Federale regering Belgie
Welzijn van de bejaarden in rusthuizen
(2004-03-21)
Persbericht van de Ministerraad
Op voorstel van Maria ARENA, Minister van Maatschappelijke Integratie,
hechtte de Ministerraad zijn goedkeuring aan het ontwerp dat ten doel
heeft meer billijkheid tot stand te brengen voor de bejaarden in de
rusthuizen evenals een betere bescherming van de families met lage
inkomens.
DE MAATREGEL IN HET KORT
De procedures inzake de terugvordering van de sociale tegemoetkomingen
bij de families van de bejaarden die in rusthuizen verblijven, luiden
voortaan als volgt :
- De verplichting om de maatschappelijke bijstand bij de families
terug te vorderen, wordt versoepeld.
- Indien een OCMW vanuit een billijkheidsbekommernis beslist om de
uitgekeerde bijstand terug te vorderen, moet het een voor alle OCMW's
identiek geldend barema toepassen.
- Om de gezinnen met lage inkomens te beschermen, zal de
inkomensdrempel beneden dewelke geen enkele terugvordering mogelijk
is, worden opgetrokken.
De context
In België verblijven 107.032 bejaarden in rusthuizen en in rust- en
verzorgingstehuizen. Voor sommigen onder hen zijn de verblijfskosten
hiervoor soms te hoog. De gemiddelde maandelijkse verblijfskosten in
een rusthuis bedragen immers 855 ¬ (909 ¬ voor een rust- en
verzorgingstehuis).
Wanneer personen de kosten voor hun verblijf niet zélf kunnen betalen,
worden zij veelal geholpen door de eigen familie of door het OCMW. Eén
persoon op vier die in een rusthuis of een rust- en verzorgingstehuis
verblijft, komt zodoende ten laste van een OCMW.
In totaal genieten ongeveer 25.000 bejaarden een maatschappelijke
tegemoetkoming ten laste van het OCMW wanneer zij in een rusthuis
verblijven.
De geldende praktijk verplicht het OCMW dat een dergelijke sociale
tegemoetkoming toekent ertoe, een gedeelte ervan terug te vorderen bij
de familie van de bejaarde.
Naast de wettelijke inkomensdrempel beneden dewelke het OCMW de
sociale tegemoetkoming niet mag terugvorderen bij de
onderhoudsplichtigen, staat het elk OCMW vrij om volgens een eigen
barema het aandeel te bepalen van de families, in functie van de
inkomsten van deze laatste.
Aangezien elk OCMW zijn barema in volle autonomie bepaalt, kunnen van
de ene gemeente tot de andere aanzienlijke verschillen qua behandeling
optreden. Zo veroorzaken de terugvorderingsbarema's van de sociale
tegemoetkomingen verschillen die, tussen de OCMW's onderling, een
spanning kunnen bereiken gaande van 1 tot 15 of soms zelfs van 1 tot
20. Dit betekent b.v. dat de bijdrage van een persoon met een netto
gemiddeld inkomen van 1.200 ¬ per maand in de ene gemeente 28,5 ¬ per
maand en in een andere gemeente... 382 ¬ per maand zal belopen !
Deze verschillende behandelingswijzen zijn geenszins te rechtvaardigen
en zijn derhalve onaanvaardbaar. Zij liggen vaak aan de oorsprong van
verslechterde relaties met de familie van de bejaarde die het OCMW om
sociale bijstand moet verzoeken.
Om al die redenen hield de Minister voor Maatschappelijke Integratie
er absoluut aan maatregelen te nemen met als doel de geldende
praktijken te stroomlijnen en de families met lage inkomens beter te
beschermen. Zij nam derhalve het besluit, het stelsel grondig te
hervormen.
DE VOORSTELLEN goedgekeurd door de Ministerraad :
1. Het principe van de terugvordering van de sociale bijstand bij de
families van de bejaarden die in een rusthuis verblijven, blijft
verworven. Afwijkingen hierop blijven nochtans mogelijk: enerzijds kan
het OCMW steeds van deze verplichting op individuele wijze afwijken
voor zover zijn beslissing wordt ingegeven door billijkheidsredenen;
anderzijds beschikt de OCMW thans over de mogelijkheid om op algemene
wijze aan terugvordering bij de families te verzaken, op voorwaarde
dat deze beslissing op plaatselijk niveau wordt overlegd.
2. Indien een OCMW evenwel beslist om de sociale bijstand terug te
vorderen, zal het voortaan één enkel terugvorderingsbarema moeten
naleven dat dus identiek is voor alle OCMW's van het land. Doel is,
het beginsel van de gelijke behandeling op die wijze te veralgemenen.
Dit eengemaakte barema zal bovendien zeer progressief zijn: het
voorziet in een minieme bijdrage van de families met geringe inkomens
en in een aanzienlijkere bijdrage vanwege de families met hogere
inkomens.
Anders gezegd, hoe minder men verdient, hoe minder men betaalt - en
dit met een minimale inkomensdrempel beneden dewelke geen
terugvordering mogelijk is. Daartegenover staat dat wie méér verdient,
meer bijdraagt !
Dit systeem zal zich laten inspireren door het opgelegde
terugvorderingsbarema inzake het leefloon.
3. Op dit ogenblik wordt een inkomensdrempel in acht genomen beneden
dewelke geen enkele terugvordering mogelijk is. Dit bedrag beloopt
thans, op jaarbasis, 14.445,28 ¬ (belastbaar inkomen) vermeerderd met
2.527 ¬ per persoon ten laste.
Aangezien de Minister voor Maatschappelijke Integratie genoemd bedrag
te laag vindt om de families met lage inkomens daadwerkelijk te kunnen
beschermen, heeft zij besloten dat bedrag op te trekken en op
hetzelfde niveau te brengen als dat van het leefloon, d.i. 18.056,59
¬/jaar, vermeerderd met 2.527,92 ¬ per persoon ten laste.
Ten einde ongelijkheden te voorkomen tussen de families die onroerende
goederen bezitten en deze zonder, zal bij het bepalen van de
inkomensdrempel benevens het belastbaar inkomen ook rekening worden
gehouden met het kadastraal inkomen van de goederen die men bezit.
Indien het kadastraal inkomen van deze laatste 2.000 ¬ bedraagt of dit
bedrag overschrijdt, zal het belastbaar inkomen worden vermeerderd met
driemaal het bedrag van het kadastraal inkomen.
Deze hervorming beoogt een gelijkere behandeling en een betere
solidariteit tussen de generaties onderling.
Secretariaat van de Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke
Integratie en Grootstedenbeleid
Wetstraat 51
1040 Brussel
de heer Mattias Derdeyn (N)
Tel.: 02/790.57.21
Fax: 02/790.56.99
mattias.derdeyn@p-o.be
Mevrouw Cécile Druart (F)
Tel.: 02/790.57.15
Fax: 02/790.58.99
cecile.druart@p-o.be
De Algemene Directie Externe Communicatie Kanselarij van de Eerste
Minister kan u bereiken op het volgende adres: cmr@premier.fed.be