Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
22 oktober 2003 SV/A&L/04/18369

Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid Verburg over 12 maart 2004
de Poortwachter-loonsanctie
(2030401700)

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Verburg (CDA) over de Poortwachter- loonsanctie.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

2030401700

Vragen van het lid Verburg (CDA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Poortwachter-loonsanctie. (Ingezonden 21 oktober 2003)

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het recente artikel over de rechtmatigheid van de Poortwachter- loonsanctie?1

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Zijn de beweringen die worden gedaan juist? Zo neen, waarom niet
Vraag 3
Indien de beweringen wel juist zijn, wat is dan precies in strijd met de verdragsregels? Vraag 4
Welke gevolgen zou dit mogelijk kunnen hebben? Heeft het eventueel nog gevolgen met terugwerkende kracht?

Antwoord 2, 3 en 4
Alvorens in te gaan op de gestelde vragen wil ik een opmerking maken over de plaats en betekenis van de loonsanctie. De loonsanctie is geregeld in artikel 71a, negende lid, van de WAO. Hierin is bepaald dat indien blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen uit dit artikel niet of niet volledig is nagekomen dan wel onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, het UWV de periode verlengt waarover de werkgever het loon moet doorbetalen. De loonsanctie is totstandgekomen in het kader van de Wet verbetering poortwachter en met ruime steun van het parlement aanvaard.
De loonsanctie is een wezenlijk element in de aanpak, gericht op beperking van het langdurig verzuim en van instroom in de WAO, waarbij werkgever en werknemer het primaat hebben en de op reïntegratie gerichte verplichtingen niet vrijblijvend zijn. Anders dan bij de oude poortwachter wordt in deze aanpak voor het eerst door het UWV aan het eind van de loonbetalingsperiode en voorafgaand aan de claimbeoordeling van de WAO inhoudelijk en toegespitst op de individuele situatie beoordeeld of de verrichte reïntegratie-inspanningen voldoende zijn geweest. Blijken bij die beoordeling de inspanningen aan de kant van de werkgever niet voldoende te zijn geweest, dan wordt de periode van loondoorbetaling met maximaal één jaar verlengd. Deze periode is afhankelijk van de termijn die nodig is om het verzuim te herstellen respectievelijk alsnog voldoende reïntegratie-inspanningen te verrichten. De praktijk wijst uit dat de loonsanctie maatschappelijk algemeen is aanvaard en bovendien ­in tegenstelling tot eerdere sancties op dit


1 De Volkskrant, 20 oktober jl., pagina 8, waarin ook verwezen wordt naar een artikel van Prof. mr. F.M. Noordam, in Sociaal Maandblad Arbeid.

terrein- tot weinig beroepszaken aanleiding geeft. De loonsanctie is het sluitstuk van de goedwerkende poortwachter en daarmee een niet te onderschatten pijler voor het huidige


2

succes van de poortwachter. Dit werd in de onlangs gehouden vergadering van de stuurgroep verbetering poortwachter nogmaals bevestigd.

Noordam heeft in zijn artikel in SMA aangegeven kritiek te hebben op de vormgeving van de loonsanctie.
Uiteraard heb ik de kritiekpunten van Noordam diepgaand laten onderzoeken. Bij dit onderzoek door mijn departement zijn ook het ministerie van Justitie en het UWV betrokken. Volledigheidshalve heb ik de uitkomsten van dit onderzoek voorgelegd aan de Landsadvocaat. Zijn advies heb ik zeer recent ontvangen. Uit alle verrichtte onderzoeken blijkt eenduidig dat de stellingen van Noordam onvoldoende basis bieden voor de conclusie dat de loonsanctie zoals deze is vormgegeven onhoudbaar is. Op basis van deze uitkomsten trek ik de conclusie dat er geen noodzaak bestaat om tot aanpassing van de wettelijke regeling over te gaan. Wel zal ik ­ in overleg met het UWV ­ nagaan of het reparatoire karakter van de loonsanctie in de uitvoering nog duidelijker tot uitdrukking kan worden gebracht, door de duur van de loonsanctie nadrukkelijker af te stemmen op de periode die de werkgever nodig heeft om alsnog de benodigde reïntegratie- inspanningen te verrichten.
Of de kritiekpunten van Noordam juist zijn is een vraag, waarover uiteindelijk de rechter een oordeel zal geven. Ik acht het niet juist om op dit oordeel van de rechter vooruit te lopen. Om die reden wil ik bij de beantwoording van de gestelde vragen volstaan met het vermelden van de uitkomsten van het onderzoek.

Vraag 5
Welke stappen neemt u in dit geval, op de meest korte termijn om dit probleem op te lossen?

Antwoord 5
Gezien mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4 acht ik thans geen redenen aanwezig om tot aanpassing van de wetgeving over te gaan. In dit verband verdient nog het volgende opmerking. Als gevolg van de op 1 januari jongstleden inwerking getreden wet Verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 geldt voor werknemers, die op en na 1 januari 2004 ziek zijn geworden een loondoorbetalingsplicht van twee jaar. Deze wijziging heeft tot gevolg dat vanaf oktober 2004 tot oktober 2005 nauwelijks WAO-aanvragen en reïntegratieverslagen zullen worden ingediend. In die periode zullen dan ook praktisch geen loonsancties meer worden opgelegd. Voorts is van belang dat in het kader van het nieuwe WAO-stelsel zal worden bezien welke mogelijke implicaties het nieuwe stelsel heeft voor de vormgeving van de loonsanctie. De uitkomsten daarvan zullen de Kamer worden voorgelegd in de vorm van de wetsvoorstellen voor het nieuwe WAO-stelsel.

Tot slot verdient vermelding, zoals reeds opgemerkt in mijn antwoord bij vraag 2, dat ik zal nagaan of het reparatoire karakter van de loonsanctie in de uitvoering nog duidelijker tot uitdrukking kan worden gebracht. Uiteraard ben ik bereid de Kamer over de uitkomst daarvan te informeren.

Vraag 6
Pleit dit er niet voor de Poortwachterregels en -criteria in het arbeidsrecht op te nemen?


3

Antwoord 6
Een belangrijk deel van de Poortwachtersregels is thans al neergelegd in het Burgerlijk Wetboek (BW). Ik zie in hetgeen door Noordam wordt aangevoerd, geen reden om de regeling in het BW uit te breiden met regels over de beoordeling van de reïntegratie-activiteiten en het opleggen van de loonsancties. Zowel de beoordeling van de reïntegratie-activiteiten als het opleggen van de loonsanctie zijn taken die het UWV als poortwachter van de publieke WAO-verzekering uitvoert. Het ligt naar mijn mening meer voor de hand de regeling van deze taken in de WAO te handhaven dan over te hevelen naar het BW.