Nationaal Comite 4 en 5 mei
H. Dijkstal: De paradox
Over de relatie tussen burgers en overheid
Geen vrijheid zonder wetten en regels. Dat begint al met de
bescherming van de vrijheid van de burger tegen de overheid. Dat was
de vrucht van de Franse Revolutie. De bescherming tegen de almacht van
de kerken, de vorsten en de staat. Daar begon de ontwikkeling van de
moderne rechtstaat, zoals we die vandaag kennen. Daarin is bepaald dat
de grondslag van het overheidshandelen in de wet moet liggen. Zo wordt
de burger beschermd tegen politiek opportunisme en ambtelijke
willekeur. Althans voor een deel. De achtergrond hiervan is helder. De
overheid moet goede redenen hebben om het privé-domein van de burger
te betreden.
Wetten en regels zijn ook noodzakelijk om erop toe te zien dat de
vrijheid van de een niet de vrijheid van de ander beperkt. Indien dit
zonder spelregels aan de burgers zou worden overgelaten, is het risico
dat de sterkste, de rijkste of de slimste de meeste vrijheid weet te
veroveren groot. Dat leidt tot onvrijheid voor de ander.
Het spreekt dan ook van zelf, dat de overheid als wetgever geen
voorkeur heeft voor de ene burger boven de ander. Voor de wet zijn
alle burgers gelijk. De wet is kleurenblind. Omdat wetten en regels
maar tot op beperkte hoogte in staat zijn het gedrag van mensen te
beïnvloeden is er meer nodig. Voor de relaties tussen de mensen
onderling kennen we in ons rechtsstelsel ook het begrip
?zorgvuldigheid?. We spreken over de zorgvuldigheid die in het
maatschappelijk verkeer betamelijk is?. Onzorgvuldig handelen ten
opzichte van elkaar kan een belangrijke inbreuk op de vrijheid zijn.
Dat geldt ook voor de overheid. Daarvan mag verwacht worden dat zij
haar burgers behoorlijk bejegend. In beide gevallen is er een weg naar
de rechter of vergelijkende organen, indien men van oordeel is
onzorgvuldig of onbehoorlijk te zijn behandeld.
De wetten bevatten de normen, waaraan iedereen zich dient te houden.
Zij zijn voortgekomen uit de waarden, zoals die zich in de loop der
tijden gevormd hebben, gebaseerd op belangrijke, uit het Christendom,
het Humanisme en de Verlichting overgeleverde beginselen. Een deel
daarvan heeft zijn plaats gekregen in de Grondwet.Wij noemen ze de
klassieke grondrechten, zoals het recht om niet gediscrimineerd te
worden, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, de
vrijheid van vereniging en vergadering, de bescherming van de
integriteit van het lichaam, het recht op privacy, enz.
Zo is ons rechtstelsel het fundament van onze vrijheid.