Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO5634 Zaaknr: 00954/03
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 16-03-2004
Datum publicatie: 16-03-2004
Soort zaak: straf -
Soort procedure: cassatie
16 maart 2004
Strafkamer
nr. 00954/03
EW/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te
's-Gravenhage van 22 november 2002, nummer 22/001328-02, in de
strafzaak tegen:
, geboren te op 1930,
wonende te .
1. De bestreden uitspraak
1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis
van de Politierechter in de Rechtbank te Dordrecht van 25 februari
2002 - de verdachte ter zake van 1. "bedreiging met zware
mishandeling", 2. "wederspannigheid" en 3. "opzettelijk en
wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf,
voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren alsmede tot een
geldboete van duizend euro, subsidiair twintig dagen hechtenis. Voorts
heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan
de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander als in
het arrest vermeld.
1.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a,
tweede lid, Sv is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J.
Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van
cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad
het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81
RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording
van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de
rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte het
bewezenverklaarde heeft gekwalificeerd als wederspannigheid.
4.2.1. Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding, zoals de
tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg is gewijzigd,
onder 2 tenlastegelegd dat hij:
"op of omstreeks 28 juli 2001 te Streekerk, gemeente Liesveld, toen
(een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en),
te weten A. van Wijngaarden, brigadier van politie Zuid Holland-Zuid
en/of A.M. Brandt, agent van
politie Zuid Holland-Zuid, verdachte, als verdacht van het gepleegd
hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en)
had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den)
teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie,
over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die
eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige
uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te
trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die
ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of zich (na
aanhouding) vast te klemmen aan een hekwerk van een trap."
4.2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat hij:
"op 28 juli 2001 te Streefkerk, gemeente Liesveld, toen aldaar in
uniform geklede dienstdoende politieambtenaren, te weten A. van
Wijngaarden, brigadier van politie Zuid Holland-Zuid en A.M. Brandt,
agent van politie Zuid Holland-Zuid, verdachte, als verdacht van het
gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt strafbaar feit
hadden aangehouden teneinde verdachte, ter geleiding voor een
hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau,
zich met geweld tegen die opsporingsambtenaren, werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door zich na
aanhouding vast te klemmen aan een hekwerk van een trap."
4.3. De door het Hof voor deze bewezenverklaring gebezigde
bewijsmiddelen houden onder meer in dat de verdachte is aangehouden,
dat hij niet voldeed aan het verzoek van de opsporingsambtenaren om
met hen mee te gaan, zich vastklampte aan een traphek en toen die
ambtenaren hem van dat traphek losmaakten, constant probeerde van die
ambtenaren los te komen door te duwen en te trekken. Gelet op de
inhoud van de bewijsmiddelen heeft het Hof
kennelijk bij vergissing vrijgesproken van het onderdeel van de
tenlastelegging "door te rukken en te trekken in een richting
tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n)
te geleiden". De Hoge Raad leest de bewezenverklaring in die zin
verbeterd, zodat het middel - dat met juistheid betoogt dat het enkele
zich vastklampen aan een hekwerk niet beschouwd kan worden als geweld
in de zin van art. 180 Sr - feitelijke grondslag mist en derhalve niet
tot cassatie kan leiden.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad
ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak
ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden
verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als
voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn
van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 16 maart
2004.
Hoge Raad der Nederlanden