Erasmus
12-03-04: Pijnstillers ook voor pasgeborenen
Lang heeft de medische wereld terughoudend gestaan tegenover het geven
van pijnstillende middelen aan zeer jonge kinderen. Dat kwam voort uit
angst voor bijwerkingen, maar ook door de misvatting dat pasgeborenen
geen pijn kunnen voelen. Hoewel in dit laatste een kentering lijkt te
zijn gekomen, bleek recent dat niet meer dan 35 procent van zieke
pasgeborenen op intensive care afdelingen een vorm van pijnstilling
kreeg. En dat terwijl ze gemiddeld veertien pijnlijke handelingen per
dag ondergaan. Tot deze conclusie komt S.H.P. Simons in zijn
proefschrift Maakt morfine beter? Onderzoek naar de werking bij
ernstig zieke pasgeborenen. Hij promoveert donderdag 18 maart 2004 aan
de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Het onderzoek, uitgevoerd in het Erasmus MC - Sophia Kinderziekenhuis
in Rotterdam en de Isala Klinieken in Zwolle, richtte zich op de
werking van morfine bij 150 pasgeborenen aan de beademing.
Een groep kinderen kreeg continu morfine toegediend, een
vergelijkingsgroep een placebo. Overigens werd zo nodig, als een kind
toch nog pijn leek te hebben, extra morfine toegediend. De pijn werd
vastgesteld aan de hand van het gedrag en lichamelijke reacties zoals
hartslag en bloeddruk. Verrassenderwijs bleken de pijnreacties in
ruste en tijdens handelingen zoals het uitzuigen van de longen en de
neus niet te verschillen tussen de groepen. Op deze manier kon dus
geen pijnstillend effect van morfine worden vastgesteld. Aan de andere
kant bleek morfine ook geen klinisch waarneembare schadelijke
bijwerkingen te hebben.
De grote individuele verschillen in morfinebehoefte, gemeten aan de
pijnexpressie, gaf aanleiding om de rol van de erfelijke aanleg te
analyseren. Het bleek dat de kinderen met een bepaalde mutatie in het
zogenaamde COMT-gen op chromosoom 22 duidelijk minder morfine nodig
hadden.
Verder kwam naar voren dat bij de kinderen die routinematig morfine
kregen minder hersenbloedingen voorkwamen. Het is daarom van groot
belang te onderzoeken of er verband is met de latere neurologische
ontwikkeling.