Congresspeech Belgische premier Guy Verhofstadt - 13/03/2004
Guy Verhofstadt - Belgisch premier, partijcongres D66
13-03-2004 - Vrienden liberalen, Europa staat in de komende maanden en
jaren voor grote uitdagingen. Uitdagingen waar wij vooruitstrevende
liberalen het best geplaatst zijn om ze tot een goed einde te brengen.
Want de Europese integratie, die gepaard gaat met een verdere
uitbreiding, is tegelijk het meest liberale en het meest
vooruitstrevende project voor deze eeuw.
Een project waarbij de persoonlijke vrijheid centraal staat en de
grenzen worden uitgegomd. Een project waarbij alle belemmeringen op
het vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal worden
opgeheven. Maar ook een project waarbij het Europese sociale model
wordt gemoderniseerd en verstevigd. Een project ook waarbij de
solidariteit tussen de lidstaten ervoor zorgt dat de verschillen in
economische ontwikkeling worden weggewerkt. En een project, tot slot,
waarbij de Europese Unie een eigen stem en een eigen plaats in de
wereld verwerft.
Dat is het Europese project voor de volgende jaren. Dat is ons project
voor de volgende jaren. Om dit project tot een goed einde te brengen,
hebben wij nood aan mensen die een visie hebben op de Europese
toekomst en die vanuit die visie de grote uitdagingen die op ons
afkomen, kunnen aanpakken.
Dames en heren,
Eergisteren vielen 200 doden in Madrid. Meteen werden we opnieuw
herinnerd aan de eerste en de belangrijkste opdracht voor de Europese
Unie: zorgen voor de vrede en de veiligheid van onze burgers. De
gruwelijke, wat zeg ik, de barbaarse aanslagen van 11 maart dwingen
ons om haarscherp te focussen op de eerste uitdaging voor de komende
jaren: de strijd tegen de terreur. Dergelijk blind geweld is immers
niet alleen de bron van zeer veel menselijk leed. Het ontwricht ook de
samenleving en is een gevaar voor onze democratie. Dit kunnen wij als
liberale democraten nooit aanvaarden.
De aanslagen van 11 september waren de verschrikkelijke illustratie
van de mondialisering van de terreur. De aanslagen van 11 maart tonen
aan dat terreur geen overzees gebeuren is, dat zich ver van ons
afspeelt, in de Verenigde Staten, op Bali, of zelfs in Casablanca.
Neen. De terreur slaat ook toe in Europa. In Moskou. In Istanbul. In
Madrid. Deze aanslagen vormen, eens te meer, het bewijs dat de strijd
tegen het terrorisme onverminderd moet worden verder gezet. We moeten
onze inspanningen tegen het terrorisme opvoeren en vooral de
internationale en de Europese samenwerking ter zake versterken.
Bij de aanslagen van 11 september 2001 was België voorzitter van de
Europese Unie. We hebben toen op een buitengewone Europese Raad een
actieplan tegen het terrorisme goedgekeurd. Ik denk dat we later deze
maan, wanneer de staats- en regeringsleiders van de Unie samenkomen in
Brussel, moeten nagaan hoever we staan met de uitvoering van de
verschillende onderdelen van dit actieplan. Zo lijkt het me
noodzakelijk om in elk geval het Europees aanhoudingsmandaat in alle
lidstaten van de Unie versneld in te voeren.
Maar moeten we ook niet verder gaan? Wordt het bijvoorbeeld niet tijd
om op Europees niveau een centrum te creëren waar onze
politiediensten, onze veiligheidsdiensten en onze inlichtingendiensten
elkaar ontmoeten en informatie uitwisselen? Waar zij een gezamenlijke
analyse van de dreiging maken, op basis van de informatie waar zij elk
over beschikken? En moet dit centrum niet de eerste stap vormen op weg
naar een echte Europese inlichting- en veiligheidsdienst? Wordt het
niet tijd om de vele taboes die er op dat vlak nog heersen, te slopen?
In crisismomenten als deze is dat soms plots onmogelijk. Denken we
maar aan het Europees aanhoudingsmandaat. Na 11 september was plots op
drie maanden mogelijk waar anders zeker drie jaar over zou zijn
onderhandeld.
Verder moeten we de operationele samenwerking versterken, bijvoorbeeld
in de controle op de handel in wapens en explosieven. En we moeten
onze instrumenten in de strijd tegen de financiering van het
terrorisme verder aanscherpen.
Dames en Heren,
De economische strategie om op ons continent meer tewerkstelling en
meer groei te creëren, vormt een tweede grote uitdaging voor de
Europese Unie. Vier jaar geleden keurden de Europese regeringen in
Lissabon een ambitieuze doelstelling goed. Om meer en duurzame
werkgelegenheid te creëren, zouden we en moesten we de meest
dynamische en competitieve kenniseconomie van de wereld worden. Liefst
tegen 2010. Die kenniseconomie is niet alleen nodig om meer jobs te
creëren, ze is ook nodig om de kosten van de vergrijzing en de
groeiende kosten in de gezondheidszorg beheersbaar te houden. En dus
om ons sociaal model in stand te houden.
Vandaag moeten we echter vaststellen dat we nog heel ver van die
doelstelling verwijderd zijn. Niet omdat Europa erop is
achteruitgegaan. Maar wel omdat de andere groeipolen in de wereld veel
sterker vooruit zijn gegaan. De cijfers spreken voor zich. De groei in
Europa bedraagt vandaag gemiddeld 0,6% van het Bruto Binnenlands
Product. We sussen onszelf met de gedachte dat de laatste drie jaar de
economie over de hele wereld heeft geleden. Dat is misschien wel zo,
maar intussen bedraagt de groei in de Verenigde Staten toch 3,6%, in
Japan 2,3%, in China 9,9%. Europa besteedt 1,9% van haar budget aan
onderzoek en ontwikkeling, toch wel dé basis van een toekomstige
kenniseconomie. In de Verenigde Staten en Japan is dat bijna het
dubbele.
We zitten dus niet echt op schema. Dat is in mijn ogen te wijten aan
de Lissabon-methode zélf. De kernwoorden van die methode zijn
benchmarking, open coördinatie, peer-review en best practices.
Samengevat betekent dit dat Europese lidstaten zichzelf vergelijken
met andere Europese lidstaten vriendelijk verzocht worden om even goed
te presenteren als de buurlanden.
Intussen moeten we vaststellen dat onze industrie, en nu zelfs ook
onze diensten, massaal verhuizen naar andere groeipolen zoals India en
China. Als we met Europa aan de top willen staan van de kenniseconomie
van morgen, zullen we dus meer moeten doen. We zullen een stevig
tandje moeten bijsteken en een écht Europees economisch beleid moeten
voeren.
Als het ons écht menens is om de meest dynamische kenniseconomie te
worden, dan hebben we dringend nood aan meer flexibiliteit en minder
administratieve rompslomp. De lasten op onze voornaamste grondstof,
onze arbeidskrachten, moet omlaag. We moeten meer investeren in
onderzoek en ontwikkeling. We zijn het daarover allemaal eens. Waarom
gebeurt het dan niet? Het gebeurt niet omdat de instrumenten van de
Lissabon-methode te vrijblijvend zijn. Een slechte vermelding in een
rapport is het ergste wat je kan overkomen.
Daarom wil ik pleiten voor meer afdwingbare maatregelen. Zonder daarom
alles te willen harmoniseren. We zouden, net zoals we dat hebben
gedaan met het Stabiliteitspact, moeten werken met minimum- en
maximumnormen. Een vork van minima en maxima waartussen elke lidstaat
moet blijven. Deze methode heeft gewerkt voor de Monetaire Unie. Dit
is wellicht de enige methode die ons zal toelaten om die tweede grote
uitdaging te kunnen realiseren, een dynamisch kenniseconomie, die
werkgelegenheid en groei creëert.
Beste vrienden,
Het is jammer dat de Grondwet nog steeds een Europese uitdaging is, en
niet een Europese verworvenheid. We hadden de onderhandelingen over
deze grondwet immers al in december vorig jaar kunnen afronden. Ik kan
zelfs begrijpen dat sommigen de discussie over die grondwet al wat moe
aan het worden zijn. Toch wil ik het grote democratische belang van de
Europese Constitutie nogmaals onderstrepen.
De organisatie van de staat en meer nog de plaats van de burger in dat
staatsbestel zijn bij uitstek liberale themas. Het is geen geheim dat
de Europese instellingen nogal ver van de burger staan. Zelfs voor
Belgen lijkt Brussel ver weg. Europa moet dus transparanter worden,
democratischer worden. Want veel mensen stellen zich vragen bij het
democratisch gehalte van de Europese Unie. En een democratie zonder
inspraak is geen liberale democratie.
Met dit doel voor ogen kozen we in de Verklaring van Laken voor een
nieuwe, revolutionaire methode: de Europese Conventie. De Conventie
bestond uit een zeer breed samengestelde groep, veel breder dan de
Europese Raad, en moest de mogelijkheden bekijken voor een nieuw
institutioneel kader voor de Europese Unie. Dat was niet
vanzelfsprekend. In Laken werd immers gedacht dat de Conventie
hoogstens een aantal opties zou voorleggen waar de
Intergouvernementele Conferentie dan zou kunnen uit putten. Maar de
Conventie ging veel verder. Ze keurde met globale consensus een écht
ontwerp van grondwet goed. Het is een democratisch ontwerp van
grondwet, een liberaal ontwerp van grondwet.
We weten nog niet of die grondwet opnieuw ter tafel zal liggen tijdens
het voorzitterschap van Ierland, dan wel van Nederland. Wat ik wel
weet is dat wij als liberalen, samen met alle democraten, er alles aan
moeten doen om zo snel mogelijk deze grondwet goed te keuren. Een
dergelijk akkoord zou best rond zijn voor de Europese verkiezingen. Na
die verkiezingen kunnen we dan werk maken van de uitbreiding, die in
goede banen moet worden geleid. Op 1 mei houdt het immers niet op. In
vele opzichten begint het dan pas.
Over minder dan vijftig dagen schakelen we in Europa inderdaad over
van 15 naar 25 lidstaten. Dat is de grootste uitbreiding ooit. Het is
dan ook niet verwonderlijk dat heel wat mensen wat angstig de toekomst
tegemoet zien. Mensen hebben schrik dat de Centraal en Oost-Europese
werknemers van daar naar hier zullen komen en dat onze bedrijven van
hier naar daar zullen wegtrekken. Tweemaal banenverlies dus.
In zo een klimaat duiken her en der in West-Europa politieke partijen
op die dat gevoel inspelen en de uitbreiding afschilderen als iets
gevaarlijks, als iets dat anderen hebben beslist. U weet in Nederland
waarover ik spreek. Ik wil daar dan ook heel duidelijk over zijn: in
die populistische val mogen wij als Europese liberalen niet trappen.
Dergelijk nationalistisch, protectionistisch of populistisch discours
voeren wij niet. Ook niet wanneer het gaat over de kandidatuur van
Turkije.
Want wat zijn de feiten? De kandidatuur van Turkije wordt getoetst aan
de criteria van Kopenhagen. Aan diezelfde criteria moesten ook de
landen voldoen die op 1 mei toetreden. Godsdienst is daar als
criterium niet bij. Dus waarom zouden wij plots in ons betoog de
godsdienst in Turkije als argument aanhalen tegen de Turkse
toetreding? We kunnen niet pleiten voor de scheiding van Kerk en Staat
en tegelijk discriminerend optreden tegen landen die niet
hoofdzakelijk christenen tellen. Wij hebben met alle landen, en met
alle regeringen, in Kopenhagen objectieve criteria beoordelen. Zelf
hoop ik, al was het maar omwille van het welzijn van de Turken zelf,
dat Turkije die criteria spoedig aanhaalt.
Vrienden,
De strijd tegen terreur, de economische strategie, de grondwet, de
uitbreiding. Er is voorwaar heel wat werk aan de winkel. En nog ben ik
niet rond, want ik heb het nog niet gehad over de Europese defensie en
het gemeenschappelijk buitenlands beleid. Nog zo een heikel thema hier
in Nederland.
U weet ongetwijfeld hoeveel belang ik hieraan hecht. De Europese Unie,
waarvan de bevoegdheden en het grondgebied stelselmatig worden
uitgebreid, moet ook zijn plaats kunnen innemen op de wereldscéne. Dit
heeft uiteraard gevolgen voor de wereldorde die na de tweede
wereldoorlog ontstond. Eerst een bipolaire wereld. Later, na de
implosie van het communisme, een unipolaire wereld. Die unipolaire
wereld is op dit ogenblik gewoon een realiteit. Dat wordt duidelijker
en duidelijker elke dag. De Europese emancipatie kan die wereldorde
wijzigen.
Deze emancipatie van Europa, zestig jaar na de bevrijding door de
Verenigde Staten, is volgens mij zowel onvermijdelijk als wenselijk.
Tijdens de Balkanoorlogen keken we allen machteloos toe hoe, op amper
duizend kilometer van Brussel of Den Haag, opnieuw concentratiekampen
verschenen op het Europese continent. Eens te meer was het wachten tot
de Amerikanen een einde maakten aan een Europese oorlog.
En vervolgens was er diepe Europese verdeeldheid over Irak. Pas toen
alle lidstaten reeds hun eigen standpunten hadden ingenomen, boog de
Europese Raad er zich over. Het enige dat we toen nog konden doen, was
onze eigen verdeeldheid vast te stellen. Het is me op dat ogenblik
duidelijk geworden dat we pas écht gezamenlijk buitenlands beleid
zullen ontwikkelen, wanneer we beschikken over een eigen, krachtige en
geloofwaardige defensie. Dat zal ons verplichten om, in tijden van
crisis, te beslissen of we dit instrument inzetten of niet. Alleen op
die manier zal een gemeenschappelijk buitenlands beleid ontstaan.
In december van vorig jaar hebben we uiteindelijk beslist om inderdaad
een eigen Europese defensiepijler op poten te zetten. We zullen een
permanente staf oprichten, een core staff zoals het in de tekst staat,
voor de planning en later ook voor het beheer van operaties. Een
hoofdkwartier mogen we dat niet noemen. Nog niet of niet meer. Dat is
met niet helemaal duidelijk. Maar hoe we het noemen is van geen
belang. Wel belangrijk is dat de Europese Unie een instrument creëert
voor het plannen en uitvoeren van autonome Europese operaties. En
wanneer zon instrument bestaat, dan zal het worden gebruikt. Daar ben
ik van overtuigd. Niet tégen de NAVO bondgenoten, maar complementair
met de NAVO, als Europese pijler van het Atlantisch bondgenootschap.
In de Grondwet werd bovendien de functie gecreëerd van Europees
Minister van Buitenlandse Zaken, die zowel vice-voorzitter van de
Europese Commissie als voorzitter van de Raad voor Buitenlandse Zaken
zal zijn. Het komt er nu op aan om de volgende jaren de Europese
defensie en het gemeenschappelijk buitenlands beleid op de juiste
manier uit te bouwen, om zo met Europa onze stempel op de wil tot
vrede en welvaart te kunnen drukken.
Beste vrienden,
Europa en haar inwoners hebben nood aan bezielde politici. Aan mensen
met visie en durf om de juist hervormingen door te voeren. Europa
heeft nood aan leiders die de uitdagingen kennen en voor échte
oplossingen durven kiezen. Europa heeft nood aan geloofwaardigheid.
Liberalen bedrijven geen politiek door angsten bij de mensen uit te
buiten. Liberalen doen ook niet aan politiek voor de pure macht en of
voor het behoud van het status quo.
Nee, liberalen doen aan politiek omdat een overtuiging hebben, omdat
ze een visie hebben en omdat ze die visie en overtuiging willen
realiseren. Liberalen zijn niet alleen overtuigde Europeanen. Het zijn
ook overtuigde Europese hervormers. Daarom zijn zij geloofwaardig.
En daarom hebben we meer mensen, meer Europese hervormers zoals u
nodig in het Europees Parlement. Ik wens u veel succes.
D66