LJN-nummer: AO1237 Zaaknr: C02/299HR
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 12-03-2004
Datum publicatie: 12-03-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: cassatie
12 maart 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/299HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE LAGE LANDEN TRANSLEASE B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B. Winters,
t e g e n
,
gevestigd te ,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: De Lage Landen - heeft bij
exploot van 11 mei 2000, hersteld bij exploot van 17 mei 2000,
verweerster in cassatie - verder te noemen: - gedagvaard
voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voorzover
de wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
1. te veroordelen om aan De Lage Landen te vergoeden de
door De Lage Landen geleden schade ten bedrage van f 26.699,31,
exclusief BTW, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede
justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke
rente vanaf 11 maart 1999, althans vanaf de dag van het verzuim, tot
de dag der algehele voldoening;
2. te veroordelen aan De Lage Landen te vergoeden de
kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand, ter hoogte van f
2.077,83, althans ter hoogte van een door de rechtbank naar
redelijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen
met de wettelijke rente vanaf de dag van het verzuim tot de dag der
algehele voldoening.
heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 9 mei 2001 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft De Lage Landen hoger beroep ingesteld bij het
gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 16 juli 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep
bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft De Lage Landen beroep in cassatie
ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan deel uit.
heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor De Lage
Landen mede door mr. J. van der Beek, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het
bestreden arrest en tot terugverwijzing van de zaak naar het
gerechtshof te 's-Gravenhage.
De advocaat van heeft bij brief van 24 december 2003 op
de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De Lage Landen is eigenares van een door Adecco ten behoeve van
haar werknemer geleasde auto. is met
overeengekomen dat aan de auto op 11 maart
1999 een reparatie zou uitvoeren.
(ii) biedt haar klanten de mogelijkheid hun auto na
sluitingstijd van de garage af te leveren door middel van het
deponeren van de autosleutels in een daarvoor speciaal bij
aanwezige sleutelbus. De sleutelbus bestaat uit een (aan
de buitenzijde zichtbare) verticale opening waarboven is vermeld
"sleutelbus". Achter de sleutelbus bevindt zich aan de binnenzijde een
constructie bestaande uit glijplaten die haaks op elkaar staan. De
gedeponeerde sleutels komen via de glijplaten-constructie in een bak
op een bureau terecht.
(iii) Op 11 maart 1999 heeft aangifte gedaan van
diefstal van de auto. De diefstal is gepleegd tussen 10 maart 1999,
20.15 uur, het tijdstip waarop naar zijn zeggen de auto
bij het bedrijf van heeft geparkeerd en de autosleutels
en het frontje van de autoradio in een envelop in de sleutelbus heeft
gedeponeerd, en 11 maart 1999 09.05 uur, het moment waarop betrokkene
1 van per telefoon hoorde dat noch de auto, noch de
sleutels waren aangetroffen.
3.2 Nadat de rechtbank de onder 1 vermelde vordering van De Lage
Landen op in cassatie niet meer ter zake doende gronden had afgewezen,
heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd. Het hof heeft met
betrekking tot de vraag of onrechtmatig jegens De Lage
Landen heeft gehandeld door niet te instrueren om
uitsluitend losse sleutels in de sleutelbus te deponeren en door geen
maatregelen te hebben getroffen om te voorkomen dat de sleutels uit de
bus kunnen worden gestolen, als volgt overwogen:
"3.3 (...) Het is een feit van algemene bekendheid dat het regelmatig
voorkomt dat bij garages autosleutels uit de brievenbus worden
gehengeld en de daarbij behorende auto's die in de omgeving van die
garage staan geparkeerd worden gestolen. De persoon die ervoor kiest
zijn auto de avond tevoren al bij de garage af te leveren behoort met
de mogelijkheid van diefstal rekening te houden. De gevolgen daarvan
zijn in beginsel voor zijn risico. Dit is eerst anders wanneer sprake
is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de garagehouder
een zodanig verwijt valt te maken dat hij voor de gevolgen van de
diefstal aansprakelijk is. In casu zou dat het geval kunnen zijn
wanneer de speciaal voor autosleutels bestemde bus apert ondeugdelijk
was. De eis, dat ervoor diende te zorgen dat diefstal
onmogelijk was, gaat naar het oordeel van het hof te ver, evenals de
eis dat had dienen te instrueren alleen
sleutels in de bus te deponeren.
3.4 Omtrent de sleutelbus is het volgende gebleken.
heeft een constructie laten aanbrengen juist met het doel om diefstal
te bemoeilijken: de constructie is met metaal bekleed om hengelen met
een magneet te frustreren en bevat een aantal haaks op elkaar staande
glijbanen, eveneens om ervoor te zorgen dat men via de opening van
buiten niet bij de in de bus gedeponeerde voorwerpen kan komen. Het
hof is van oordeel dat deze constructie een betere bescherming lijkt
te bieden dan een "gewone, gemiddelde" brievenbus en zeker niet
zodanig ondeugdelijk is dat op grond daarvan
aansprakelijk zou zijn voor de veronderstelde diefstal."
3.3.1 Onderdeel 1, dat met rechts- en motiveringsklachten tegen deze
oordelen opkomt, kan bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot
cassatie leiden voorzover het uitgaat van de veronderstelling dat het
hof slechts heeft onderzocht of de sleutelbus apert ondeugdelijk was
dan wel of de sleutelbus een betere bescherming lijkt te bieden dan
een gewone gemiddelde brievenbus en of de sleutelbus zodanig
ondeugdelijk was dat op grond daarvan aansprakelijk zou
zijn voor de diefstal, en niet heeft onderzocht of de sleutelbus een
deugdelijke bescherming bood tegen diefstal van daarin gedeponeerde
sleutels. Die veronderstelling is onjuist. Het hof heeft, nadat het in
3.3 had geoordeeld dat de eis dat ervoor diende te
zorgen dat diefstal onmogelijk was te ver gaat, in 3.4 beoordeeld of
de brievenbus een deugdelijke bescherming bood tegen diefstal van de
daarin gedeponeerde sleutels. Het oordeel van het hof komt erop neer
dat dit het geval was.
3.3.2 Het onderdeel wordt ook voor het overige tevergeefs voorgesteld,
omdat het oordeel dat de brievenbus een deugdelijke bescherming bood
tegen diefstal van de daarin gedeponeerde sleutels, als van feitelijke
aard, in cassatie niet op juistheid kan worden onderzocht, niet
onbegrijpelijk is en geen nadere motivering behoefde.
3.4.1 Onderdeel 2 keert zich tegen het oordeel in rov. 3.3 dat de eis
dat had dienen te instrueren alleen
sleutels in de bus te deponeren te ver gaat. Het onderdeel voert aan
dat het hof heeft miskend dat de in het onderdeel nader aangeduide
omstandigheden met zich (kunnen) brengen dat in strijd
met de maatschappelijke zorgvuldigheid handelde door
niet te instrueren dat alleen sleutels in de sleutelbus dienden te
worden gedeponeerd. Volgens het onderdeel valt, gelet op deze
omstandigheden, in ieder geval zonder nadere motivering niet in te
zien waarom de eis dat had behoren te
instrueren, te ver zou gaan.
3.4.2 Bij de beoordeling van dit onderdeel wordt vooropgesteld dat het
hof niet blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door als
uitgangspunt te nemen dat, gelet op het van algemene bekendheid zijnde
feit dat het regelmatig voorkomt dat bij garages autosleutels uit de
brievenbus worden gehengeld en de daarbij behorende auto's die in de
omgeving van die garage staan geparkeerd worden gestolen, de persoon
die ervoor kiest zijn auto de avond tevoren al bij de garage af te
leveren met de mogelijkheid van diefstal rekening behoort te houden,
en dat de gevolgen daarvan in beginsel voor zijn risico zijn, tenzij
sprake is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de
garagehouder een zodanig verwijt valt te maken dat hij voor de
gevolgen van de diefstal aansprakelijk is. Bij dat uitgangspunt heeft
het hof evenmin blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te
oordelen dat de eis dat had moeten
instrueren alleen sleutels in de sleutelbus te deponeren te ver gaat.
Daarbij heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk in aanmerking
genomen dat boven de bus duidelijk is vermeld "sleutelbus" en dat
daarom niet rekening behoefde te houden met de
mogelijkheid dat cliënten ondanks die aanduiding grotere voorwerpen
dan hun autosleutels in de opening zouden deponeren, zoals het frontje
van een autoradio, dat voor het uitvoeren van reparaties in het
algemeen niet nodig zal zijn. In het licht van het debat van partijen,
waaruit niet naar voren is gekomen dat zich eerder problemen met de -
gelet op het hiervóór in 3.3 overwogene - deugdelijk te achten
sleutelbus hebben voorgedaan, is niet onbegrijpelijk en behoefde geen
nadere motivering dat het hof een uitdrukkelijke instructie of een
uitdrukkelijke waarschuwing slechts sleutels in de - al duidelijk als
sleutelbus aangeduide - opening te deponeren, als een te vergaande eis
heeft beoordeeld. De in het onderdeel aangevoerde omstandigheden
noopten het hof ook niet tot een nadere motivering. Het onderdeel
faalt derhalve.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt De Lage Landen in de kosten van het geding in cassatie,
tot op deze uitspraak aan de zijde van begroot op EUR
301,34 aan verschotten en EUR 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter
en de raadsheren D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A.
Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de
raadsheer A. Hammerstein op 12 maart 2004.
*** Conclusie ***
nr. C02/299HR
Mr. Hartkamp
zitting 12 december 2003
Conclusie inzake
De Lage Landen Translease B.V.
tegen
Feiten en procesverloop
1) In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan (zie r.o. 1
van het vonnis van de rechtbank d.d. 9 mei 2001 en r.o. 1 van het
arrest van het hof d.d. 16 juli 2002).
De Lage Landen Translease B.V. (hierna: De Lage Landen), eiseres tot
cassatie, is eigenares van een door Adecco ten behoeve van haar
werknemer geleasde auto. is met
(hierna: ), verweerster in cassatie,
overeengekomen dat aan de auto op 11 maart 1999 een
reparatie zou uitvoeren.
biedt haar klanten de mogelijkheid hun auto na
sluitingstijd van de garage af te leveren door middel van het
deponeren van de autosleutels in een daarvoor speciaal bij
aanwezige sleutelbus. De sleutelbus bestaat uit een (aan
de buitenzijde zichtbare) verticale opening waarboven is vermeld
"sleutelbus". Achter de sleutelbus bevindt zich aan de binnenzijde een
constructie bestaande uit meerdere glijplaten die haaks op elkaar
staan. De gedeponeerde sleutels komen via de glijplatenconstructie in
een bak op een bureau terecht.
Op 11 maart 1999 heeft aangifte gedaan van diefstal van
de auto. De diefstal is gepleegd tussen 10 maart 1999, 20.15 uur, het
tijdstip waarop naar zijn zeggen de auto bij het
bedrijf van heeft geparkeerd en de autosleutels en het
frontje van de autoradio in een envelop in de sleutelbus heeft
gedeponeerd, en 11 maart 1999 09.05 uur, het moment waarop betrokkene
1 van per telefoon hoorde dat noch de auto, noch de
sleutels waren aangetroffen.
2) Bij exploot van 11 mei 2000 (hersteld bij exploot van 17 mei 2000)
heeft De Lage Landen gedagvaard voor de Rechtbank te
's-Gravenhage. Zij heeft gevorderd, voorzover in cassatie van belang,
te veroordelen tot betaling van f 26.699,31 als
schadevergoeding. Aan deze vordering heeft De Lage Landen ten
grondslag gelegd dat toerekenbaar tekort is geschoten in
de nakoming van de door met gesloten
overeenkomst.
3) Bij vonnis van 9 mei 2001 heeft de rechtbank geoordeeld dat tussen
De Lage Landen en geen overeenkomst bestond en dat de
vordering, nu die niet ook op een andere grond was gebaseerd, mitsdien
moest worden afgewezen. Ten overvloede heeft de rechtbank overwogen
dat indien de vordering op onrechtmatige daad zou zijn gebaseerd, zij
eveneens zou moeten worden afgewezen.
4) De Lage Landen is onder aanvoering van vier grieven tegen het
vonnis van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Gerechtshof te
's-Gravenhage. Bij arrest van 16 juli 2002 heeft het hof het vonnis
van de rechtbank bekrachtigd. Het heeft daartoe, voorzover in cassatie
van belang, het volgende overwogen omtrent de vraag of
onrechtmatig jegens De Lage Landen heeft gehandeld door
niet te instrueren om uitsluitend losse sleutels in de sleutelbus te
deponeren en door geen maatregelen te hebben getroffen om te voorkomen
dat de sleutels uit de bus kunnen worden gestolen:
"3.3 (...) Het is een feit van algemene bekendheid dat het regelmatig
voorkomt dat bij garages autosleutels uit de brievenbus worden
gehengeld en de daarbij behorende auto's die in de omgeving van die
garage staan geparkeerd worden gestolen. De persoon die ervoor kiest
zijn auto de avond tevoren al bij de garage af te leveren behoort met
de mogelijkheid van diefstal rekening te houden. De gevolgen daarvan
zijn in beginsel voor zijn risico. Dit is eerst anders wanneer sprake
is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de garagehouder
een zodanig verwijt valt te maken dat hij voor de gevolgen van de
diefstal aansprakelijk is. In casu zou dat het geval kunnen zijn
wanneer de speciaal voor autosleutels bestemde bus apert ondeugdelijk
was. De eis, dat ervoor diende te zorgen dat diefstal
onmogelijk was, gaat naar het oordeel van het hof te ver, evenals de
eis dat had dienen te instrueren alleen
sleutels in de bus te deponeren.
3.4 Omtrent de sleutelbus is het volgende gebleken.
heeft een constructie laten aanbrengen juist met het doel om diefstal
te bemoeilijken: de constructie is met metaal bekleed om hengelen met
een magneet te frustreren en bevat een aantal haaks op elkaar staande
glijbanen, eveneens om ervoor te zorgen dat men via de opening van
buiten niet bij de in de bus gedeponeerde voorwerpen kan komen. Het
hof is van oordeel dat deze constructie een betere bescherming lijkt
te bieden dan een "gewone, gemiddelde" brievenbus en zeker niet
zodanig ondeugdelijk is dat op grond daarvan
aansprakelijk zou zijn voor de veronderstelde diefstal."
5) De Lage Landen is (tijdig) van het arrest van het hof in cassatie
gekomen. Daartoe heeft zij een middel van cassatie geformuleerd dat
bestaat uit twee onderdelen. heeft geconcludeerd voor
antwoord. Vervolgens hebben partijen hun stellingen schriftelijk
toegelicht.
Bespreking van het cassatiemiddel
6) Onderdeel 1 komt met een rechts- en een motiveringsklacht op tegen
het oordeel van het hof in r.o. 3.3 en 3.4. Het klaagt erover dat het
hof heeft miskend dat de garagehouder ( ), die zijn
klanten de mogelijkheid biedt om sleutels in een daarvoor bestemde
sleutelbus te deponeren, ervoor dient te zorgen dat de sleutelbus een
deugdelijke bescherming biedt tegen diefstal van gedeponeerde sleutels
en dat de gevolgen van diefstal eerst voor rekening zijn van de klant
die ervoor kiest zijn auto de avond tevoren al bij de garage af te
leveren, indien ondanks een deugdelijke constructie van de sleutelbus,
de sleutels toch uit de sleutelbus worden gestolen en vervolgens de
bijbehorende auto. Het hof had daarom moeten onderzoeken of de
sleutelbus een deugdelijke bescherming bood tegen diefstal van
gedeponeerde sleutels.
Het onderdeel mist m.i. feitelijke grondslag nu het hof het bedoelde
onderzoek heeft verricht. Blijkens r.o. 3.3 heeft het hof ter
beantwoording van de vraag voor wiens risico de (gevolgen van de)
diefstal komt (komen), de deugdelijkheid van de sleutelbus als
relevante omstandigheid aangemerkt. R.o. 3.4 staat vervolgens geheel
in het teken van de deugdelijkheid van de sleutelbus bij
. Op grond van hetgeen omtrent de sleutelbus is komen
vast te staan, heeft het hof geoordeeld dat (de constructie van) de
sleutelbus een betere bescherming lijkt te bieden dan een "gewone,
gemiddelde" brievenbus en zeker niet zodanig ondeugdelijk is dat
uit dien hoofde aansprakelijk zou zijn voor de
veronderstelde diefstal. Dit oordeel - dat erop neerkomt dat de
sleutelbus bij deugdelijke bescherming tegen diefstal
van gedeponeerde sleutels biedt - is niet onbegrijpelijk en behoefde
geen nadere motivering.
7) Onderdeel 2 klaagt erover dat het hof in r.o. 3.3 ten onrechte
heeft geoordeeld dat te ver gaat de eis dat betrokkene
1 had moeten instrueren uitsluitend sleutels in de sleutelbus te
deponeren. Het hof zou hebben miskend dat de in het onderdeel nader
aangeduide omstandigheden met zich (kunnen) brengen dat
in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid handelde door
niet te instrueren dat alleen sleutels in de sleutelbus
dienden te worden gedeponeerd. Volgens het onderdeel valt, gelet op
deze omstandigheden, in ieder geval zonder nadere motivering niet in
te zien waarom de eis dat had behoren te
instrueren, te ver zou gaan.
Het onderdeel slaagt naar mijn mening. Van de volgende omstandigheden
kan (en kon door het hof) als vaststaand of onvoldoende weersproken
worden uitgegaan. heeft de autosleutels tezamen met het
frontje van de autoradio in een envelop in de sleutelbus bij
gedeponeerd. De sleutelbus bestaat uit een verticale
gleuf met daarboven de tekst "sleutelbus". De gleuf lijkt lang genoeg
om niet alleen sleutels, maar ook bijvoorbeeld enveloppen te kunnen
ontvangen (zie de foto, productie 3 bij de conclusie van eis). Aan de
buitenzijde is niet zichtbaar dat zich aan de binnenzijde van de
sleutelbus een constructie bevindt die bestaat uit meerdere, haaks op
elkaar staande glijplaten (zie dezelfde foto). Het is mogelijk dat een
(te dikke) envelop in deze constructie blijft hangen en uit de
sleutelbus wordt gevist (zoals in het onderhavige geval kennelijk is
geschied). Omdat dit risico van buitenaf niet valt in te schatten, is
het niet onbegrijpelijk dat klanten van het gebruik van
een envelop niet vermijden. Voor het gebruik van een envelop kunnen
klanten verschillende redenen hebben. Een niet-onlogische reden kan
zijn de wens van een klant om door middel van een envelop met
opschrift s zoektocht naar de geparkeerde auto te
vergemakkelijken; of het feit dat met de autosleutels bepaalde
papieren moeten worden ingeleverd (zo moet bij een APK-keuring het
kentekenbewijs beschikbaar zijn). Dat zijn klanten hun autosleutels in
een envelop in de sleutelbus deponeren was, in deze omstandigheden,
niet dermate onwaarschijnlijk dat daarmee geen rekening
had kunnen houden. Bovendien was het nemen van een maatregel, zoals
een waarschuwing, voor niet of weinig bezwaarlijk,
terwijl de (eveneens redelijkerwijs voorzienbare) consequenties van
het achterwege laten van een maatregel voor zijn klanten ernstig
konden zijn (en dat in het onderhavige geval ook waren). In het licht
van deze - deels ook in het onderdeel uitgewerkte - omstandigheden is
zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk op grond
waarvan het hof tot het oordeel is gekomen dat de eis dat
had dienen te instrueren alleen sleutels
in de bus te deponeren, te ver gaat.
Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot
terugverwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Den Haag.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden