Stabiliteitsfonds en Nederlandse positie t.a.v. de definitie voor
Officiële Ontwikkelingssamenwerking (ODA)
Kamerbrief inzake Stabiliteitsfonds en Nederlandse positie t.a.v. de
definitie voor Officiële Ontwikkelingssamenwerking (ODA)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Mensenrechtenrechten en Vredesopbouw
Directie Veiligheidsbeleid
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
12 maart 2004
Behandeld
DMV/ DVB
Fazili
Kenmerk
DMV/VG-04/22 - DVB/CV-04/15
Telefoon
070-3485230 / 5337
Blad
1/5
Fax
070-3485684 / 4486
Bijlage
astrid.zonneveld@minbuza.nl
said.fazili@minbuza.nl
Betreft
1. Inzet van het Stabiliteitsfonds
2. Nederlandse positie ten aanzien van de definitie voor
Officiële Ontwikkelingssamenwerking (ODA)
In vervolg op de toezeggingen tijdens het begrotingsdebat van december
2003 geven wij u hierbij nadere informatie over de uitgangspunten en
inzet van het Stabiliteitsfonds alsmede over de wijze van
financiering. In het tweede deel van de brief wordt de Nederlandse
positie ten aanzien van de definitie voor Officiële
Ontwikkelingssamenwerking (ODA) uiteengezet.
1. Inzet van het Stabiliteitsfonds
Uitgangspunten van het Stabiliteitsfonds
Het Stabiliteitsfonds heeft tot doel om op snelle en flexibele wijze
ondersteuning te bieden bij activiteiten op het snijvlak van vrede,
veiligheid en ontwikkeling in landen en regio's die dreigen af te
glijden naar een gewelddadig conflict of waar zich reeds een conflict
voltrokken heeft. Zoveel mogelijk zal hierbij worden aangesloten bij
lopende formele vredesprocessen en zal getracht worden deze te
ondersteunen en versterken.
De op 3 oktober 2003 aan de Kamer verzonden brief over de oprichting
van het Stabiliteitsfonds (TK vergaderjaar 2003/2004, 29 200 V, nr.
10) vormt het
beoordelingskader voor mogelijk uit het Fonds te financieren
activiteiten. Algemene uitgangspunten zijn:
1. Het op snelle en flexibele wijze ondersteuning kunnen bieden
bij activiteiten op het snijvlak van vrede, veiligheid en
ontwikkeling.
2. Bijzondere aandacht voor conflictpreventie en vredesopbouw,
waaronder hervormingen binnen de veiligheidssector.
3. Het fonds zal zoveel mogelijk in samenhang met de andere
instrumenten en middelen van het geïntegreerde Nederlands buitenlands
beleid worden ingezet. Financiering van geïsoleerde activiteiten zal
in beginsel zoveel mogelijk worden vermeden.
4. Vanwege de ontwikkelingsdimensie is aanwending van het Fonds
slechts mogelijk in ontwikkelinglanden (DAC-I) en in beperkte mate in
de zogenaamde transitielanden (DAC- II).
5. Activiteiten moeten beschikken over een duidelijk einddoel.
6. Inzet van het fonds zal zoveel mogelijk geschieden met
inachtneming van Veiligheidsraad Resolutie 1325 inzake `Women, Peace
and Security' (2000).
7. De activiteit dient zoveel mogelijk in internationaal kader
afgestemd te zijn
Gezien de onvoorspelbaarheid en complexiteit van de hedendaagse
conflicten zal het in specifieke gevallen niet altijd mogelijk of
zelfs wenselijk zijn aan al deze punten te voldoen. Een pragmatische
en op de specifieke situatie toegesneden inzet verdient dan de
voorkeur.
Thematische inzet van het Stabiliteitsfonds
De inzet van het fonds richt zich op de beleidsterreinen
conflictpreventie, conflictbemiddeling, vredeshandhaving en
vredesopbouw, waaronder hervormingen binnen de veiligheidssector en
demobilisatie- en reintegratie programma's. De inzet dient, zoals
reeds eerder vermeld, zoveel mogelijk gerelateerd te zijn aan een
formeel vredesproces. Bij iedere inzet vanuit het fonds is het van
belang dat de activiteit zowel een veiligheids- als een
ontwikkelingsdimensie heeft.
Thema's die onder het Stabiliteitsfonds vallen, zijn bijvoorbeeld het
ondersteunen van vredesdialogen, het uitzenden van waarnemers en
deskundigen voor crisisbeheersing, ontmijning en ontwapening,
demobilisatie en reïntegratie-programma's, de herstructurering en
wederopbouw van nationale legers en politie, hervormingen binnen de
veiligheidssector, waaronder versterking van democratische controle
over de strijdkrachten, het tegengaan van de proliferatie van kleine
wapens en de bevordering van militaire vredeshandhavingsactiviteiten
door ontwikkelingslanden.
Regionale inzet van het Stabiliteitsfonds
De inzet vanuit het fonds zal zich in belangrijke mate richten op de
voor Nederland prioritaire regio´s (Hoorn van Afrika, Westelijke
Balkan en de Grote Meren regio) en Afghanistan. De middelen behoeven
evenwel niet uitsluitend hiervoor te worden aangewend. Als richtlijn
wordt gestreefd naar inzet van ongeveer driekwart van de nieuw te
besteden middelen aan de genoemde gebieden. De resterende middelen
zouden in overige gebieden kunnen worden besteed. Wel dient in het
laatste geval sprake te zijn van reeds bestaande Nederlandse
beleidsmatige betrokkenheid bij het betreffende land. Dit kan zich
uiten in bijvoorbeeld een bilaterale ontwikkelingsrelatie, Nederlandse
militaire activiteiten of een langdurige humanitaire inzet.
Beleidsmatige inbedding van het Stabiliteitsfonds
Zoveel mogelijk zal gestreefd worden naar zowel geografische als
thematische beleidsmatige inbedding. Het fonds zal dan ook zoveel
mogelijk worden ingezet in samenhang met overige instrumenten van het
Nederlands beleid.
Het Stabiliteitsfonds vormt mede een instrument voor de uitvoering van
het beleid zoals verwoord in de Afrika-notitie en de regionale
notities over de Hoorn van Afrika, de Grote Meren en de Westelijke
Balkan.
De inzet van middelen uit het fonds sluit voorts aan bij het staande
thematisch beleid op het gebied van ontmijning en kleine wapens. De
financiële middelen die op grond van de wens van uw Kamer hiervoor
zijn gereserveerd zijn in het Stabiliteitsfonds opgenomen. De huidige
uitgavenniveaus zullen richtsnoer zullen blijven voor de toekomst.
Het recent ontwikkelde Stability Assessment Framework (SAF) kan voorts
worden gebruikt als instrument voor conflictanalyse. Het SAF is een
analyse model dat een overzicht geeft van de instabiliteit in pré- en
post-conflict landen en de mogelijkheden aangeeft hoe de stabiliteit
kan worden bevorderd. Op dit moment wordt een informatie brochure over
het SAF ontwikkeld dat u te zijner tijd toe zal komen.
Toepassing van het Security Sector Reform (SSR)-instrument
(Niet-dossierstuk 2003-2004, buza030413, Tweede Kamer) kan eveneens in
specifieke gevallen noodzakelijk zijn. Het SSR-instrument is een
sector-specifiek instrument, wat zich op landen richt die vanuit het
perspectief van democratisering willen overgaan tot hervorming van de
veiligheidssector. Het instrument probeert ingangen en strategieën te
identificeren op het gebied van goed bestuur en SSR.
Wat is het Stabiliteitsfonds niet?
Uit het Stabiliteitsfonds zullen geen Nederlandse
vredeshandhavingsmissies worden gefinancierd. Daarvoor bestaat reeds
een aparte financiële voorziening. Ook zullen geen activiteiten op het
gebied van wederopbouw, goed bestuur of andere beleidsterreinen van
ontwikkelingssamenwerking worden gefinancierd.
Uitgangspunt is ook dat het fonds geen additioneel financieringskanaal
voor maatschappelijke organisaties die door het Thematische
Medefinanciering (TMF) bediend kunnen worden.
Financiering
In het Stabiliteitsfonds zijn zowel middelen voor
ontwikkelingssamenwerking (Official Development Assistance: ODA) als
uit de overige begroting van Buitenlandse Zaken (non-ODA) ter
beschikking gesteld.
Instelling van het Stabiliteitsfonds leidt niet tot `vervuiling' van
ontwikkelingssamenwerking. Als bepaalde activiteiten niet voldoen aan
de OESO/DAC-normen voor `Official Development Assistance' (ODA), dan
zullen deze ook niet aan ODA worden toegerekend.
Het fonds bestaat uit middelen die al gereserveerd waren voor
stabiliteitsbevorderende activiteiten van het geïntegreerde Nederlands
buitenlands beleid (het ontmijningsfonds, kleine-wapensfonds, middelen
ten behoeve van demobilisatie, ontwapening en reïntegratie,
vredesdialogen en vredesopbouw en het Vredesfonds) én uit additionele
middelen. Voor 2004 is er EUR 13 miljoen aan additionele middelen
beschikbaar. Voorts kunnen de niet-gecommiteerde middelen uit de
samengevoegde fondsen worden besteed. De verwachting is dat voor 2004
een totaal bedrag van ongeveer EUR 20 miljoen vrij te besteden zal
zijn, van het totale bedrag van EUR 64,2 miljoen dat voor dit jaar
beschikbaar is. Met de overige middelen worden verplichtingen
nagekomen die in het verleden werden aangegaan voor
stabiliteitsbevorderende activiteiten, die voor het merendeel in 2004
zullen aflopen.
Het Britse model: Conflict Prevention Pool en Africa Fund
In tegenstelling tot het Nederlandse model beschikt de Britse regering
over twee fondsen op hetzelfde terrein, te weten: het `Africa Fund' en
de `Conflict Prevention Pool'. Deze twee fondsen zijn niet toegewezen
aan één ministerie, maar vormen als het ware een gedeeld fonds tussen
het Britse ministerie van Algemene Zaken, Defensie, Buitenlandse Zaken
en Ontwikkelingssamenwerking. Strategisch regiobeleid wordt
vastgesteld door het Britse ministerie van Algemene Zaken, op basis
waarvan de betrokken ministeries gezamenlijk hun programma´s opzetten.
Financiële verantwoording naar het Britse parlement gebeurt wel door
één minister, die van Buitenlandse Zaken voor het Conflict
Prevention-fonds en die van Ontwikkelingssamenwerking voor het
Afrikafonds.
De inzet van deze fondsen is vergelijkbaar met die van het Nederlandse
Stabiliteitsfonds, dat overigens mede op basis van de opgedane kennis
in Londen is opgericht. Net als in Nederland wordt de inzet van Britse
militaire eenheden in crisisbeheersingsoperaties niet uit deze fondsen
gefinancierd.
Een belangrijk verschil met de Britse werkwijze betreft de
betrokkenheid van Defensie en Algemene Zaken. In het Verenigd
Koninkrijk brengt Defensie een substantieel deel van de menskracht in
en werd bij de oprichting van de fondsen ook een substantieel deel van
Defensiefondsen ter beschikking gesteld aan deze twee nieuwe,
ontschotte fondsen.
2. Nederlandse positie ten aanzien van de definitie voor
Officiële Ontwikkelingssamenwerking (ODA)
Als Official Development Assistance (ODA) gelden uitgaven die door
officiële instellingen, inclusief nationale en lagere overheden of
uitvoeringslichamen daarvan, worden besteed met als doel om welzijn en
economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden te bevorderen en
waarvan tenminste 25% als schenkingsdeel wordt uitgekeerd.
Nederland is van mening dat er op het snijvlak van vrede, veiligheid
en ontwikkeling een aantal activiteiten is dat aan deze definitie
voldoet, maar dat tot nog toe internationaal niet als ODA worden
beschouwd. Aanknopingspunten hiervoor zijn de overweging dat vrede,
veiligheid en stabiliteit als voorwaardenscheppend voor
sociaal-economische ontwikkeling moeten worden gezien en dat "good
governance" van de overheid ook de gehele veiligheidssector omvat.
Zoals dat voor alle ontwikkelingsrelevante activiteiten in het
algemeen geldt, maakt het, naar Nederlands
inzicht, ook hier niet uit welke officiële instellingen deze
activiteiten uitvoeren. Dat kunnen dus ook militaire organisaties en
instituties zijn.
Over dit onderwerp wordt thans in het Development Assistance Committee
van de OESO overlegd. Besluitvorming vindt plaats bij consensus.
Nederland streeft naar een verruiming van de ODA-definitie op de
volgende drie terreinen: `security sector reform', vredesoperaties
uitgevoerd door DAC-I landen in DAC-I landen en onderdelen van
vredesoperaties van niet-DAC-I landen in DAC-I landen. Enkele
voorbeelden hiervan zijn de inzameling en vernietiging van overtollige
wapens en de training van militairen in DAC-I landen met als doel deze
te laten werken volgens de internationale normen en waarden, zoals
respect voor mensenrechten en de Geneefse conventies.
De Nederlandse inbreng kan tot nu toe niet op alle onderdelen op
consensus rekenen. Op een aantal onderdelen bestaat wel steun van een
aantal andere DAC-landen. Dit betreft bijvoorbeeld de ondersteuning
met technische assistentie van hervorming van de veiligheidssector van
ontwikkelingslanden. Hierbij is het doel het bereiken van een goed
georganiseerde veiligheidssector, die democratisch gecontroleerd wordt
en voldoet aan de internationale normen wat betreft omvang en kosten.
Het betreft hier de civiele aspecten van de security sector reform.
Wat betreft vredesoperaties bestaat er steun van sommige DAC-leden
voor ODA-toerekening van civiele en humanitaire activiteiten van
vredestroepen uit DAC-I landen aan DAC-I-landen. Voor vredestroepen
uit donorlanden aan DAC-I landen met een VN-mandaat bestaat deze
toerekening reeds voor activiteiten op het gebied van bijvoorbeeld
mensenrechten, training op het gebied van douane- en grenscontrole,
repatriëring en demobilisatie van voormalige strijders en het
inzamelen van hun wapens, en het ruimen van explosieven.
Nederland ondervindt van enkele landen steun voor ODA-registratie van
financiering van civiele ontwikkelingsrelevante activiteiten van
vredestroepen van niet-DAC-I landen in DAC-I landen. Er bestaat
anderszins weinig steun voor ODA-registratie van de kosten voor
opleiding en training van DAC-1 troepen in vredestaken.
Vanwege de lopende onderhandelingen in OESO-DAC kader zult u begrijpen
dat niet nader op de posities van landen kan worden ingegaan.
Tijdens de High Level Meeting van de OESO-DAC in april staan de
ODA-criteria voor vrede en veiligheid op de agenda.
De Minister van Buitenlandse Zaken, De Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking,
Dr. B.R. Bot
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Ministerie van Buitenlandse Zaken