Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
2030407850 W&B/URP/04/9029
(ingezonden 6 februari 2004)

Onderwerp Datum
Kamervragen lid Weekers 12 maart 2004

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Weekers over ,, bijstandsuitkering voor werkloze afgestudeerden in studentensteden".

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)

2

2030407850

Antwoorden van Staatssecretaris Rutte op de vragen van het lid Weekers over bijstandsuitkering voor werkloze afgestudeerden in studentensteden.

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht "Studentensteden laten afgestudeerde in de bijstand"? (Algemeen Dagblad, 5 februari jl)

Antwoord 1

Ja, van dit bericht heb ik kennisgenomen.

Vraag 2
Hoeveel pas afgestudeerden (minder dan een jaar) kent de bijstandspopulatie?

Antwoord 2

Het aantal pas afgestudeerden in de bijstand wordt niet door het CBS geregistreerd. Hierover zijn daarom geen betrouwbare uitspraken te doen. Op basis zeer indicatieve gegevens kan worden geraamd dat het om enkele duizenden (1000 á 3000) pas afgestudeerden gaat.

Vraag 3

Deelt u de opvatting dat de gemeenten Rotterdam en Leiden een te ruimhartig bijstandsbeleid voeren ten opzichte van pas afgestudeerden.

Vraag 4

Kunt u toelichten hoe andere studentensteden hiermee omgaan?

Vraag 5
Hoe oordeelt u over de kennelijke interpretatie van de bijstandswet dat pas afgestudeerden kennelijk geen algemeen geaccepteerde arbeid hoeven te aanvaarden gedurende zekere tijd en hoe verhoudt zich dit tot de aanscherping van de wet?

Vraag 6

3

Welke mogelijkheden ziet u om met name de gemeenten Rotterdam en Leiden op de vingers te tikken, nu pas afgestudeerden de eerste drie maanden kennelijk geen algemeen geaccepteerde arbeid hoeven te aanvaarden en zich er achter kunnen verschuilen dat nog geen passend werk is gevonden? Zo ja, bent u dan ook bereid deze gemeenten te kapittelen? Zo nee, bent u dan in elk geval bereid met deze gemeenten en andere studentensteden in overleg te treden om tot een strikte uitvoering van de wet over te gaan als het gaat om algemeen geaccepteerde arbeid?

Vraag 7
Bent u voorts bereid (good practices) onder de aandacht van studentensteden te brengen zoals het project Groningen (Groningen@work) waar werkloze jongeren die een uitkering aanvragen door middel van dat project actief aangespoord worden te gaan participeren op de arbeidsmarkt?

Antwoord 3, 4, 5, 6 en 7

In de WWB is `passende arbeid'vervangen door `algemeen geaccepteerde arbeid'. Hieraan ligt het uitgangspunt ten grondslag dat een ieder zelf verantwoordelijkheid draagt voor de bestaansvoorziening. Het beroep op de bijstand staat alleen open wanneer iemand die verantwoordelijkheid niet op eigen kracht kan waarmaken. De bijstand is derhalve niet bedoeld als voorziening voor personen die weigeren hun verantwoordelijkheid te nemen. Van pas afgestudeerden mag dus (net als van andere (potentiële) bijstandsgerechtigden) worden verwacht dat zij zich beschikbaar stellen voor (vrijwel) alle aanwezige vacatures. Gemeenten zijn sinds de invoering van de WWB voor 100% financieel verantwoordelijk voor de bijstandsuitgaven. Gemeenten die te weinig aan uitstroombeleid doen, ondervinden daar zelf de consequenties van. Tegenover deze verantwoordelijkheid staat dat gemeenten een zeer grote mate van vrijheid hebben met betrekking tot de vormgeving van hun activeringsbeleid. De wijze waarop gemeenten omgaan met (pas) afgestudeerden in de bijstand verschilt daarom van stad tot stad. Van de combinatie van 100% financiële verantwoordelijkheid met een ruime beleidsvrijheid zal een stimulans uitgaan tot een zo doeltreffend mogelijke toepassing van de wet. Een positieve ontwikkeling is voorts dat de WWB voor veel gemeenten een opmaat lijkt te vormen voor een door gemeenten geïnitieerde samenwerking met andere partijen. Deze samenwerking leidt geregeld tot tastbare resultaten in de vorm van concrete afspraken met niet alleen de sector economische zaken maar tevens met werkgevers(organisaties). Een doeltreffende uitvoering van de WWB in samenhang met deze belangrijke neveneffecten zal naar alle waarschijnlijkheid op termijn haar vruchten gaan afwerpen, en leiden tot een evenwichtig arbeidsmarktbeleid op lokaal niveau. Mijn prioriteit gaat op dit moment uit naar een goede en slagvaardige implementatie van de WWB; ik ben daartoe ook veelvuldig met individuele gemeenten in gesprek. Voor dit doel is door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inmiddels een grote verscheidenheid aan materiaal ontwikkeld, waarmee gemeenten gewezen wordt op de vele mogelijkheden die de wet hen biedt.
Bij de implementatie van de WWB is reeds veel aandacht voor het verspreiden en overdragen van good practises. Vanzelfsprekend worden daarbij voorbeelden die in het bijzonder aansprekend kunnen zijn voor studentensteden meegenomen.

4