Het weer nader verklaard
Lente begint met tweelingstorm
Ons land is rond het begin van de
astronomische lente getroffen door twee flinke stormen. De eerste passeerde
vrijdagmiddag 19 maart met gemiddeld windkracht 9 langs een deel van de kust
en lokaal zeer zware windstoten van meer dan 100 km/uur. Op Vlieland schoot
de windmeter uit tot 108 km/uur. De tweede, die zatermiddag en -avond 20
maart overtrok was een stuk heftiger en hield langer aan. Op grote schaal
tot in het oosten van het land kwam het tot zeer zware windstoten van meer
dan 100 km/uur en de hele kust kreeg gemiddeld windkracht 9 te verduren.
Cadzand registreerde volgens voorlopige gegevens een windstoot van 126
km/uur. Het KNMI gaf vrijdag extra waarschuwingen uit voor zeer zware
windstoten en zaterdag vanaf 15u52 een Weeralarm voor zeer zware windstoten
op grote schaal. Tegen middernacht werd het Weeralarm ingetrokken, maar ook
zondag bleven nog extra waarschuwingen van kracht voor stormachtig weer en
zware windstoten. (kaartjes gemiddelde wind en windstoten)
Storm, windkracht 9
Storm, of windkracht 9 op de schaal van Beaufort, betekent dat de wind
gemiddeld over 10 minuten een snelheid bereikt van minstens 75 km/u. Haalt
de wind gemiddeld over 10 minuten een snelheid van zeker 90 km/u dan wordt
gesproken van zware storm, kracht 10, terwijl een gemiddelde snelheid van
103 km/u staat voor zeer zware storm, windkracht 11. Tijdens windstoten
liggen de snelheden bij een storm in het algemeen enkele tientallen km/u
hoger. Windstoten duren echter kort en kunnen daarom niet worden benoemd
volgens de schaal van Beaufort, die uitgaat van gemiddelde windsnelheden.
Op internet vindt u de extra waarschuwingen voor wind, storm en windstoten.
Bij windkracht 10 of meer geeft het KNMI een Weeralarm uit, zo mogelijk
voorafgegaan door een voorwaarschuwing. Als de wind bovendien vlagerig is
wordt aparte waarschuwing gegeven voor zware windstoten (meer dan 75 km/u)
of een weeralarm voor zeer zware windstoten (meer dan 100 km/u). Sterke
noordwesterstormen, die lang duren, hebben duidelijk effect op de
waterstanden en kunnen langs de kust een stormvloed veroorzaken, een sterke
verhoging van de zeespiegel.
Storm kan in ons land het hele jaar door voorkomen, maar de kans op een
flinke storm die geruime tijd woedt is het grootst in de periode oktober tot
en met maart. De temperatuurverschillen tussen het noordelijke en zuidelijke
deel van het Noordelijk Halfrond zijn dan het grootst, waardoor ook de
luchtdrukverschillen groot zijn en actieve depressies ontstaan. Wanneer de
atmosfeer eenmaal onrustig is kan met een krachtige westelijke luchtstroom
op 9 tot 10 kilometer hoogte in de atmosfeer (straalstroom) de ene
stormdepressie na de andere ons land bereiken. Het kan dan soms twee weken
achtereen herhaaldelijk tot stormachtig weer komen.
Hoe zwaar een storm wordt is niet zozeer afhankelijk van de luchtdruk die de
depressie in zijn centrum bereikt, maar wordt bepaald door de grootte van de
luchtdrukverschillen in zijn omgeving. Een lage barometerstand zal daarom
niet altijd leiden tot storm, maar bij een snelle verandering van de druk
neemt de wind meestal wel flink toe. Het gebied met de grootste
luchtdrukverschillen en de krachtigste wind ligt meestal ten zuidwesten of
westen van de stormdepressie. De zwaarste stormen, in ons land, meestal uit
richtingen tussen zuidwest en noordwest, worden dan ook veroorzaakt door
depressies die over de Noordzee koersen. Trekt de kern van de depressie
juist ten zuiden van ons land langs dan passeert het windveld ook ten zuiden
en blijft de zuidwesterstorm in Nederland uit. Door een kleine
koersverandering van de depressie kan de storm ons land of een gedeelte
daarvan op het laatste moment missen. Een dergelijke wijziging of een
toename van de storm worden vaak pas op het laatste moment duidelijk. De
meteorologen volgen de ontwikkelingen op de voet en past de
weersverwachtingen aan als daar aanleiding toe is.
Harry Geurts, PR & Voorlichting KNMI
Copyright © KNMI
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut