---
Kamervragen en antwoorden
---
Beantwoording vragen Kamerstuk 29415
16-3-2004 9:42:00
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen naar aanleiding van
het rapport van de Algemene Rekenkamer "Beveiliging Militaire
Objecten" (nr. 29415).
DE MINISTER VAN DEFENSIE
1. Waardoor is, in een situatie waar zwaarwegende belangen van de
Staat in het geding zijn, te weten de beveiliging van militaire
objecten in Nederland, de uitvoering in de praktijk zo risicovol
achtergebleven? Dient niet juist voor deze objecten de hoogste graad
van beveiliging te gelden?
32. (blz 25) Zijn er oorzaken aan te wijzen voor het ontstaan van een
zodanig zorgelijke situatie dat de Algemene Rekenkamer nu tot deze
stevige conclusies moet komen?
De hoogste graad van beveiliging is niet op ieder militair object van
toepassing. De vereiste beveiligingsgraad wordt voor ieder te
beveiligen object, of delen daarvan, vastgesteld aan de hand van in
het Defensie Beveiligingsbeleid voorgeschreven risico-analyses. De
beveiligingsgraad is aldus afgeleid van het belang van het militaire
object. Wanneer geen zwaarwegende belangen van de Staat in het geding
zijn, kan worden volstaan met een lagere graad van beveiliging.
Voor het door de Algemene Rekenkamer geconstateerde "risicovolle
achterblijven van de uitvoering in de praktijk" zijn diverse oorzaken
aan te geven, zoals achterblijvende infrastructurele aanpassingen,
schaars beschikbare expertise en "tijdelijk onvolkomen situaties" die
in de praktijk langer duren dan oorspronkelijk voorzien (zie ook de
antwoorden op de vragen 3 en 13). In meer algemene zin zijn het
beveiligingsbewustzijn bij het personeel en het toezicht op de
uitvoering van de beveiliging voor verbetering vatbaar.
2. Is de minister geschrokken van de harde conclusie van het rapport
omtrent het amateurisme binnen zijn organisatie? Is dit de reden dat
de minister een inventarisatie gaat houden om te bezien of de
bevindingen van het rapport ook voor de niet-bezochte objecten gelden?
Om hoeveel objecten gaat het hierbij? Wanneer verwacht de minister de
uitkomsten van de inventarisatie?
Nee, maar wel onaangenaam verrast door de tekortkomingen die de
Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd. De inventarisatie waarvoor ik
opdracht heb gegeven moet inzicht verschaffen in de omvang van het
beveiligingsprobleem. De Algemene Rekenkamer heeft immers slechts een
beperkt aantal objecten bezocht. Hiertoe zullen alle circa 250
beveiligingsplannen worden beoordeeld. De inventarisatie zal in het
derde kwartaal van 2004 zijn voltooid.
3. Hoe typeert de minister de situatie van het in bepaalde gevallen
onderkennen en accepteren van de bestaande onvolkomen
beveiligingssituatie? Is hier sprake van een aanvaardbaar risico? Is
het feit dat in een aantal beveiligingsplannen van objecten zelfs
staat vermeld dat de maatregelen onvoldoende zijn, niet een teken dat
dit beleid te ver is doorgeschoten?
13. Hoe lang is 'tijdelijk' als het gaat om het accepteren door het
verantwoordelijke management van onvolkomen situaties?
In beginsel is iedere onvolkomen beveiligingssituatie ongewenst. Welke
beveiligingsmaatregelen nodig zijn, wordt vastgesteld aan de hand van
een risico-analyse (zie het antwoord op vraag 1). Hierin wordt een
afweging gemaakt tussen de te beveiligen belangen, de mogelijke
bedreigingen en de onderkende kwetsbaarheden. In de besluitvorming
over de implementatie van de maatregelen spelen echter ook andere
factoren een rol, zoals doelmatigheid, kosteneffectiviteit en
tijdelijkheid. Als het uiteindelijke besluit afwijkt van de
voorgestelde maatregelen, is sprake van een geaccepteerd risico. Dit
is aanvaardbaar mits nog steeds wordt voldaan aan het minimale
beveiligingsniveau.
Van belang is dat het accepteren van risico's volkomen inzichtelijk
gebeurt. Daarom is in het Defensie Beveiligingsbeleid voorgeschreven
dat geaccepteerde risico's door de bevoegde lijnmanager moeten worden
vastgelegd. Dat kan door ze als onderkende tekortkomingen in de
beveiligingsmaatregelen in de betreffende beveiligingsplannen te
vermelden.
Hoe lang een 'tijdelijk' onvolkomen situatie acceptabel is, moet per
geval worden beoordeeld. Van invloed zijn onder meer de verwachte
duur, de aard en omvang van de mogelijke schade, mogelijke
alternatieven en lokale omstandigheden. Bij locaties die op de
nominatie staan om binnen afzienbare termijn te worden afgestoten,
zullen slechts de hoogstnoodzakelijke investeringen worden gedaan.
4. In de brief van de minister van 19 december 2003 zegt de minister
toe dat de tekortkomingen in de fysieke beveiliging (en dat waren er
nogal wat) in februari 2004 zouden zijn verholpen. Is dit inmiddels
gebeurd, en zo ja, op welke wijze?
17. Zijn er, naar aanleiding van de bevindingen van het rapport van de
Algemene Rekenkamer, ook correctieve maatregelen genomen?
33. Welke maatregelen zijn op grond van het rapport inmiddels genomen
en welke maatregelen worden genomen? Geldt dit voor de 19 onderzochte
objecten of voor alle militaire objecten?
Nog lopende het onderzoek is opdracht gegeven de beveiliging van de
door de Algemene Rekenkamer als "risicovol" beschreven objecten vóór
de publicatiedatum van het rapport op orde te brengen. Door de Audit
Dienst Defensie is eind januari beoordeeld of aan deze opdracht was
voldaan. Daaruit bleek dat op alle betreffende objecten correctieve
maatregelen waren getroffen of in uitvoering waren, variërend van het
aanpassen van elektronische en bouwkundige voorzieningen tot het
uitgeven van nadere richtlijnen en het bijscholen van personeel. Daar
waar structurele maatregelen meer tijd vergen, zijn voor de
tussenliggende periode tijdelijke maatregelen getroffen (b.v. 24-uurs
bewaking door extra bewakingspersoneel en intensievere
patrouillegang). De toezegging is derhalve nagekomen.
In lijn met de conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer
zijn verder per defensieonderdeel verbeterplannen opgesteld. Deze
omvatten maatregelen op alle gebieden waarop de Algemene Rekenkamer
tekortkomingen heeft geconstateerd, te weten de uitvoering van de
beveiliging op alle militaire objecten, de organisatorische invulling
van de beveiligingsorganisatie en de personele beveiliging (toepassing
van de regeling Algemene Beveiligingseisen Defensie Opdrachten en
actualisering van de verklaringen van geen bezwaar). Naast reguliere
maandelijkse rapportages zal de Audit Dienst Defensie in oktober 2004
een tussentijdse beoordeling presenteren over de voortgang van de
verbeterplannen. Op deze wijze wordt geborgd dat tekortkomingen in de
beveiliging zo spoedig mogelijk worden opgeheven.
5. Deelt de minister de mening van de Algemene Rekenkamer over het
gevaar van het éénmalig op orde brengen van de beveiliging, om daarna
de aandacht hiervoor te laten verslappen? Hoe staat de minister
tegenover een vervolgonderzoek door de Algemene Rekenkamer?
34. Op welke wijze gaat u - conform het nawoord van de AR - in vervolg
op de spoedmaatregelen zorgen voor een systematische inbedding van
beveiligingsaspecten in de Defensie-organisatie?
In de verbeterplannen worden diverse maatregelen getroffen die moeten
voorkomen dat de aandacht voor beveiliging na verloop van tijd weer
verslapt. Zo dient het beveiligingsbewustzijn van het personeel te
worden verbeterd en wordt nadrukkelijk gekeken naar de invulling van
de beveiligingsorganisatie, zowel op dit moment als bij de komende
herstructurering van de defensieorganisatie.
Een vervolgonderzoek van de Algemene Rekenkamer is een goede
gelegenheid om nogmaals het belang van beveiliging te benadrukken en
een welkom instrument om te kunnen beoordelen of de
verbeterdoelstellingen zijn behaald.
6. Deelt de minister de zorg van de Algemene Rekenkamer omtrent de
beschikbaarheid van personele en financiële middelen voor de
uitvoering van het beveiligingsbeleid? Welke rol spelen de
bezuinigingen hierin?
27. Kan het beschikbaar komen van voldoende middelen voor beveiliging
zeker worden gesteld tegen de achtergrond van de
bezuinigingstaakstelling van Defensie?
De beperkte personele en financiële middelen zijn niet alleen op het
gebied van beveiliging, maar bij alle beleidsonderwerpen een punt van
aandacht. De bezuinigingstaakstelling van Defensie is echter geen
reden om de minimaal vereiste beveiligingsniveaus niet te realiseren.
7. Wanneer denkt de minister te kunnen voldoen aan de eisen van de Wet
op de veiligheidsonderzoeken?
In reactie op het conceptrapport op 19 december 2003 heb ik de
verwachting uitgesproken dat de personele beveiliging binnen Defensie
eind 2004 geheel op orde zal zijn.
8. In het rapport van de Algemene Rekenkamer is geen onderzoek gedaan
naar de derde pijler van het begrip Integrale Beveiliging, te weten de
informatiebeveiliging. In mei verschijnt een onderzoek hierover in het
kader van het Rapport voor het Jaarverslag (RJV Defensie). Is de
minister hoopvol over de uitkomsten? Zijn er door de minister al
verbetermaatregelen getroffen?
Wat betreft informatiebeveiliging moet worden voldaan aan het
Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid '94 (VIR). Thans
bevinden de defensieonderdelen zich in een overgang van
"implementatiefase VIR" naar "instandhoudingfase VIR". Naar
verwachting zal de Algemene Rekenkamer hierop in het komende Rapport
voor het Jaarverslag ingaan. Er is geen aanleiding te veronderstellen
dat het oordeel over Defensie negatief zal uitvallen.
9. Bestaan er rapporten die de bewaking van militaire objecten op
Schiphol (dan wel andere vliegvelden) dan wel de Nederlandse havens
bestudeerd hebben? Zo ja, kan de Kamer onderhavig rapport inzien?
Voorzover bekend bestaan over deze onderwerpen geen specifieke
rapporten. Wel neemt de Koninklijke marine deel aan
interdepartementale overlegfora over de bewaking van Nederlandse
havens.
10. Worden militaire objecten zoals militaire transit goederen, op
Schiphol of in de haven Rotterdam bewaakt? Zo ja, door wie?
Ja. Transitgoederen worden, voorzover dit de doorvoer van buitenlands
militair materieel betreft, bewaakt en beveiligd binnen de structuur
voor Host Nation Support(HNS). De uitvoering hiervan is door de CDS
opgedragen aan de Koninklijke landmacht.
Bewaking en beveiliging van zowel buitenlandse als "eigen" militaire
transitgoederen wordt uitgevoerd door militair personeel op daartoe
tijdelijk tot militair gebied verklaarde locaties. De Koninklijke
marechaussee voert in beginsel geen bewakingsactiviteiten uit, maar is
belast met het politiële toezicht op militaire objecten en
verplaatsingen.
11. Is de gebrekkige aandacht voor beveiliging van militaire objecten
een structureel verschijnsel binnen de krijgsmacht in Nederland, of is
deze recent gegroeid? Zo ja, valt na te gaan welke factoren daartoe
hebben bijgedragen?
In de afgelopen jaren zijn juist voor de beveiliging van militaire
objecten grote bedragen geïnvesteerd in met name bouwkundige en
elektronische voorzieningen. De aanslagen op 11 september 2001 hebben
hieraan een extra impuls gegeven. De aandacht voor beveiliging is in
dit opzicht zeker niet gebrekkig geweest.
Met "gebrekkige aandacht" doelt de Algemene Rekenkamer vooral op een
gebrek aan beveiligingsbewustzijn bij het personeel. Dit wordt
veroorzaakt door het volgende verschijnsel: een goede beveiliging
leidt tot weinig incidenten, maar heeft als ongewenst gevolg een
afnemend beveiligingsbewustzijn ("er gebeurt immers toch nooit iets").
Dit afnemend bewustzijn werkt weer negatief uit op de kwaliteit van de
beveiliging. Om dit te voorkomen is op alle niveaus continu aandacht
nodig voor het beveiligingsbewustzijn en voor de uitvoering van de
beveiligingsmaatregelen in de organisatie. Beide punten maken dan ook
deel uit van de verbeterplannen.
12. Heeft de risicovolle praktijk in de beveiliging van militaire
objecten al geleid tot staatsgevaarlijke situaties?
Buiten de min of meer gebruikelijke veiligheidsincidenten (klad- en
knipacties, inbraken, diefstal e.d.) zijn geen incidenten bekend die
als "staatsgevaarlijk" kunnen worden betiteld.
14. Hoe moet de constatering van de Algemene Rekenkamer dat de
invulling van de functie Beveiligingsautoriteit onvoldoende gestalte
heeft gekregen, gezien worden in het licht van de aanbevelingen van de
commissie Franssen over het voeren van regie over de diverse
Defensie-onderdelen?
20. Hoe wordt de positie van de veiligheidscoördinator in de
voorgenomen gewijzigde topstructuur van Defensie?
Op basis van de genoemde constatering beveelt de Algemene Rekenkamer
aan om zodanig invulling te geven aan de functie van de
Beveiligingsautoriteit dat deze zijn beleidsbepalende,
beleidsuitdragende en toezichthoudende functie metterdaad kan
vervullen. Dit strookt met de aanbeveling uit het rapport van de
commissie Franssen om de topstructuur van Defensie zodanig te wijzigen
dat een betere aansturing van de krijgsmachtdelen wordt verkregen. In
mijn reactie is dan ook toegezegd deze aanbeveling onderdeel te maken
van de studie naar de nieuw te vormen bestuursstaf en de
herstructurering van de defensieorganisatie.
In de huidige situatie ondersteunt een Beveiligingscoördinator de
bevelhebber op het gebied van beveiliging. Bij het verdwijnen van de
bevelhebberstaven in het kader van de reorganisaties, worden de taken
van de Beveiligingscoördinator verdeeld in beleidsmatige en
beheersmatige werkzaamheden. De beheersmatige werkzaamheden worden bij
de defensieonderdelen belegd en de beleidsmatige werkzaamheden zullen
door de Beveiligingsautoriteit in de Centrale Organisatie worden
overgenomen.
15. Van welke andere 'gewichtige belangen van de Staat' kunnen niet
gescreende derden kennisnemen en wanneer is dit probleem opgelost?
De term 'andere gewichtige belangen van de Staat' betreft de
mogelijkheid dat de Staat schade wordt toegebracht zonder dat sprake
is van schending van staatsgeheimen. In de context van het rapport van
de Algemene Rekenkamer betreft dit vooral de aanwezigheid zonder
toezicht van niet gescreende derden op militaire objecten zoals
bepaalde kantoorruimtes, opslagplaatsen, computerruimtes, e.d. Dit
probleem is opgelost wanneer de interne regelgeving terzake op een
juiste wijze wordt toegepast. Bewustwording en de juiste uitvoering
van de regelgeving is dan ook een belangrijk aandachtspunt in de
verbeterplannen.
16. Maakt het uitbrengen van onderhavig rapport extra
beveiligingsinspanningen noodzakelijk, nu bekend is hoe zorgwekkend
het met de beveiliging van militaire objecten gesteld is?
Er is een aantal voorzorgsmaatregelen genomen om te voorkomen dat de
publicatie van het rapport extra risico's zou opleveren. Ten eerste is
het rapport door de Algemene Rekenkamer in zodanige bewoordingen
gesteld dat tekortkomingen niet herleidbaar zijn tot specifieke
objecten. Dit is in de conceptfase ook beoordeeld door de Militaire
Inlichtingen en Veiligheidsdienst, die van mening was dat er geen
aanleiding was het rapport te rubriceren. Ten tweede is een grote
inspanning gepleegd om geconstateerde tekortkomingen nog vóór de
publicatiedatum op te heffen (zie het antwoord op vraag 4). Tenslotte
is kort voor de publicatie een waarschuwing gegeven dat bepaalde
personen door het rapport op het idee zouden kunnen komen om de
beveiliging van militaire objecten proefondervindelijk te gaan
"testen".
18. Wat zijn de oorzaken van het sinds maart 2003 onvervuld blijven
van de vacature Beveiligingsautoriteit?
De functie van Beveiligingsautoriteit is niet onvervuld gebleven. Tot
maart 2003 was de Beveiligingsautoriteit een nevenfunctie op
directeursniveau, vanaf maart 2003 wordt de functie waargenomen door
het hoofd van het stafbureau Beveiligingsautoriteit. Voor deze
tijdelijke oplossing is gekozen omdat de functie van
Beveiligingsautoriteit deel uitmaakt van de herinrichting van de
bestuursstaf van Defensie. Binnenkort wordt besloten waar deze functie
wordt gepositioneerd.
19. Staat het concept "integrale veiligheidszorg" een zo effectief
mogelijk beveiligingsbeleid in de weg, wanneer verschillende moeilijk
verenigbare aspecten van veiligheid tegen elkaar moeten worden
afgewogen (zoals brandveiligheid versus bewaking)?
Nee, mits het concept "integrale veiligheidszorg" juist wordt
toegepast. Ook bij de toepassing van een ander beveiligingsconcept
zullen deze "moeilijk verenigbare aspecten van veiligheid" op enig
moment tegen elkaar moeten worden afgewogen.
21. Is het hebben van een veiligheidsfunctionaris een wettelijke
verplichting?
22. Wie is verantwoordelijk voor de invulling van de functie
Veiligheidsfunctionaris?
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de beveiliging ligt bij
het lijnmanagement, te weten de commandant of het hoofd van dienst. In
het Defensie Beveiligingsbeleid en in Ministeriële Publicatie 10-10/3,
"Beveiliging van Staatsgeheimen en vitale onderdelen/objecten" wordt
een veiligheidsfunctionaris, die namens de lijnmanager is belast met
de dagelijkse zorg voor de beveiliging, aangewezen, al is dit geen
wettelijke verplichting.
23. Zijn er momenteel niet ingevulde beveiligingsfuncties? Zo ja, om
hoeveel vacatures gaat het?
28. Bent u van plan de formatie en het personeelsbeleid (invulling
vacatures) te wijzigen om zodoende ook in het weekend voldoende
beveiligingspersoneel op de been te kunnen brengen?
Het uitgangspunt bij het vaststellen van de formatieve sterkte van
bewakings- en beveiligingspersoneel is dat de beveiliging van
militaire objecten 24 uur per dag, 7 dagen per week moet worden
uitgevoerd. Er is geen reden het beleid op dit punt te veranderen.
De invulling van beveiligingsfuncties is onderdeel van de thans
lopende inventarisatie. Een voorlopige schatting is dat tussen de 6 en
10 procent van de beveiligingsfuncties op dit moment niet zijn
vervuld.
24. Waarom wordt niet in vervanging voorzien van personeel bij de
bureaus van de VF-en als mensen aan hun functie worden onttrokken door
bijvoorbeeld uitzendingen, waar dit ten koste gaat van de beveiliging
van Defensiebelangen in Nederland?
Het onttrekken van personeel aan hun functie door uitzendingen betreft
slechts in beperkte mate specifieke bewakings- en
beveiligingsfuncties, omdat de meeste functies door burgers worden
vervuld. Tevens wordt het merendeel van de functies bij de bureaus van
de veiligheidsfunctionarissen in deeltijd vervuld.
De algemene regel is dat de afwezigheid van personeel ten gevolge van
uitzendingen in beginsel intern moet worden opgevangen, zo nodig door
andere functionarissen die niet zijn uitgezonden, aan te wijzen om de
lopende zaken waar te nemen. Op deze wijze wordt de continuïteit van
de bedrijfsvoering gewaarborgd.
25. Welk bedrag besteedt Defensie aan beveiliging van objecten? Is dit
bedrag conform behoefte?
Eerder is aan de Tweede Kamer gemeld dat dit voor 2002 een bedrag van
108 miljoen betreft (TK 2003-2004, 29.200 X, nr. 8, vraag 172). Dit is
ook door de Algemene Rekenkamer in haar rapport opgenomen. Voor 2003
is het bedrag nog niet bekend, maar naar verwachting zal dit in
dezelfde orde van grootte liggen. De hoogte van dit bedrag is, zoals
alle posten op de begroting, het resultaat van een zorgvuldige
prioriteitsafweging tussen behoefte enerzijds en beschikbare
financiële middelen anderzijds.
26. Welke opleidingseisen worden aan de beveiligingsbeambten gesteld?
29. Hoeveel procent van de beveiligingsbeambten voldoet aan de
opleidingseisen?
Beveiligingsbeambten zijn minimaal in het bezit van het vakdiploma
Beveiligingsmedewerker A of hebben een vergelijkbare opleiding
gevolgd, al dan niet binnen Defensie. Daarnaast dient een aantal
voorgeschreven basisvaardigheden te worden onderhouden.
Beveiligingspersoneel dat niet aantoonbaar aan deze eisen voldoet, mag
niet voor beveiligingstaken worden ingezet. Dit betreft naast het
personeel in opleiding, momenteel alleen enkele langdurig zieken.
30. Zijn de verschillende soorten van gebreken in de beveiliging van
militaire objecten geconcentreerd op enkele onderdelen of komen de
tekortkomingen verspreid over alle onderzochte onderdelen voor?
Wat betreft de invulling van de beveiligingsorganisatie loopt de
inventarisatie nog, maar voorshands lijken er op dit punt weinig
verschillen tussen de defensieonderdelen te bestaan (zie ook het
antwoord op vraag 23). Ook wat betreft de uitvoering van
beveiligingsmaatregelen is de inventarisatie nog niet afgerond, maar
de tekortkomingen die de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd
kwamen beduidend minder voor bij de Koninklijke luchtmacht en de
Centrale organisatie. Wat tenslotte de personele beveiliging betreft,
voldoet alleen de Koninklijke luchtmacht op dit moment volledig aan de
Wet veiligheidsonderzoeken.
31. Wilt u de kamer een overzicht geven van de screeningsitems in het
kader van het veiligheidsonderzoek voor de diverse militaire functies?
Conform art. 7 van de Wet veiligheidsonderzoeken wordt bij een
veiligheidsonderzoek gelet op:
* de justitiële inlichtingen die ten behoeve van het
veiligheidsonderzoek zijn verkregen conform de betreffende
beleidsregeling (bekendgemaakt in Staatscourant 23 mei 1997, nr
95);
* deelneming of steunverlening aan activiteiten die de veiligheid of
andere gewichtige belangen van de staat kunnen schaden;
* lidmaatschap van of steunverlening aan organisaties die doeleinden
nastreven, dan wel ter verwezenlijking van hun doeleinden middelen
hanteren, die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij
een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische
rechtsorde;
* overige persoonlijke gedragingen of omstandigheden, naar
aanleiding waarvan betwijfeld mag worden of de betrokkene de uit
de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten onder alle
omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen.
Vertrouwensfuncties worden, met uitzondering van personeel van de
Koninklijke marechaussee waarvoor een andere indeling geldt, qua
zwaarte onderscheiden in A-, B- of C-functies. De
veiligheidsonderzoeken in de diverse categorieën verschillen vooral
qua diepgang. Onderzoeken voor A-functies - de zwaarste categorie -
zijn het meest intensief.
Nieuws
Ministerie van Defensie