---
Kamervragen en antwoorden
---
Integraal zorgmodel Defensie
16-3-2004 16:17:00
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, de antwoorden aan op de vragen van de leden
Aasted-Madsen en Buijs (beiden CDA) over het integraal
zorgmodel Defensie (ingezonden 12 februari 2004).
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Vragen van de leden Aasted-Madsen en Buijs (beiden CDA) aan de
ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Defensie over
het integraal zorgmodel Defensie. (Ingezonden 12 februari 2004)
1. Kent u de bezwaren die de landmachtartsen op 30 januari 2004 hebben
geuit tijdens de voorlichtingsbijeenkomst van de Hoogste Medische
Autoriteit Defensie over de invoering van het integrale zorgmodel?
Op 30 januari jl. heeft het ministerie van Defensie een
voorlichtingsbijeenkomst verzorgd aan militaire artsen van de
Koninklijke landmacht, tijdens welke bijeenkomst bezwaren zijn geuit
tegen het ook bij de Koninklijke landmacht invoeren van het integrale
zorgmodel.
2. Bent u van mening dat een huisarts vanwege zijn beroepsgeheim een
vertrouwelijke relatie tot zijn patiënt heeft, en deze functie dus
onverenigbaar is met de functie arbo- en/of bedrijfsarts, zoals
gesteld in het integraal zorgmodel?
Uiteraard wordt groot belang gehecht aan de vertrouwelijke functie van
de arts, inclusief het beroepsgeheim. In het licht daarvan zijn dan
ook een aantal (juridische) waarborgen in het integraal zorgmodel
ingebouwd. Zo wordt iedere militair voorafgaand aan zijn
indiensttreding expliciet geïnformeerd over de bijzonderheden van het
militair geneeskundig zorgsysteem. In dat verband wordt erop gewezen
dat de in het militair geneeskundig dossier opgenomen gegevens ertoe
strekken enerzijds de continuïteit en de mogelijkheid van toetsing en
verantwoording van de te verlenen militair geneeskundige zorg te
kunnen garanderen en anderzijds de commandant te kunnen adviseren over
maatregelen die noodzakelijk zijn om schade aan de gezondheid te
voorkomen en de veiligheid van de militair en die van anderen te
waarborgen.
Voorts komt er een beschrijving van maatregelen ter borging van de
kwaliteit van de kennis en vaardigheden van de betrokken medische
functionarissen, als ook een beroepscode waarin de handelwijze van de
militair arts wordt vastgelegd met betrekking tot de omgang met
medische gegevens over beperkt inzetbaar personeel. Ten slotte komt er
een systeem van autorisaties waardoor de toegang tot het
eerstelijnsdossier wordt beperkt. Een en ander wordt vastgelegd in het
Algemeen militair ambtenarenreglement en een daarop berustende
ministeriële regeling.
3. Valt de defensieorganisatie ook onder de reikwijdte van de Wet
Geneeskundige Behandelingsovereenkomst?
In de brief aan de KNMG van 2 mei 1997, nr. P/97002880, inzake
toepasselijkheid van de WGBO op de militair geneeskundige zorg, die in
afschrift is aangeboden aan de voorzitter van de vaste commissie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, is uitvoerig ingegaan op de inrichting van de
militaire gezondheidszorg. Daarbij werd reeds opgemerkt dat de WGBO
(thans Boek 7, art. 446-468 BW) met ingang van 1 mei 2000 van
overeenkomstige toepassing is op de militaire gezondheidszorg.
4. Heeft u de plannen over het integrale zorgsysteem voor advies
voorgelegd aan de Koninklijke Maatschappij ter Bevordering van de
Geneeskunst (KNMG) en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV)? Zo
ja, hoe luidde dat advies?
Nee. Wel ligt het in het voornemen van Defensie met de KNMG en de LHV
in overleg te treden.
5. Is het waar dat de aanwezigen nadrukkelijk verzocht en zelfs
opgedragen is om over dit onderwerp niet te spreken met anderen?
Er is de aanwezigen slechts verzocht om eventuele opmerkingen via de
reguliere kanalen te ventileren.
Nieuws
Ministerie van Defensie