandacht gekregen. Uit een eerste inventarisatie blijkt dat een aantal
buitenlandse, wetenschappelijke instituten het voornemen heeft om dit
onderzoek van TNO te reproduceren. Ik ben voornemens om bij deze
initiatieven aansluiting te zoeken en zal daartoe contact met de
betreffende organisaties opnemen.
4
Wanneer verwacht u dat er definitieve beleidsconclusies kunnen worden
getrokken?
Op grond van de ervaringen met het COFAM onderzoek is de verwachting
dat een replicatieonderzoek een doorlooptijd zal hebben van minimaal
één jaar. Dit betekent dat indien één van de instituten, waarbij ik
aansluiting wil zoeken, voor de zomer van 2004 daadwerkelijk met het
onderzoek kan beginnen, de eerste resultaten op zijn vroegst medio
2005 verwacht kunnen worden. Op basis van de definitieve resultaten
kunnen vervolgens beleidsconclusies worden getrokken.
5
Kunt u aangeven welke maatregelen u gaat nemen als uit het
vervolgonderzoek geconcludeerd wordt dat UMTS-straling schadelijk
is?
Op dit moment kan ik niet aangeven welke resultaten uit het
replicatieonderzoek zullen komen. Ik kan dus ook niet vooruitlopen op
de eventueel te nemen maatregelen.
6
Hoe verklaart u de onrust die bij bewoners is ontstaan over de
plaatsing van UMTS-antennes?
'Antennes en gezondheid' is een onderwerp dat regelmatig tot onrust
bij burgers heeft geleid. Mede daarvoor is in het kader van het
Nationaal Antennebeleid in 2000 het Nationaal Antennebureau opgericht.
Bij dit bureau kunnen verontruste burgers terecht met hun vragen over
onder meer antennes en gezondheid.
Direct na het verschijnen van het COFAM onderzoek, eind september
2003, zijn op grond van een aantal berichten in de media vragen
opgekomen over het plaatsen van UMTS-basisstations. Het Nationaal
Antennebureau zag destijds ook een lichte toename in de reguliere
stroom van vragen over het antennebeleid en het plaatsen van antennes.
Deze vragen hadden vaak betrekking op de mogelijkheid van inspraak in
het geval van plaatsing op woongebouwen.
7
Vindt u dat in deze gevallen de inspraakprocedure goed heeft
gefunctioneerd en dat de bewoners voldoende mogelijkheden hebben gehad
om deel te nemen aan de inspraakprocedure?
Ja. De gevolgde procedure is conform de afspraken die daarover zijn
gemaakt in het convenant in het kader van het Nationaal Antennebeleid.
Hierin is onder meer geregeld dat bewoners vooraf geïnformeerd worden
over de plaatsing van vergunningvrije antenne-installaties en dat zij
een mogelijkheid tot inspraak hebben. Het is hierbij wel van belang
dat de aan de bewoners verstrekte informatie helder en duidelijk is.
8
Welke mogelijkheden heeft u, of de lokale overheid, om in te grijpen
in het geval de inspraakprocedure niet correct is verlopen of het
plaatsingsplan niet correct is uitgevoerd?
Indien een operator verplichtingen ten aanzien van de
inspraakprocedure of het plaatsingsplan niet nakomt, dan kan de
Rijksoverheid, respectievelijk de gemeente, de operator een boete
opleggen.
9
Welke mogelijkheden hebben bewoners bezwaar te maken tegen het verloop
van de inspraakprocedure?
Bewoners kunnen via het Nationaal Antennebureau een klacht indienen
bij de Rijksoverheid. Dit bureau neemt vervolgens de nodige stappen om
de klacht af te handelen.
Noot van de redactie: inlichtingen bij Hans Jacobs,
tel: (070) 379 61 74
22 mrt 04 13:16
Ministerie van Economische Zaken