Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal, Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 22, Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA DEN HAAG
Uw brief Ons kenmerk
SV/A&L/04/18369
Onderwerp Datum
debat over arbeid en ziekte 12 maart 2004
Door uw Kamer is, als uitvloeisel van de behandeling van het wetsvoorstel verlenging
loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003, voorzien in een debat op 16 maart over het
thema "arbeid en ziekte". Met het oog op dit debat informeer ik u met deze brief over de
stand van zaken van de inhoudelijke toezeggingen die ik uw Kamer, bij brief van 12
december 2003, heb gedaan.
De stand van zaken rond deze toezeggingen is als volgt.
Wat betreft de loonsanctie heeft de afgelopen periode onderzoek plaatsgevonden, dit naar
aanleiding van het artikel van prof. F. Noordam in SMA. Dit onderzoek is inmiddels
afgerond. Voor de conclusies die ik uit dit onderzoek heb getrokken moge ik verwijzen naar
de antwoorden op de kamervragen van het Tweede Kamerlid Verburg die als bijlage bij
deze brief zijn gevoegd.
Daarnaast heb ik, conform mijn toezegging, bij het onderzoek uitdrukkelijk de
verhaalssanctie betrokken, die in genoemd wetsvoorstel is opgenomen. Het betreft hierbij
een nieuw instrument, dat qua doel vergelijkbaar is met de loonsanctie maar zich met name
richt op een adequate invulling van de reïntegratie bij tijdelijke arbeidsrelaties. De
verhaalssanctie is naar aanleiding van de discussie met uw Kamer nog niet ingevoerd.
Uit het ingestelde onderzoek is naar voren gekomen dat de juridische houdbaarheid van de
verhaalssanctie en het beoogde reparatoire karakter van de sanctie in het bijzonder, als
zodanig niet aan twijfel onderhevig is. Wel is uit het onderzoek naar voren gekomen dat een
aantal aspecten in de wetgeving met betrekking tot de verhaalssanctie en het daarvoor
benodigde reïntegratieverslag verbetering behoeft.
Het gaat hierbij met name om de omstandigheid dat er geen wettelijke basis bestaat om de
bepalingen uit de ministeriële regeling procesgang eerste ziektejaar die betrekking hebben
op de inhoud van de reïntegratieverslagen, toe te passen op de reïntegratieverslagen ten
behoeve van de vangnetpopulatie. Gevolg hiervan zou kunnen zijn dat het UWV zowel de
2
inspanningen van de werkgever als de inhoud van het reïntegratieverslag niet adequaat zou
kunnen toetsen.
Een tweede aspect in de regeling dat verbetering behoeft betreft het moment waarop de
eigenrisicodrager een reïntegratieverslag moet indienen. In afwijking van de normale
regeling ten behoeve van de vangnetters zou dit moment niet moeten liggen aan het einde
van het dienstverband van de vangnetwerknemer maar uitsluitend aan het einde van de
wachttijd voor de WAO.
Voor de aanpassing van beide hierboven genoemde situaties is wetswijziging noodzakelijk.
Ik neem mij voor deze wetswijziging zo snel mogelijk ter hand te nemen, gericht op
invoering met ingang van 1 januari 2005, zodat de verhaalssanctie daarna daadwerkelijk in
werking kan treden.
In de tussengelegen periode zal met het UWV nadere afstemming plaatsvinden over de
toekomstige uitvoering van de verhaalssanctie. Evenals bij de loonsanctie acht ik het in dit
kader van belang dat de duur van de sanctie nadrukkelijk wordt afgestemd op de tijd die
nodig is om het verzuim te herstellen respectievelijk de benodigde reïntegratie-inspanningen
te verrichten. Op die manier wordt het beoogde reparatoire karakter van de verhaalssanctie
ook in de uitvoering duidelijk tot uitdrukking gebracht. Ik ben voornemens te zijner tijd de
stuurgroep verbetering poortwachter te vragen zijn oordeel te geven over de wijze waarop in
de uitvoering de duur van de verhaalssanctie zal worden vastgesteld.
Wat betreft de toegezegde voorhangprocedure van het Schattingsbesluit bevestig ik mijn
toezegging aan de Kamer. Een wijziging van het Schattingsbesluit hangt samen met de
besluitvorming van het kabinet over het SER-advies. Zodra het kabinetsstandpunt is
vastgesteld zal ik zowel de Tweede als de Eerste Kamer hierover terstond informeren.
Aansluitend kan een wijziging van het Schattingsbesluit en de voorhangprocedure ter hand
worden genomen.
Wat betreft de ziekmelding nieuwe stijl heb ik het oordeel gevraagd van de stuurgroep
verbetering poortwachter. De stuurgroep is op 2 maart jl. bijeen geweest. In deze
vergadering is bijgaande concept Ministeriële Regeling ziekmelding nieuwe stijl alsmede
een concept van de ziekmelding nieuwe stijl besproken. Uitkomst van deze bespreking was
dat bij de leden van de stuurgroep geen behoefte bestaat aan een ziekmelding nieuwe stijl.
Wel acht de stuurgroep het gewenst om, met handhaving van de strikte
verantwoordelijkheidsverdeling, aan het eind van het eerste ziektejaar een extra
evaluatiemoment door werkgever en werknemer van de geleverde reïntegratie-inspanningen
in te bouwen in de procesgang eerste ziektejaar. Zoals gebruikelijk zal de stuurgroep zijn
oordeel na achterbanraadpleging formeel aan mij kenbaar maken. Ik verwacht dit oordeel
aan het eind van deze maand. Hierna zal ik een definitief besluit ter zake nemen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid