Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuk, 12-3-2004

Antwoorden op kamervragen over mogelijk gedwongen scheiding van echtparen door verpleeghuiszorg

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U-2455165

12 maart 2004

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Verbeet (PvdA) over mogelijk gedwongen scheiding van echtparen door verpleeghuiszorg (2030407750).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp

* PDF - Kamerstuk - Antwoorden op kamervragen over mogelijk

Om het kamerstuk op te halen:

Zie het origineel
gedwongen scheiding van echtparen door verpleeghuiszorg Antwoorden op kamervragen over mogelijk gedwongen scheiding van echtparen door verpleeghuiszorg (nieuw venster) Kamerstuk, 12-3-2004 (3 pag., 18 kB)

Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Verbeet over mogelijk gedwongen scheiding van echtparen door verpleeghuiszorg.
(20300407750)
1
Kent u de reportage waarin gewag wordt gemaakt van een vrouw die wordt opgenomen in een verpleeghuis en daarom na 58 jaar haar man moet verlaten? 1
Ja, ik ken de reportage.
2
Is het waar dat het verzorgingshuis waar de vrouw aanvankelijk verbleef, wel de beschikking heeft over verpleeghuisplaatsen? Zo ja, waarom kan de vrouw hier geen gebruik van maken?
2
Het klopt dat het verzorgingshuis beschikt over een aantal plaatsen waar meerzorg kan worden geboden. Er is geen sprake van een officiële verpleeghuisunit, het gaat dus niet om volwaardige verpleeghuisbedden. Ik weet niet waarom mevrouw niet in aanmerking kwam om op een van de meerzorgplaatsen te worden verzorgd. Er zijn tal van oorzaken mogelijk die tot dit besluit kunnen hebben geleid. Ik ga ervan uit dat het verzorgingshuis, gelet op het indicatiebesluit van mevrouw en de capaciteit en zorgmogelijkheden waarover het huis beschikt, weloverwogen het besluit heeft genomen dat mevrouw niet adequaat in het huis kan worden geholpen. Dit is de bevoegdheid van het management van het verzorgingshuis. 3
Deelt u de mening dat verzorgingshuizen, waar nodig, adequate verpleeghuiszorg moeten kunnen bieden aan partners in verzorgingshuizen, maar dat dit op dit moment te weinig gebeurt? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bevorderen? Bent u bereid extra financiële middelen beschikbaar te stellen?
3
Nee, die mening deel ik niet. Er bestaan van oudsher wezenlijke verschillen tussen een verzorgingshuis en een verpleeghuis. Het verzorgingshuis bood met name een vervangend woonmilieu, waar gaandeweg meer zorg en sinds een jaar of tien soms zelfs verpleeghuiszorg, in samenwerking met een naburig verpleeghuis, kan worden geboden. Het verpleeghuis is ontstaan als een voorziening waar men terecht kon als overbrugging na een ziekenhuisopname. Vaak bleek dat een terugkeer naar de eigen woning en zelfs een verhuizing naar een verzorgingshuis niet meer mogelijk waren. Meer en meer heeft het verpleeghuis zich georiënteerd op cliënten die langdurig multidisciplinaire zorg nodig hebben. In toelatingstermen bestaat het verschil tussen verpleeghuis en verzorgingshuis vooral in het al dan niet toegelaten zijn tot het bieden van activerende begeleiding en behandeling; bewoners van een verzorgingshuis hebben een eigen huisarts, cliënten van een verpleeghuis worden voor alle medische zorg door de verpleeghuisarts bezocht. Sinds de invoering van de gemoderniseerde AWBZ vorig jaar april zijn de mogelijkheden voor instellingen om zich (mede) op een andere groep cliënten te richten aanwezig. Er staat instellingen niets in de weg om, in samenspraak met hun zorgkantoor en regionale collega's, productie te gaan leveren aan andere cliënten, zowel intra- als extramuraal. Met gebruik- making van het boter bij de vis-principe, kan elke aangetoonde, geleverde zorg worden vergoed.
Maar dit betekent niet dat ik ga voorschrijven dat alle verzorgingshuizen ook verpleeghuiszorg moeten gaan leveren. Zij die dat willen, hebben daarvoor de mogelijkheden.

Tenslotte, sinds februari 2004 is bij de Eerste en Tweede Kamer voorgehangen een gewijzigd Besluit zorgaanspraken AWBZ waarin de partneropname als aanspraak is geregeld. Ook hierdoor zijn de mogelijkheden van de verzekeraars en de instellingen toegenomen om adequaat op de vraag van gehuwden in te spelen.
4
Deelt u voorts de mening dat in de toekomst woonzorgvoorzieningen moeten ontstaan waarin verpleeghuiszorg wordt verstrekt waar dat nodig is, en waarin echtparen gewoon bij elkaar kunnen wonen? Zo ja, wat gaat u doen om dit bevorderen? Bent u bereid hiervoor extra financiële middelen beschikbaar te stellen?
4
Als een resultante van de extramuralisering die op dit moment gestalte wordt gegeven, zal blijken dat hoe langer hoe meer mensen lang(er) zelfstandig kunnen blijven wonen, onder andere in woonzorgvoorzieningen, met behulp van zowel gemeentelijke diensten als AWBZ-zorg. Zo zullen de mogelijkheden om als echtpaar langer samen te kunnen blijven in een eigen woning, zelfs met verpleeghuiszorg, toenemen. Aan wettelijke mogelijkheden en aan financiële middelen ontbreekt het niet. Het is een kwestie van organisatie van mogelijkheden op regionaal en lokaal niveau, op basis van de aanwezige vraag. 5
Heeft u kennisgenomen van het standpunt van Aedes, dat woningbouwcorporaties worden belemmerd bij de nieuwbouw, aankoop of verbouw van woonzorgvoorzieningen en dat onduidelijkheid over de rol van de rijksoverheid en over de financiering van de projecten hiervan een van de oorzaken is? Zo ja, wat vindt u hiervan? 5
Uit het persbericht van Aedes blijkt dat met name wordt gedoeld op het onvoldoende aanwezig zijn van dienstverlening bij zelfstandig wonen. De subsidieregeling Diensten bij wonen, die nog vóór 1 april 2004, met terugwerkende kracht tot 1 januari wordt ingevoerd, levert een bijdrage aan de oplossing van deze problemen. 6
Waarom acht u een verkorting van de afschrijftermijn voor onroerend zorggoed van vijftig naar veertig jaar ongewenst?
6
Het verkorten van de afschrijvingstermijn van 50 naar 40 jaar is in beginsel wenselijk. De ervaring leert dat gebouwen over het algemeen niet langer dan 40 jaar meegaan. De bestaande systematiek spreidt de lasten over een langere termijn. Het verkorten van de afschrijvingstermijn kost op de lange termijn geen extra middelen, maar vergt dat op de korte termijn wel. Je haalt kosten naar voren. In de huidige financiële situatie is het niet mogelijk om onnodig uitgaven naar voren te halen. Vooralsnog zal de afschrijvingstermijn dan ook op 50 jaar gehandhaafd blijven.
7
Wat vindt u van het feit dat het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) vanaf 1 januari jl. geen borgen meer verstrekt voor de financiering van verpleeghuizen, in reactie op het uitblijven van de toegezegde uitbreiding van het Protocol Uitbereiding Garantiestructuur Verzorgingshuizen naar verpleeghuizen? Wanneer wordt deze uitbreiding een feit? 7
Ik betreur dat. Er is geen sprake van een aan het WSW toegezegde uitbreiding van het Protocol Uitbreiding Garantiestructuur Verzorgingshuizen die zou zijn uitgebleven. In maart 2003 is aan het WSW een voorstel gedaan tot uitbreiding van het Protocol. Dit voorstel is door het WSW afgewezen omdat het naar hun mening niet ver genoeg ging. Thans beraad ik mij nog op een eventueel nader voorstel.