Gezondheidsraad

Persbericht

Screenen op chlamydia

Het aantal besmettingen met chlamydia in ons land neemt nog steeds toe. Toch is niet genoeg bekend over de verspreiding en de kans op complicaties om nu over te gaan op landelijk screenen van alle mannen en vrouwen in een bepaalde leeftijdsgroep. Totdat nieuw onderzoek uitsluitsel geeft moeten infecties op andere manieren opgespoord of voorkomen worden, bijvoorbeeld door op chlamydia te testen in abortusklinieken, soa-poliklinieken en poli's voor vruchtbaarheidsproblemen. Daarnaast moet er aandacht blijven voor veilig vrijen. Dit schrijft de Gezondheidsraad in een advies dat vandaag wordt aangeboden aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Chlamydia is een seksueel overdraagbare aandoening waarmee in ons land jaarlijks naar schatting 35 000 vrouwen en 25 000 mannen besmet worden, veelal op jonge leeftijd. Ongeveer vijftig procent van de mannen en zeventig procent van de vrouwen is zich niet bewust van de infectie, omdat zij op dat moment geen klachten hebben. Chlamydia kan echter tot ernstige complicaties leiden. Bij vrouwen kan infectie bijvoorbeeld resulteren in buitenbaarmoederlijke zwangerschap en onvruchtbaarheid. Chlamydia is gemakkelijk op te sporen door een urinetest en is ook eenvoudig te behandelen.
Twee vormen van landelijk screenen kunnen overwogen worden om gezondheidsschade te voorkomen. Bij systematisch screenen wordt iedereen binnen een bepaalde leeftijdsgroep schriftelijk uitgenodigd. Bij opportunistisch screenen brengt een hulpverlener, meestal de huisarts, screening ter sprake als een patiënt hem of haar raadpleegt voor iets anders en binnen de leeftijdsgrenzen voor screenen blijkt te vallen.
Beide screeningsvormen hebben hun voor- en nadelen. Op dit moment is echter te weinig bekend om die goed te kunnen wegen. In welke variant zal de respons groter zijn? Heeft de eerstelijns gezondheidszorg de capaciteit om een belangrijke rol te spelen in screening? Hoe vaak moet screening herhaald worden? (Besmetting kan namelijk steeds opnieuw optreden.) En hoe is de infectiegraad in steden vergeleken met landelijke gebieden? Op al deze vragen moet onderzoek antwoord geven, voordat definitief geadviseerd kan worden over landelijke screening. Gezien de toename en de ernstige gevolgen moet nieuw en langer lopend onderzoek snel gestart worden.
Intussen moeten hulpverleners extra alert zijn op weinig in het oog springende symptomen. Voorlichtingscampagnes, informatie op scholen en voorlichting door huisartsen kan ook bijdragen aan het voorkómen van nieuwe besmettingen en opsporing van bestaande infecties. De drempel om zich te laten testen na onveilig vrijen zou laag moeten zijn. Ook het waarschuwen van partners is uiteraard van belang. In abortusklinieken wordt al medicatie gegeven, omdat een eventuele chlamydia-infectie bij een abortus tot extra complicaties kan leiden. De Gezondheidsraad beveelt echter aan om vrouwen daar ook te testen. Klinieken voor patiënten met vruchtbaarheidsproblemen zouden ook actiever kunnen screenen. Soa-poli's testen al op chlamydia en moeten dat blijven doen.

Het advies is opgesteld door een commissie bestaande uit:

sB prof. dr WJHM van den Bosch, voorzitter; hoogleraar huisartsgeneeskunde; Katholieke Universiteit Nijmegen sB JEAM van Bergen, huisarts; epidemioloog en projectleider Chlamydia Stichting SOA bestrijding sB dr AJP Boeke, huisarts; Amsterdam sB prof. dr RA Coutinho; hoogleraar epidemiologie en bestrijding van infectieziekten; Universiteit van Amsterdam sB dr JJE van Everdingen, dermatoloog, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg, Utrecht sB dr ir MJW van de Laar; projectleider SOA/AIDS, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven sB prof. dr ALM Lagro-Janssen, huisarts; hoogleraar vrouwenstudies en geneeskunde; Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen sB dr WI van der Meijden, dermato-venereoloog; Erasmus MC, Rotterdam sB dr SA Morré; moleculair bioloog; Vrije Universiteit, Amsterdam sB dr MJ Postma; farmaco-econoom; Rijksuniversiteit, Groningen sB prof. dr HA Verbrugh; hoogleraar medische microbiologie; Erasmus MC, Rotterdam sB drs O de Zwart; hoofd afdeling Algemene Infectieziekten, GGD, Rotterdam sB drs J Sekhuis, arts, secretaris; Gezondheidsraad, Den Haag

Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt dr M van Leeuwen, tel. (070) 340 6170, e-mail: m.van.leeuwen@gr.nl.
18 maart 2004