"Ruimte voor Groei," speech van minister Dekker tijdens het
MIPIM-congres in Cannes op donderdag 11 maart 2004
Hier in dit hotel aan de Middellandse Zee lijkt ons land aan die
andere zee héél ver weg. Toch staan de ruimtelijke ontwikkeling, de
kwaliteiten en kansen van ons eigen land vanmiddag centraal. We zullen
het daarbij vooral hebben over de Randstad Holland.
Dit kabinet kiest voor een herkenbaar nationaal ruimtelijk beleid.
Voor een ruimtelijk beleid dat bijdraagt aan de versterking van de
internationale concurrentiepositie van Nederland, ondersteund door
goede infrastructuur. Voor rijksregie waar het nodig is en voor
decentralisatie waar het kan. De inzet is: krachtige steden en een
vitaal platteland.
Een herkenbaar nationaal ruimtelijk beleid: dat is het eerste element.
Bij zijn aantreden heeft dit kabinet daartoe één Nota Ruimte
aangekondigd. Eén nota voor alle beleidsterreinen die beslag leggen op
de beperkte ruimte in ons land. Het tijdpad voor die nota is nu: 23
april in de ministerraad en daarna naar de Tweede Kamer.
De Nota Ruimte legt het accent op de ruimtelijke dynamiek en minder op
de restricties. Want de regelzucht van de verschillende overheden
drukt zwaar op het maatschappelijk initiatief. Dat moet anders.
Voortaan kijken we vooral naar wat er wél kan, en minder naar wat er
níet kan. We verwelkomen initiatieven van anderen, waar voorheen
schoorvoetend werd toegelaten.
We zullen voortaan sturen op hoofddoelen en niet op daarvan afgeleide
instrumenten of voorschriften. Met de systematische uitwerking van dit
uitgangspunt doen we recht aan de adviezen van de SER, de VROM-raad en
de Raad voor het Landelijk Gebied. Ook het overleg en de inspraak zijn
nadrukkelijk meegenomen. Net als het WRR-advies 'Ruimtelijke
ontwikkelingspolitiek', dat eerder al pleitte voor meer mogelijkheden
tot regionale coördinatie via actieve betrokkenheid van overheden,
maatschappelijke organisaties en marktpartijen.
Versterking van de internationale concurrentiepositie van ons land
staat centraal in het nationaal ruimtelijk beleid. Ruimtelijke
investeringen van het rijk zullen daarom primair plaatsvinden waar ze
de grootste bijdrage leveren aan de economische ontwikkeling. De
Nationale Ruimtelijke HoofdStructuur (RHS) bepaalt waar het rijk met
voorrang investeert.
Tot die hoofdstructuur horen onder meer de zes nationale stedelijke
netwerken: Randstad Holland (daar liggen ook de G4), Brabantstad,
Maastricht-Heerlen, Groningen-Assen, Arnhem-Nijmegen en Twente.
Daarnaast gaat het om de mainports Schiphol en de Rotterdamse haven,
een aantal economische kerngebieden en 'greenports' (denk aan:
tuinbouw, bomen en bollen) zoals te vinden rond Aalsmeer en in Het
Westland.
Dit alles betekent straks niet dat alles maar mag, en dat Nederland nu
volgebouwd kan worden. Alles van waarde is weerloos, en daarom borgt
het nieuwe beleid waardevolle zaken als natuur, landschap en
cultuurhistorie. We doen dat onder meer met de nationale landschappen
en de ecologische hoofdstructuur.
Het betekent dus óók niet een eenzijdige randstedelijke oriëntatie,
maar wél een sterk accent op de Randstad Holland. Het rijk investeert
de komende jaren miljarden in dit deel van het land. Die investeringen
ondersteunen een gebundelde verstedelijking in de nationale stedelijke
netwerken, de aanpak van verouderde stadswijken en bedrijventerreinen,
maar ook de ontwikkeling van aantrekkelijke nieuwe vestigingslocaties.
Uiteraard investeren we ook in de interne verbindingen en de
verbindingen met het achterland. Die hoofdinfrastructuren vormen samen
de ruggengraat van de Nationale Ruimtelijke HoofdStructuur.
De rijksinvesteringen staan niet op zichzelf. Ook provincies en
gemeenten dragen substantieel bij. Maar het overgrote deel van de
investeringen in de Randstad Holland komt uit de particuliere sector.
De Nota Ruimte biedt hiervoor het ruimtelijk kader. Geld en ideeën
vormen, samen met de kwaliteiten die het gebied nu al heeft, het
ontwikkelingspotentieel van de Randstad Holland.
Om dat potentieel maximaal uit te buiten, werken de overheden in het
gebied samen in de Bestuurlijke Commissie Randstad. Als voorzitter van
deze commissie richt ik me op de verschillende politieke en
beleidsniveaus om tot samenhangende pakketten van projecten in het
gebied te komen. Denkt u bijvoorbeeld aan de Noordvleugel, de
Zuidvleugel, Utrecht/ 't Gooi en het Groene Hart. Daarom is de
Bestuurlijke Commissie Randstad een essentieel samenwerkingsverband
voor het kabinet en voor de regio. Samen moeten we zorgen voor
consistent en betrouwbaar overheidsbeleid. Zodat private investeerders
de potenties van de Randstad Holland kunnen benutten.
De Nota Ruimte moet nog door het kabinet worden vastgesteld. Maar ik
heb als minister van Ruimtelijke Ordening mijn inzet bepaald, en die
wil ik u hier niet onthouden.
In grote delen van het land bestaat voldoende keuzeruimte. In de
Randstad ligt dat anders en spelen bovendien verschillende nationale
belangen. Daarom wil het kabinet daar meer sturing geven dan elders.
Almere biedt bijvoorbeeld uitstekende mogelijkheden om zich verder te
ontwikkelen. Verder kiezen we ervoor om de mainports de ruimte te
geven. Vanwege hun belang voor de Nederlandse economie en onze
concurrentiepositie. De groei van Schiphol laat zich echter moeilijk
met oprukkende bewoning verenigen. Daaruit trek ik de consequentie dat
er geen grote nieuwe woningbouwlocaties in de directe nabijheid van
Schiphol moeten worden ontwikkeld. Plannen die al in de pijplijn
zitten wil ik niet frustreren. En ook voor binnenstedelijk bouwen in
de omgeving van Schiphol is nog ruimte.
Verder kies ik voor een verbetering van de landschappelijke kwaliteit
van het Groene Hart. Ontwikkeling van wonen en werken in de zone
tussen Leiden en Alphen aan de Rijn zal daarin moeten passen.
Ik ben daarom ook blij met de visie van de bestuurlijke
zuidvleugelconferentie. De conferentie kwam recent met een selectie
van concrete projecten. Als de HSL-Zuid klaar is, kan bijvoorbeeld het
bestaande spoor meer voor regionaal vervoer worden gebruikt. De
zuidvleugel wil dan bouwen rond bestaande en nieuwe stations. Dat
binnenstedelijke bouwen in die zogenoemde 'Stedenbaan' voorkomt dat de
schaarse groene ruimte in de zuidvleugel van De Randstad al te zeer
wordt aangetast. Het is overigens ook verheugend te mogen constateren
dat er eindelijk schot zit in de aanleg van de A4 tussen Delft en
Schiedam.
Maar voor ik het straks alléén maar heb over de Nota Ruimte en de
investeringen in de Randstad, besteed ik eerst nog aandacht aan een
paar bredere noties uit het nieuwe ruimtelijk beleid.
Het nationaal ruimtelijk beleid grijpt aan op de algemene
beleidsdoelen van het kabinet, samengevat in het motto: Meedoen, meer
werk, minder regels. In de Nota Ruimte krijgt dat vooral vorm door een
sterk accent op ontwikkelingsplanologie en de koppeling van beleid en
uitvoering.
Ontwikkelingsplanologie
Bij ontwikkelingsplanologie gaat het om het vermogen maatschappelijke
partijen met hun deelbelangen bij elkaar te brengen voor een
gemeenschappelijk doel. Om te stimuleren tot initiatief en resultaat,
waaraan ieder zich verbindt. In dit geval voor kwalitatieve
ontwikkeling van een bepaald gebied. Dát is samen ondernemen. Zo
ontstaat ruimte voor economische groei, voor meedoen van burgers,
bedrijven en bestuur. Zo ontstaat ruimtelijke kwaliteit, óók bij
ingewikkelde ruimtelijke opgaven. Denk aan de gebiedsgerichte aanpak
rond de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hier wordt cultuur- en
landschappelijk waardevol gebied behouden door ontwikkeling in
samenhang met wonen en recreatie.
Er zijn inmiddels ook waardevolle landschappen en open ruimten bewaard
en ontwikkeld doordat men regionaal samenwerkt, vertrouwt op eigen
kracht en niet alleen inzet op rijksgeld. Op die manier kan ook veel
bereikt worden voor de unieke landschappelijke en economische waarden
van de Utrechtse Heuvelrug.
Met dit soort regionale initiatieven - en het samenvoegen en
verminderen van VROM regels - kan de ruimtelijke ontwikkelkracht ter
plaatse worden benut. Efficiëntie- en kostenoverwegingen zijn dus niet
de enige redenen waarom we regels schrappen.
Gebiedsgericht maatwerk stimuleert ruimtelijke initiatieven en biedt
nieuwe mogelijkheden voor compenserende milieumaatregelen. Het is
daarom goed dat de ervaringen en mogelijkheden van het Experiment Stad
en Milieu nu voor alle gemeenten beschikbaar komen.
Milieubelemmeringen voor binnenstedelijk bouwen kunnen daarmee door
compensaties of andere extra's in de woonomgeving worden weggenomen.
Om het verschil met de praktijk van de Ruimtelijke Ordening van de
laatste decennia nog eens te markeren: het rijk stelt voortaan alleen
regels op wanneer een nationaal belang of de basiskwaliteit van de
omgeving voor alle burgers in het geding is.
Het kabinet stuurt bovendien vooral op doelen. Gemeenten en provincies
krijgen veel vrijheid om zelf uit te maken hoe ze die doelen willen
realiseren. De nota biedt dus veel ruimte voor decentrale afwegingen,
vooral door mogelijkheden voor een gebiedsgerichte saldo-benadering.
Simpel gesteld: gaat een gebied er na alle ingrepen concreet op
vooruit?
Koppeling beleid en uitvoering
De uitvoering staat in de Nota Ruimte nadrukkelijk op de voorgrond.
Dat moet dan ook scherp geregeld zijn. In ieder geval voor de periode
tot 2014 worden de rijksmiddelen selectief en gebundeld ingezet. Maar
er moet natuurlijk ook een perspectief zijn tot 2020, en een doorkijk
naar 2030. Want dat zijn de termijnen voor de Nota Ruimte.
Decentrale overheden, investeerders en andere marktpartijen moeten
weten waar ze aan toe zijn om gebiedsgerichte ontwikkelingen
daadkrachtig ter hand te kunnen nemen. Het overgrote deel van de
ruimtelijke investeringen wordt in Nederland immers door andere
partijen dan het rijk gedaan.
Een selectieve uitvoeringsagenda maakt duidelijk wat het rijk voor
zijn rekening wil nemen. Daar hoort ook een aantal niet-financiële
activiteiten bij. Denk aan de coördinatie van investeringen door
verschillende bestuurslagen, slimme investeringsstrategieën en vormen
van publiek-private samenwerking.
Eerlijk is eerlijk, dit kabinet beschikt niet over vrije financiële
middelen. We kunnen nu maximaal tot 2014 doorkijken. Zeker in tijden
van krapte is een gecoördineerde en gebundelde inzet van middelen
cruciaal. Decentralisatie is echter niet hetzelfde als afschuiven. Het
rijk, en dus ook VROM, zal - zonder andere overheden en organisaties
onnodig voor de voeten te lopen - graag zorg dragen voor
gebiedsgerichte en projectgerichte afstemming, coördinatie en
procesmanagement bij de inzet van middelen. Dat aanbod geldt ook voor
het aantrekken van middelen uit de kaders van de Europese Unie. Het
Interregbudget is immers aanzienlijk en daar moeten we wat mij betreft
pragmatisch mee omgaan.
We hebben onszelf ook verplicht tot tijdige besluiten en
reserveringen. Zeker voor de Noord- en Zuidvleugel, Utrecht/ 't Gooi
en het Groene Hart. Het gaat hier om méér dan goede voornemens. Er is
een decentralisatie van rijksmiddelen aan de gang. Hoewel ik begrijp
dat het voor sommigen niet snel genoeg gaat. We zullen bijvoorbeeld
rijksmiddelen bundelen in een Investeringsbudget Landelijk Gebied
(ILG), en we zullen de ervaringen van het Investeringsbudget
Stedelijke Vernieuwing (ISV) daarin meenemen.
Dames en heren,
Tot slot: Bijna de helft van alle inwoners, banen en werkenden bevindt
zich in Randstad Holland. Méér dan de helft van het BNP wordt hier
verdiend. Driekwart van de nieuwe buitenlandse bedrijven die de
afgelopen jaren naar ons land kwamen vestigde zich in het gebied.
Schiphol is Europa's vierde luchthaven en Rotterdam de grootste
zeehaven.
Ik kan nog wel even doorgaan, maar ik hoef u natuurlijk niet te
overtuigen van het belang van Randstad Holland als motor van de
nationale economie. Om u te laten zien dat het de regering ernst is,
kan ik waarschijnlijk beter een aantal concrete voorbeelden van
rijksinvesteringen geven:
· De Toplocatie Zuidas Amsterdam, 'hotspot' van de Noordvleugel, kan
rekenen op 334 miljoen Euro. Rijk, gemeenten en beleggers werken hard
aan het sluitend maken van de exploitatie. Dit project zal een
belangrijke impuls vormen voor de Nederlandse economie.
· Voor de ontbrekende verbinding tussen Schiphol en Rotterdam - de A4
Delft-Schiedam - is 475 miljoen gereserveerd.
· Ter ontsluiting van de greenport Aalsmeer is 140 miljoen
uitgetrokken voor aanpak van de N201.
· De Nieuwe Hollandsche Waterlinie krijgt 200 miljoen van het rijk.
· De grote steden ontvangen onder andere via het Grotestedenbeleid en
het Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing ongeveer een miljard van
het rijk om de stad krachtig en vitaal te maken.
Ik denk dat deze voorbeelden een duidelijk signaal zijn. Het rijk laat
zien waar de prioriteiten liggen, de regio steekt haar nek uit. Ik
nodig private investeerders bij deze van harte uit om met ons mee te
denken. De Nota Ruimte zorgt binnenkort voor een goed kader met nieuwe
kansen voor partnerschappen in ruimtelijke ontwikkeling. Ik reken op
u.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer