Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA `s-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
A&G/W&B/2004/3067
Onderwerp Datum
Aanbieding rapport `Inventariserend onder- 16 maart 2004
zoek naar gebruik van en blootstelling aan
cytostatica buiten het ziekenhuis'
Inleiding
In 1999 bent u geïnformeerd over de resultaten van onderzoek dat in opdracht van SZW is
uitgevoerd naar mogelijke effecten op voortplanting en nageslacht van werknemers in zie-
kenhuizen1. Het betrof hier het werken met cytostatica (kankerremmende geneesmiddelen,
echter zelf ook kankerverwekkend) en inhalatie anesthetica (narcosegassen). Uit dit onder-
zoek bleek dat er bij betrokken werknemers inderdaad sprake was van dergelijke effecten.
Ter beheersing van deze risico's zijn toen strikte Arbo-regels (beleidsregels) opgesteld.
Het afgelopen jaar is oriënterend onderzoek uitgevoerd naar de blootstelling van werkne-
mers aan zowel cytostatica als narcosegassen buiten ziekenhuizen.
De resultaten van het onderzoek over narcosegassen zijn recentelijk naar u gestuurd (brief-
kenmerk AI/CB/03 70533). Het onderzoeksrapport over cytostatica2 is onlangs gereedge-
komen en wordt u hierbij aangeboden.
Het onderzoek, inhoud en resultaten
Het onderzoek naar het gebruik van en de blootstelling aan cytostatica buiten ziekenhuizen
is in opdracht van SZW uitgevoerd door de Universiteit Utrecht/IRAS. Het doel hiervan was
zicht te krijgen op de gezondheidsrisico's voor werknemers die met cytostatica werken.
Daartoe werden werkplekken geïdentificeerd waar met deze stoffen wordt gewerkt en zo-
veel mogelijk de blootstelling bepaald en de beheersmaatregelen bekeken. Onderzocht zijn:
privé-klinieken, veterinaire geneeskunde, dierproeflaboratoria, thuiszorg, verpleeg- en ver-
zorgingstehuizen, farmaceutische industrie, wasserijen, afvalverwerking en -transport, uni-
versiteiten en apotheken.
In privé-klinieken, apotheken en dierproefcentra blijkt blootstelling niet of sporadisch op te
treden. Op de overige werkplekken is wel sprake van (in hoogte variërende) blootstelling,
dat is de conclusie uit literatuur en enkele oriënterende metingen. De blootstelling is verge-
leken met de blootstelling die destijds werd gemeten binnen het ziekenhuis. Voor twee sec-
toren lijkt die gelijk of hoger, namelijk in de thuiszorg en de verzorgings- en verpleegtehui-
zen, maar de frequentie veel lager. Voor een aantal sectoren (dierenartspraktijken, dierenkli-
1 Reproductietoxische effecten bij ziekenhuispersoneel, S. Peelen et al, Elsevier, 1999
2 Inventariserend onderzoek naar gebruik van en blootstelling aan cytostatica buiten het ziekenhuis, Meijster et al, Elsevier 2004.
A&G/W&B/2004/3067
2
nieken, wasserijen) is de schatting dat zowel het niveau als de frequentie van blootstelling
hoger is dan destijds gevonden werd in de ziekenhuizen.
Het is onduidelijk hoeveel werknemers van het totale aantal van 240.000 in verzorgings- en
verpleegtehuizen worden blootgesteld, daarvoor moet nog preciezer worden gekeken. De
schattingen van de aantallen werknemers die blootgesteld worden in de andere sectoren va-
riëren van 2 tot 10 bij dierenklinieken tot 10.000 in de thuiszorg.
De onderzoekers doen aanbevelingen inzake het invoeren dan wel aanscherpen van be-
heersmaatregelen. Voor een aantal sectoren (verzorgings- en verpleegtehuizen, dierenklinie-
ken en de thuiszorg) wordt voorgesteld aan te sluiten bij de bestaande beleidsregel voor het
werken met cytostatica in ziekenhuizen. Voor een andere worden concrete maatregelen
voorgesteld zoals bij de wasserijen het niet meer sorteren van (wel reeds gescheiden inge-
zameld) wasgoed, maar het direct invoeren in het wasproces.
Beleidsmatig vervolg
Het onderzoek wijst uit dat ook werknemers buiten ziekenhuizen aan concentraties cytosta-
tica kunnen worden blootgesteld die vergelijkbaar zijn met die in ziekenhuizen. Dat bete-
kent dus ook dat die werknemers vergelijkbare gezondheidsrisico's lopen. Dit vind ik een
ongewenste situatie die verbeterd moet worden. Aangezien het hier om een groep van ge-
vaarlijke stoffen gaat waarvoor geen veilige drempelwaarde bestaat dient, conform de regel-
geving terzake, die blootstelling te allen tijde zo laag mogelijk te zijn.
Ik ben dan ook voornemens om de stand der techniek met betrekking tot beheersing van de
blootstelling in beleidsregels vast te leggen. Voor de betreffende zorgsectoren zullen die be-
leidsregels zoveel mogelijk aansluiten bij de vigerende beleidsregels in de ziekenhuizen.
Om opstelling en doorvoering van de beoogde beleidsregels te bespoedigen zal, waar moge-
lijk, het programma Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt) worden in-
gezet, dit eventueel in combinatie met de Arbo-convenanten die in enkele van de branches
zijn afgesloten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid