Bijlage 2
Kanttekeningen bij SER-advies inzake flexibele arbeidsrelaties
De SER bepleit in zijn advies zowel ten aanzien van de ziekteperiode als ten aanzien van de
Pembasystematiek afwijkende regelingen. In deze bijlage worden beide onderdelen van
kanttekeningen voorzien.
Aan de door de SER voorgestelde afwijkende regeling voor de ziekteperiode kleven
belangrijke bezwaren. Een dergelijke afwijkende regeling creëert een breuk in het stelsel,
omdat wordt afgeweken van het uitgangspunt van een uniforme wachttijd van twee jaar. Het
kabinet hecht hier zeer aan. Dit uitgangspunt is recent vastgelegd in de Wet verlenging
loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003. Bovendien zou dan het uitgangspunt worden
verlaten dat bij de invoering van de Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting bij ziekte
(1996) gold om geen tweedeling te maken in polisvoorwaarden tussen vaste en flexibele
werknemers. Voorts roept een afwijkend regime het risico van precedentwerking op naar
andere categorieën werknemers en andere sectoren, waarin veel met andersoortige flexibele
contracten wordt gewerkt. Een afwijkende regeling biedt verder geen voordelen uit oogpunt
van reïntegratie, omdat het UWV zowel in de ziekteperiode als in de periode van
arbeidsongeschiktheid verantwoordelijk is voor verzuimbegeleiding en reïntegratie. De
situatie van uitzendkrachten die bij ziekte aangewezen zijn op het vangnet-ZW verschilt
hierin niet wezenlijk van andere vangnetwerknemers. Voorts ontbreekt het de sector niet aan
mogelijkheden tot preventie en tot aanpak van het verzuim en arbeidsongeschiktheid.
Gewezen kan worden op het recent gesloten arboconvenant voor de uitzendsector en de
mogelijkheid voor uitzendbedrijven om eigenrisicodrager te worden. Het SER-voorstel heeft
verder het risico dat het de bestaande prikkelwerking geheel wegneemt. Het treffen van een
afwijkende regeling levert tot slot geen bijdrage aan eenvoud van regelgeving en uitvoering.
Het kabinet constateert verder dat het advies van de SER tot aftopping van de WAO-premie er
feitelijk op neerkomt dat de Pembasystematiek voor de uitzendsector voortijdig wordt
afgeschaft, behoudens de Pembakorting aan uitzendwerkgevers die een benedengemiddeld
arbeidsongeschiktheidsrisico hebben. Dit voorstel ontmoet eveneens bezwaren. Er zou dan
voor één sector vooruitgelopen worden op de afspraken die in het Najaarsakkoord zijn
gemaakt om Pemba onder voorwaarden, materieel per 1 januari 2006, af te schaffen. Het
kabinet is van mening dat hiervan een verkeerd signaal zou uitgaan en wijst voorts op het
risico van precedentwerking. Ook acht het kabinet het niet evenwichtig om wel de Pemba-
opslag af te schaffen, maar niet de Pembakorting. Tot slot acht het kabinet het ongewenst de
hiervoor vereiste aanpassing van regelgeving en uitvoering te verrichten voor een in beginsel
beperkte periode en met terugwerkende kracht.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid