van 10 maart jl
Brief inzake AO Afrika van 10 maart jl
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Sub-Sahara Afrika
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
16 maart 2004
Behandeld
F.C. Haver Droeze
Kenmerk
DAF/207/04
Telefoon
31+ (0)70 3486679
Blad
2/1
Fax
31+ (0)70 3484258
Bijlage(n)
2
fc.haver-droeze@minbuza.nl
Betreft
Verzoek inzake AO Afrika van 10 maart
Ten behoeve van het voortgezette AO Afrika van a.s. donderdag bied ik
u hierbij graag de beantwoording aan op vragen van de leden van de
vaste commissie voor Buitenlandse Zaken die tijdens de eerste termijn
van het AO Afrika op 10 maart jl. door tijdgebrek niet beantwoord
konden worden.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Stand van zaken WTO en Afrika
In bijzonder de EU en de VS sturen aan op hervatting van de
WTO-onderhandelingen in 2004. De Afrikaanse landen pleiten voor meer
Special and Differential Treatment, dat wil zeggen minder
verplichtingen voor Afrikaanse landen zelf, meer beleidsruimte bij
toepassing van de nieuwe spelregels en bindende verplichtingen voor
ontwikkelde landen op terreinen zoals technische assistentie.
In het bijzonder zijn de volgende punten essentieel voor Afrikaanse
landen:
1) evenwichtige regels die rekening houden met beperkte
implementatiecapaciteit en die arme landen voldoende beleidsruimte
bieden;
2) verbeterde markttoegang, waarbij bestaande preferenties voor de
belangrijke exportproducten niet worden uitgehold en exportposities
niet worden ondermijnd door exportsubsidies en binnenlandse steun van
OESO landen. In dit kader zijn de landbouwonderhandelingen, in het
bijzonder het katoendossier essentieel; en
3) technische assistentie gericht op opbouw van duurzame
onderhandelingscapaciteit en handelscapaciteit.
Nederland heeft in de afgelopen maanden zich sterk gemaakt voor
substantiële en versnelde vermindering van handelsverstorende interne
steun en exportsteun ten aanzien van katoen. Dit werd in de eerste
plaats gestimuleerd door steun aan de handelscapaciteit van de vier
meest betrokken West-Afrikaanse landen in het kader van de
WTO-onderhandelingen. Mede hierdoor kwam katoen hoog op de agenda te
staan in Cancún.
Daarnaast werd ingezet op een krachtige positie binnen de EU op basis
van de brief Veerman die de Kamer in december 2003 werd toegestuurd en
waarin gepleit werd voor volledige ontkoppeling van productie en
inkomen. De inspanningen zijn thans er op gericht om zoveel mogelijk
voorstanders te vinden voor vergaande hervormingen, waaronder katoen,
van het EU landbouwbeleid.
Mede door de prominente positie die het katoen-dossier in het kader
van de Doha ronde heeft gekregen, werd onlangs door de Europese
Commissie voorgesteld om een partnerschap aan te gaan met Afrika op
het gebied van katoen. Dit partnerschap omvat zowel
handelsgerelateerde technische assistentie en steun voor hervormingen
in de katoensector als verbeterde markttoegang, eliminatie van alle
vormen van exportsteun, opvang van prijsfluctuaties in het kader van
de EPA-onderhandelingen en vermindering van de handelsverstorende,
interne steun in de EU, echter niet hoger dan de reeds voorgestelde
60% ontkoppeling van aan de productie gekoppelde inkomenssteun. Het
voorstel is over het algemeen positief ontvangen en kan in de toekomst
ook voor andere belangrijke Afrikaanse exportproducten als voorbeeld
van evenwichtige samenwerking tussen de EU en Afrika dienen.
Nederland stelt zich ook bilateraal als een pro-actieve en
constructieve partner op. Hierbij richt de inspanning zich primair op
het stimuleren van de hervatting van de Doha-ronde. Onderdeel van deze
aanpak is om meer te investeren in de bilaterale dialoog en rekening
te houden met de prioriteiten van met name Afrikaanse
ontwikkelingslanden, dit in aanvulling op de onderhandelingsrol van de
Commissie. In dit kader vindt momenteel een hoog ambtelijk bezoek
plaats van de Directeur Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen
van het Ministerie van Economische Zaken en de Directeur Generaal
Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
aan de EAC-landen. Tijdens deze missie zal expliciet worden gekeken
naar de mogelijkheden voor het uitbouwen van de bilaterale relaties op
integrale wijze, dat wil zeggen handel, investeringen en hulp in
onderlinge samenhang. Hiertoe behoren ook eventuele gezamenlijke
handels- en investeringsmissies. In het kader van het komende
EU-voorzitterschap zal Nederland eveneens veel aandacht geven aan de
rol en belangen van Afrika in de Doha-ronde. Daarbij zal het eigen
postennetwerk actief worden ingeschakeld.
Nederland draagt ook bij aan talrijke activiteiten op het gebied van
multilaterale handelsgerelateerde technische assistentie, zoals het
WTO Technical Assistance Programme 2004 en het Joint Integrated
Technical Assistance Programme, dat een samenwerkingsverband is van
WTO, UNCTAD en het International Trade Centre. De EAC-landen nemen ook
deel aan beide programmas. In het kader van voornoemde missie van de
DGs wordt op dit moment bezien hoe de onderhandelingscapaciteit van de
EAC-landen versterkt kan worden en hoe het regionale integratieproces
kan worden bevorderd. Daarnaast staat voor de Afrikaanse MOLs het
Integrated Framework centraal waarbij door de posten in de regio wordt
toegezien op adequate vertaling van het nationale handelsbeleid in de
PRSPs.
De rol van het IMF en de Wereldbank t.a.v. privatisering Top
Zowel het IMF als de Wereldbank is in de afgelopen periode regelmatig
nauw betrokken geweest bij de privatisering van staatsbedrijven in
Afrika. De rol van de twee instellingen verschilt daarbij aanzienlijk.
Het IMF houdt zich slechts bezig met privatisering indien een directe
relatie bestaat met de macro-economische stabiliteit, bijvoorbeeld
indien een staatsbedrijf een onhoudbaar begrotingstekort veroorzaakt.
Afspraken over de uitvoering en begeleiding van privatisering vallen
echter onder de verantwoordelijkheid van de Wereldbank aangezien het
Fonds geen mandaat of expertise heeft op dit terrein.
Het is zaak de inzet van beide instellingen ten aanzien van het
privatiseringsproces in Afrika kritisch te volgen. Bij de resultaten
van privatisering in Afrika in het verleden zijn immers de nodige
vraagtekens te plaatsen en een dogmatische benadering is zeker niet op
zijn plaats. In de specifieke Afrikaanse situatie is lang niet altijd
voldaan aan de basisvoorwaarden voor een succesvolle privatisering.
Voorop staat echter dat slecht functionerende publieke nutsbedrijven
en andere staatsbedrijven in ontwikkelingslanden dienen te worden
hervormd. Deze bedrijven zijn vaak een belemmerende factor in de
bestrijding van armoede omdat zij tekortschieten in het leveren van
belangrijke diensten en tegelijk een onhoudbaar beslag leggen op
begrotingsmiddelen waar ze niet rendabel worden geëxploiteerd.
Privatisering van deze bedrijven is daarbij een optie, maar zeker niet
de enige oplossing. Bij onvoldoende regulering, concurrentie en lokaal
ondernemerschap kan privatisering leiden tot ongewenste private
monopolies. Het is dus zaak het hervormingsproces goed te begeleiden
en af te stemmen op de lokale Afrikaanse omstandigheden. De Wereldbank
kan hierbij in principe een belangrijke rol spelen op grond van haar
kennis en ervaring.
De Bank heeft beleid geformuleerd voor de ontwikkeling van de private
sector, waarin overigens niet expliciet wordt gepleit voor
privatisering van nutsbedrijven. De Bank kent tevens operationeel
beleid voor de versterking van o.a. de watersector en
elektriciteitsector. Dit beleid heeft als uitgangspunt dat
hervormingen gebaseerd dienen te zijn op een sectorale lange termijn
visie, waarbij duidelijke beleidskaders en juridische regulering
aanwezig moeten zijn ter voorkoming van negatieve sociale gevolgen,
milieudegradatie en prijsmonopolies. Tevens dient parallel aandacht te
worden besteed aan capaciteitsopbouw, vooral in de toezichthoudende
instanties, om zorg te dragen voor daadwerkelijk uitvoering van de
beleidskaders en regulering.
Het Operations Evaluation Department (OED) van de Bank toonde zich in
een recente evaluatie positief over de versterkte betrokkenheid van de
private sector in nutsvoorziening. Deze betrokkenheid heeft geleid tot
een verhoogde dekking en betere kwaliteit. De effecten van de
betrokkenheid van de private sector moeten volgens het OED echter
realistisch worden bezien en zijn geen panacee voor de vaak grote
problemen die deze sectoren kennen. De belangrijkste aanbeveling is
dat de uitvoerende instanties betere prikkels moeten krijgen om de
armen te bedienen. Zowel private als publieke aanbieders dienen te
worden afgerekend op het succesvol verbeteren van hun service aan de
armen.
Ik ondersteun in grote lijnen deze aanbevelingen van OED en zal de
Bank nauwgezet blijven volgen in de uitvoering hiervan.
Privatisering van de watersector in Ghana Top
Vanaf 1996 zijn de Ghanese autoriteiten en de Wereldbank in discussie
over privatisering van de stedelijke watervoorziening. In eerste
instantie ging de Wereldbank uit van privatisering via een
internationale tender waarbij de private sector circa 50% van de
benodigde USD 1 miljard zou investeren. Deze verwachting bleek veel te
optimistisch. Het bedrijfsleven achtte de risicos te groot. Vervolgens
werd besloten alleen het management van het drinkwaterbedrijf uit te
besteden.
De investeringskosten zullen door de donoren en de overheid moeten
worden gedragen. Bij deze operatie is gekozen voor een centralistische
aanpak waarbij de 70 à 80 urbane systemen onder één dak worden
gebracht. Dit maakt het mogelijk om winst die in de rijkere gebieden
rond Accra wordt gerealiseerd te herverdelen over de armere stedelijke
gebieden elders in het land. Op dit moment lijkt het er op dat de
aanbesteding onder de nieuwe opzet dit jaar wordt afgerond.
Nederland is de grootste donor in Ghana bij de rehabilitatie van
infrastructuur in de urbane watersector via het ORET programma. Op dit
moment worden er programmas uitgevoerd in Accra en Sekondi-Takoradi.
In het verleden is met Nederlandse steun het watersysteem van Winneba
vernieuwd. Voorts bevindt zich een aantal grote projecten in de
pijplijn zoals Cape Coast, Tamale, Kwanyaku en Baifikrom. In de
discussie rond het privatiseringsproces heeft Nederland vanwege zijn
prominente rol een belangrijk aandeel gehad. Daarbij ging het om
punten als de betaalbaarheid van water voor de bevolking en anderzijds
het opzetten van een financieel en institutioneel duurzaam systeem. De
huidige opzet biedt hiertoe voldoende vertrouwen.
HIV/AIDS Programma in Ethiopië Top
Zoals ik ook tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken 2004
op 16 december 2003 en bij de bespreking van de notitie AEV op17
november 2003 heb meegedeeld, is het besluit om het Ethiopian
Netherlands Aids Research Africa Project (ENARP) stop te zetten tot
stand gekomen na een zorgvuldig proces van evaluatie, uitgevoerd in
samenwerking met de Ethiopische autoriteiten. De evaluatie heeft
geconstateerd dat ENARP een aantal belangrijke wetenschappelijke
publicaties heeft opgeleverd. Tevens is een aantal jonge Ethiopische
wetenschappers opgeleid. Maar ook is geconstateerd dat een aantal
knelpunten is blijven bestaan in de samenwerking met het Ethiopian
Health and Nutrition Research Institute. Tevens heeft de evaluatie
moeten vaststellen dat ENARP in toenemende mate in een isolement is
terechtgekomen en onvoldoende heeft ingespeeld op de HIV/AIDS epidemie
in Ethiopië.
Met de Nederlandse en Ethiopische counterparts van ENARP is
overeengekomen de projectduur tot eind 2003 te laten lopen om een exit
strategie in te bouwen. Daarnaast is aan de counterpart organisatie
Ethiopian Health and Nutrition Research Institute (EHNRI) en het
Ministerie van Gezondheid in Ethiopië steun aangeboden voor een
additionele consolidatie en transitieperiode van anderhalf jaar om
het onderzoeksinstituut institutioneel te versterken en meer te
richten op volksgezondheid.
Nederlandse rol bij patentverlening en pharmaceutische industrie Top
De vraag naar goedkope AIDS-remmers en medicijnen tegen andere ziektes
zoals malaria in ontwikkelingslanden is zeer hoog, terwijl het aanbod
onvoldoende is en er niet genoeg concurrentie is.
Kort voor de ministeriële vergadering van de WTO in Cancún in
september 2003 werd overeenstemming bereikt over een systeem van
dwanglicenties dat import van (generieke) medicijnen mogelijk maakt
voor WTO leden met onvoldoende of geen productiecapaciteit van deze
medicijnen. Het besluit van de WTO over goedkope medicijnen voor
ontwikkelingslanden dient zo spoedig mogelijk te worden
geïmplementeerd in nationale regelgeving van de EU-lidstaten en de EU
zelf. Nederland dringt hierop aan binnen de EU en heeft al
aangekondigd beleidsregels voor te bereiden.
Nederland is actief met de vertaling van het betreffende WTO besluit
van eind augustus 2003 met als doel de leverantie van goedkope
medicijnen naar arme ontwikkelingslanden waaronder Afrika. Het
Ministerie van Economische Zaken werkt momenteel aan beleidsregels die
de export van geoctrooieerde medicijnen met een dwanglicentie door
generieke producenten mogelijk moet maken.
Daarnaast wordt in het kader van de hulpprogrammas gewerkt aan de
ontwikkeling van de productiecapaciteit in Afrika zelf, waarbij met
name landen als Kenia en Zuid-Afrika trekker zijn.
Migratie en Brain Drain Top
Brain drain is voor Afrikaanse landen een zeer groot probleem. Onder
andere de gezondheidssector staat onder zware druk. Oplossingen zijn
niet eenvoudig, omdat mensen niet binnen hun landsgrenzen opgesloten
kunnen worden. Volgens de Zuid- Afrikaanse grondwet bijvoorbeeld zijn
burgers vrij het land te verlaten.
De enige werkelijke oplossing is het verbeteren van de
werkomstandigheden, waaronder verbetering van het carrièreperspectief
en verhoging van de lonen. In Zambia steunt Nederland het programma
waarin hogere lonen verstrekt worden aan artsen. In Ghana financiert
Nederland samen met andere donoren het Human Resource Development
Programme van het Ministerie van Gezondheid door het
carrièreperspectief van werkers in de gezondheidssector te verbeteren.
In het kader van het verbeteren van het carrièreperspectief krijgen
artsen de kans in Nederland cursussen te volgen om kennis en
vaardigheden te vergroten. De eerste resultaten in Zambia zijn
gunstig, maar niet afdoend. De krappe arbeidsmarkt in de EU blijft
aantrekken. In Ghana gaat het programma net van start.
Met compensatie van gederfde opleidingskosten is internationaal
ervaring opgedaan. De bevindingen zijn niet onverdeeld gunstig. In
algemene zin doen zich vragen voor wie voor welke opleiding dient te
betalen. Bovendien kampen de armste landen met een groot tekort aan
capaciteit om steeds weer nieuwe mensen op te leiden. De Aids-epidemie
maakt deze schaarste aan capaciteit extra nijpend.
De mogelijkheid om brain drain om te zetten in brain gain/brain
circulation wordt samen met het VK in een pilot-programma in de
Ghanese gezondheidssector onderzocht.
In beide notities die u binnenkort toekomen -de notitie migratie en
ontwikkeling en het Aids-aanvalsplan zal nader ingegaan worden op deze
capaciteitsvraagstukken in Afrika.
Rol van religie Top
Religie speelt in Afrika een belangrijke rol, zowel bij zingeving van
het leven als vormgeving van gemeenschappen. Daarmee presenteert
religie zich nadrukkelijk en levendig in de Afrikaanse samenleving.
Zowel de islam als het christendom groeien sterk, maar ook
traditionele en syncretistische religies blijken veerkrachtig.
Positieve aspecten van religie zijn uitzicht en hoop, die door de
religie aan personen en gemeenschappen wordt geboden, aan de eisen van
recht en bescherming die religies stellen aan leiders, aan troost bij
ziekte en dood, aan verzoening na conflicten en aan de stimulans om
vruchten van gewas en arbeid na te streven en te verbeteren voor gezin
en broederschap. Negatieve aspecten kunnen optreden wanneer religies
hun boodschap uitdragen in termen van berusting, van wraak en
ongelijke behandeling of rechtvaardiging van het heersen van de ene
groep of het ene geslacht over de andere, van afgunst op succes en de
verwording tot bijgeloof wanneer 'zwarte magie' wordt toegepast.
De Regering heeft op 30 januari 2004 advies gevraagd aan de Adviesraad
Internationale Vraagstukken (AIV) over de invloed van culturele en
religieuze factoren op ontwikkelingsprocessen. Hierover werd uw Kamer
ingelicht. De adviesaanvraag is niet tot Afrika beperkt, maar het
advies zal ook voor de relatie tot Afrika (ten zuiden van de Sahara)
van grote waarde zijn. Vernomen is dat de AIV dit advies in de tweede
helft van 2004 ter hand zal nemen.
De landbouwsector in het beleid Top
Ontwikkeling van de landbouw in Afrika vormt de kern van een beleid
gericht op pro poor growth. In dat kader wordt in de Afrika-notitie
dan ook veel aandacht besteed aan verhoging van de productie door
boeren in Afrika. De hongersnood die helaas in sommige delen van
Afrika nog regelmatig voorkomt is een symptoom van dezelfde
onderliggende problemen van conflict en slecht bestuur die in het
nieuwe Afrika-beleid centraal staan. Voedselveiligheid vereist een
structurele aanpak.
Waar in de notitie wordt gesproken over het scheppen van een enabling
environment voor de private sector gaat dat in belangrijke mate over
de landbouwsector. Landbouw is allerminst van de agenda verdwenen.
Binnen het kader van het bilaterale beleid is particuliere sector
ontwikkeling een prioritair doorsnijdend thema gebleven dat in alle
partnerlanden in Afrika zal worden opgepakt. In dat kader wordt
aandacht besteed aan onder andere verhoging van productkwaliteit,
veiligstellen van land- en waterrechten en het verbreiden van duurzame
landbouwmethoden. Van groot belang voor de Afrikaanse landbouw is
natuurlijk ook het landbouwbeleid van de rijke landen. In het kader
van een op coherentie gericht beleid wordt door Nederland consequent
benadrukt dat daarbij rekening gehouden dient te worden met de
effecten voor de Afrikaanse boeren.
Reactie op Artikel in Trouw over Mali Top
De goed bestuursrapportages over Mali zijn kritisch, maar zij tonen
niettemin een stijgende lijn. Ze leveren voldoende aanknopingspunten
voor Nederland om met Mali samen te werken.
Het democratiseringsproces is sinds de verkiezingen van 1997
versterkt. De verkiezingen in 2002 zijn rustig, vrij en transparant
verlopen. De uitslagen zijn door alle partijen geaccepteerd.
Herziening van de wetgeving en staatkundige hervorming is ingezet.
De mensenrechtensituatie is de laatste tijd verbeterd en wordt met
aanpassingen in de wetgeving verder verbeterd. Er vindt geen repressie
door ordehandhavers plaats.
Het lukt nog niet om het functioneren van de rechtsstaat over het hele
grondgebied te garanderen, wel is een groot programma voor hervorming
van de justitiële sector opgezet (personeel en infrastructuur).
Kleine corruptie blijft nog zeer verweven in de Malinese samenleving.
Grote corruptie, met name in de overheidsorganen, is echter sterk
verminderd door onder andere een beter beheer van publieke middelen,
eisen van transparantie en verantwoording van de zijde van donoren,
justitieel ingrijpen in corruptiegevallen etc. De vrije pers stelt
corruptie herhaaldelijk aan de kaak.
Decentralisatieprocessen zijn ingezet, maar lopen nog niet overal
goed. Alle decentrale organen zijn operationeel en er vinden
verkiezingen voor plaats. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft
een grote campagne voor civic education opgezet, gericht op
uitbreiding van de politieke participatie van de bevolking.
Mali blijft laag op de ontwikkelingslijsten staan, maar toch zijn er
geleidelijk verbeteringen te constateren. Het nationaal product per
capita groeide tussen 1990 en 2001 gemiddeld met 1,6 procent per jaar
(Bron: UNDP Human Development Report 2003, blz. 281). Sociale
indicator statistieken van UNDP wijzen eveneens op (bescheiden)
sociale vooruitgang. Ongetwijfeld is dit mede mogelijk gemaakt door de
gezamenlijke donorinspanningen.
Er bestaan verschillende evaluaties met betrekking tot de hulp aan
Mali:
1994: IOB-evaluatie over de totale Nederlandse
ontwikkelingsinspanningen over de periode 1980 tot en met 1992 (samen
met India en Tanzania).
2000: IOB-evaluatie over de invoering van de programmatische
benadering en
de normale (reguliere) project- en programma-evaluaties.
Nu het land een zelf ontwikkelde strategie voor armoedebestrijding
heeft - een Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP) - zal het in de
toekomst gemakkelijker worden om de totale impact van overheidsbeleid
en gezamenlijke donorinspanningen structureel te volgen en te
evalueren.
Het gevoerde beleid van partnerlanden wordt ook ieder jaar getoetst
aan de hand van track records. Hierin wordt ook de visie van de
multilaterale organisaties meegewogen en wordt een aantal zaken
kritisch tegen het licht gehouden, zoals het macro-economisch beleid,
de ruimte voor beleidsdialoog, het structurele hervormingsbeleid, de
transparantie, effectiviteit van bestuur en armoedebestrijding.
De effectiviteit van het programma in Mali werd door de IOB-evaluatie
uit 1994 als tamelijk groot bestempeld. De beste en meest duurzame
resultaten werden behaald door ondersteuning van programma´s die
leidden tot productieverhoging in de landbouw en verbetering van de
inkomens van kleine boeren (bijv. het Office du Niger project).
Daarmee is Mali een van de weinige Sahellanden waar voedselveiligheid
is toegenomen.
De aanbevelingen van de evaluatie zijn indertijd opgevolgd. Deze
behelsden onder meer activiteiten die gebaseerd zijn op Malinese
beleidsprioriteiten, waarbij de hulp, onder beperkte conditionaliteit,
gepaard moet gaan met ondersteuning van de Malinese institutionele
capaciteit.
Bij de herziening van de landenlijst vorig jaar is ook Mali opnieuw
beoordeeld. Afgezien van het feit dat Mali hoog scoorde op de
onderdelen armoede en behoefte aan hulp telden ook de verbeterde
prestaties op financieel-economisch terrein, het tamelijk positieve
sociale beleid en de beleidsplannen gericht op verdergaande
structurele economische verbeteringen mee bij het besluit de
samenwerking voort te zetten.
Zoals gezegd presteert Mali op het gebied van bestuur redelijk. Hoewel
er zorgen zijn ten aanzien van de parlementaire controle, de
transparantie in het beheer van overheidsmiddelen en corruptie. De
regering heeft verbetering van de capaciteit van de overheid en
corruptiebestrijding tot prioriteiten verheven.
Mali is een van de weinige stabiele landen van West-Afrika en
onderhoudt goede relatie met de landen in de regio. Het behoort met
Burkina Faso en Benin tot de slachtoffers van de katoensubsidies van
de rijke landen, een dossier waarop Nederland hoog inzet in het
streven naar beleidscoherentie.
Het kritisch oordeel over het openbaar bestuur in Mali heeft geleid
tot aanscherping van de eisen op het gebied van financieel beheer en
tot ondersteuning van het Malinese bestuur op dit punt. Bovendien
heeft Nederland op politiek niveau systematisch aandacht gevraagd
voor aspecten van goed bestuur, zowel in de bilaterale relatie als
vanuit de Europese samenwerking.
De rol van de lokale overheid Top
De Afrika notitie maakt duidelijk onderscheid tussen de niveaus waarop
de Nederlandse inspanningen zijn gericht, waaronder de inzet op de
versterking van democratische instituties, gebaseerd op een inclusief
politiek bestel en adequate vormen van machtsdeling. De diversificatie
van vormen van machtsdeling op verschillende niveaus en via adequate
overdracht van bevoegdheden en middelen naar lokale overheden wordt
nogal eens gehinderd door het typische Afrikaanse patronage systeem.
Dit resulteert in politieke en economische uitsluiting van groepen,
hetgeen op zijn beurt heeft geleid tot structurele achterstanden.
Desondanks tekenen vorderingen zich geleidelijk af, mede door de
specifieke aandacht voor decentralisatie processen in de bilaterale
samenwerking via het sectoraal beleid. Binnen de sectoren waar
Nederland actief is worden maatregelen gefinancierd die het
decentralisatieproces bevorderen, zoals goed bestuur, maar ook met
betrekking tot milieu en water. Daarnaast houdt de Nederlandse
ontwikkelingsorganisatie SNV zich al geruime tijd bezig met
capaciteitsopbouw van de lokale overheid in talrijke
ontwikkelingslanden.
Het genderbeleid Top
De 'sterke mensen' in de titel van de Afrika notitie "Sterke Mensen -
Zwakke Staten" duidt ook op de kracht van de sterke vrouw in
Sub-Sahara Afrika. Op diverse plaatsen in de notitie wordt aandacht
besteedt aan gender aspecten. Bovendien laat deze notitie het
bestaande beleid onverlet. Het genderbeleid volgt nog steeds de twee
sporen van gendermainstreaming, naast specifieke activiteiten gericht
op empowerment van vrouwen. Tevens verwijs ik naar de vijf prioritaire
thema's in "Aan Elkaar Verplicht" die direct gericht zijn op
positieverbetering van vrouwen, te weten: onderwijs, reproductieve
gezondheid, HIV/AIDS, milieu en water. De keuze voor deze thema's heb
ik mede gebaseerd op de positieve effecten die een intensieve inzet
kan hebben op gendergelijkheid.
Rol EU bij Grote Meren conferentie Top
De EU onderkent dat het onmogelijk zal blijken de crisis in Centraal
Afrika op te lossen indien geen lange termijnoplossingen worden
gekoppeld aan de inspanningen om de conflicten tot een eind te brengen
en de overgang naar vrede en stabiliteit in de regio te
bewerkstelligen. Alleen een regionale aanpak kan in de ogen van de EU
een oplossing brengen. De EU maakt zich dan ook al langere tijd sterk
voor het houden van een Conferentie voor Vrede, Stabiliteit en
Ontwikkeling in de Grote Meren Regio die onder auspiciën van VN en AU
wordt georganiseerd. Voor de organisatie ervan heeft SGVN Kofi Annan
een Speciale Vertegenwoordiger benoemd, Ibrahima Fall. Deze
Conferentie zal zich concentreren op vier themas die bepalend zijn
voor de toekomst van de regio:
- Vrede en veiligheid;
- Goed bestuur, democratie en mensenrechten;
- Ontwikkeling en economische integratie;
- Sociale en humanitaire zaken
De EU heeft in talrijke contacten met de leiders in de regio onder
meer via haar Speciale Vertegenwoordiger voor de Grote Merenregio,
Aldo Ajello - geholpen de weg te banen om de Conferentie mogelijk te
maken, en zal zich in dezelfde mate blijven inzetten. Hierbij wordt
het belang van concrete resultaten benadrukt op het gebied van goed
bestuur, grondstoffen- en wapenhandel en regionale migratie, alle van
fundamenteel belang om stabiliteit in de regio te brengen.
Speciaal Vertegenwoordiger Fall weet zich gesteund door de Group of
Friends of the Conference (GoF) waarin alle EG-lidstaten en de
Europese Commissie zitting hebben, en waarvan Canada en Nederland de
covoorzitters zijn. Hoofddoelstelling van de GoF is het mobiliseren
van internationale steun voor de Conferentie, waartoe een trustfund is
ingesteld. De Board of Trustees van de GoF kwam op 12 maart jl. in
Nederland bijeen. In de Board of trustees hebben zowel de SVEU Ajello
als de Europese Commissie zitting. De EU (Commissie en lidstaten)
ondersteunen de conferentie politiek, technisch en financieel.
Overigens wordt de conferentie ook gesteund door een binnen de OESO
gestarte activiteit waarin Nederland een voortrekkersrol speelt: het
International Initiative for Central Africa (INICA). Dit initiatief is
er op gericht regionale samenwerking in Centraal Afrika te bevorderen
door informeel overleg binnen de regio te bevorderen.
De rol van de EU t.a.v. de oorlogseconomie Top
Eensgezinde actie van de EU ter voorkoming van illegale handel in
grondstoffen en wapens in de regio van de Grote Meren is van groot
belang. De EU heeft zich dan ook unaniem geschaard achter Franse
voorstellen om de VN Veiligheidsraad een monitoringmechanisme te doen
instellen voor de handel in wapens in de oostelijke DRC. Dit voorstel
is inmiddels aangenomen. MONUC zal bij de monitoring een belangrijke
rol spelen. De Nederlandse regering tracht EU-steun verder te
mobiliseren voor verschillende initiatieven op het gebied van
verantwoorde exploitatie van grondstoffen en het tegengaan van
illegale handel. Doel hierbij is te komen tot afspraken over
verantwoord beheer van grondstoffen en versterking van de lokale en
regionale capaciteit voor monitoring van grondstoffen in de Grote
Meren regio.
Tevens voert Nederland met een aantal donoren grondstoffenoverleg,
specifiek gericht op de Grote Meren.
Vredesproces Burundi Top
In belangrijke delen van Burundi is sedert het vredesakkoord op 16
november 2003 van de regering met de grootste rebellenbeweging, de
CNDD/FDD, de rust in belangrijke mate teruggekeerd. De terugkeer op
grote schaal van vluchtelingen uit Tanzania is een tastbaar resultaat
hiervan. In sommige provincies, en in het bijzonder in Bujumbura
rural, gaat het geweld evenwel in alle hevigheid door, gevoed door een
regeringsoffensief tegen de laatste nog strijdende rebellenbeweging:
de FNL. Betrekking van de FNL bij een alomvattend vredesakkoord is
essentieel wil Burundi definitief een streep kunnen zetten onder een
lange periode van geweld en rechteloosheid en het verleden de rug toe
kunnen keren. De FNL aan boord halen bleek tot heden niet mogelijk in
het kader van het z.g. Regionaal Initiatief (Tanzania, Zuid Afrika en
Uganda) dat tracht een oplossing van het Burundi-conflict te bereiken.
Ook andere internationale pogingen om de FNL bij het vredesproces te
betrekken, liepen spaak. In januari 2004 zijn de president van Burundi
Domitien Ndayizeye en de FNL evenwel in Oisterwijk bijeen geweest.
Deze tweedaagse bijeenkomst, door Nederland ondersteund, heeft
geresulteerd in een gezamenlijk communiqué dat algemeen als een eerste
doorbraak in de patstelling tussen regering en FNL wordt gezien
(communiqué in bijlage). Nederland is thans doende de weg te helpen
banen voor een tweede onderhandelingsronde, waarvoor de
voorbereidingen in een cruciale fase verkeren. Dit gebeurt in nauw
overleg met het Regionaal Initiatief.
Situatie in Rwanda Top
Op 7 april vindt in Rwanda de herdenking plaats van de volkerenmoord
die dan precies tien jaar geleden plaats heeft gevonden. Recent heeft
het dagblad Le Monde gepubliceerd dat een Frans politieonderzoek de
huidige president van Rwanda, Paul Kagame, als opdrachtgever aanwijst
voor het neerhalen op 6 april 1994 van het vliegtuig waarin de
presidenten van Rwanda en Burundi reisden. De dood van de Rwandese
president Habyarimana was de vonk in de lont die de genocide teweeg
bracht. Het rapport is opgesteld op verzoek van de Franse
onderzoeksrechter Bruguière die onderzoek verricht naar de
omstandigheden van de dood van de Franse bemanning van het toestel.
Het is thans aan de Franse rechtelijke macht te bepalen welke verdere
behandeling aan de zaak wordt gegeven. Het is van belang de
onafhankelijkheid van de rechtelijke macht te respecteren en niet
vooruit te lopen op hun uiteindelijk oordeel.
In de aanloop naar de herdenking van de genocide heeft Rwanda besloten
80.000 gevangenen vrij te laten tegen wie geen (voldoende) bewijslast
was vergaard. Verdere recente positieve ontwikkelingen zijn:
- de langverwachte aankondiging van het bezoek van de minister van
Buitenlandse Zaken van de DRC, Ghonda, aan Kigali dat thans in de
tweede helft van maart gepland staat. Dit is een tegenbezoek voor een
eerder bezoek van zijn Rwandese collega, Murigande, aan Kinshasa;
- de benoeming door Kigali van een ambassadeur in Kinshasa;
- de actieve medewerking door Rwanda aan de organisatie van de Grote
Merenconferentie.
Communiqué final de la rencontre entre
Son Excellence Monsieur Domitien Ndayizeye,
Président de la République du Burundi
et
le Palipehutu FNL
Oisterwijk, Pays Bas, 18 21 janvier 2004.
Du 18 au 21 janvier 2004, à Oisterwijk aux Pays-Bas se sont déroulées
des discussions entre Son Excellence Monsieur Domitien Ndayizeye,
Président de la République du Burundi et une délégation du Palipehutu
FNL conduite par Monsieur Ibrahim Ntakirutimana.
La rencontre dOisterwijk est une manifestation éloquente des deux
parties de trouver des voies et moyens devant conduire à la suspension
des hostilités et à la poursuite de la recherche dune paix durable et
inclusive.
La bonne volonté manifestée par les parties permettra de mettre fin à
un conflit qui a constitué un long calvaire pour la population civile,
et ainsi donner davantage de chance à la paix permanente, à la
réconciliation nationale, à la reconstruction et au développement du
pays.
Au terme de cette rencontre, les deux parties se sont mises daccord
sur les points suivants :
· Mise en place dune Commission Internationale dEnquête sur la
mort du Nonce apostolique, sans toutefois faire obstacle à lenquête
nationale.
· Nécessité darrêter la violence sur le terrain afin de
construire un climat de confiance favorable au dialogue.
· Souhait des deux parties de voir cesser les affrontements
meurtriers entre le Palipehutu FNL et le CNDD/FDD.
· Se retrouver sans tarder pour discuter et échanger sur les
questions en rapport avec le processus de paix au Burundi.
Les Pays-Bas se déclarent disposés à assister les parties pour la
poursuite des discussions et pour le suivi des points daccord entre
les deux parties.
Les deux parties se sont félicitées de laccueil qui leur a été réservé
par le Gouvernement des Pays-Bas et remercient la facilitation pour
avoir rendu possible cette rencontre, plus particulièrement Madame
Agnes van Ardenne - van der Hoeven, Ministre pour la Coopération du
Royaume des Pays-Bas, pour son implication dans une démarche qui doit
conduire à la conclusion dun accord global de cessez-le-feu et dentrée
dans les institutions entre le Gouvernement du Burundi et le
Palipehutu FNL.
Fait le 21 janvier 2004 à Oisterwijk par:
Son Excellence Monsieur Domitien Ndayizeye
Président de la République du Burundi
Chef de délégation du Palipehutu FNL
Monsieur Ibrahim Ntakirutimana
Ministerie van Buitenlandse Zaken