SGP


Van der Vlies spreekt op Jaarvergadering Beroepsbinnenvissers

Datum publicatie: 11-03-2004
Auteur: B.J. van der Vlies

Als verre nazaat van zalmvissers aan de Merwede, vind ik het een voorrecht in uw midden te mogen zijn. Mijn over-overgrootvader kreeg een ongeluk, kon daarom niet langer het water op en ging in de productie van leer: schootsvellen, laarzen, overtrekken voor onderkomens in sloepen en dergelijke. Later veranderde dat beroep van lieverlede in de richting van de schoenen. Wie aan de dijk te Sliedrecht komt, treft er de sporen nog altijd van aan in het familiebedrijf van weleer en in het gemeentelijke museum.

De binnenvisserij, een oud en karakteristiek beroep. Uit te oefenen in weer en wind. Een hard maar eerlijk bestaan: hard werken, maar een eerlijke boterham. Een boterham, met variërend beleg: soms weinig tot niets, soms een dikke plak. Waterrijke omgevingen en visserij horen bij elkaar. Nederland is rijk aan water, Nederland zonder visserij is nauwelijks nog Nederland.

Als het in ons land in de politiek gaat om de drijvende krachten achter of onder onze nationale economie, zal niemand snel op de gedachte komen daarbij de visserijsector voor in de rij te noemen. In het macro-economische beeld valt in elk geval de binnenvisserij weg tegen andere branches of sectoren van bedrijvigheid; voor de zee- en kustvisserij geldt helaas zo langzamerhand iets dergelijks. Op micro-niveau echter, op het niveau van het individuele bedrijf, ligt dat in veel gevallen totaal anders. Het zijn vaak oude familiebedrijven van vader op zoon, met een sterke traditie, met een vaste plaats.

Niet elk bedrijf is nog even vitaal en geschikt om er een gezinsinkomen van te trekken, laat staan als het gaat om een familie. Daarom zijn er binnenvissers, om zo te zeggen in deeltijd, die daarnaast dus nog een andere inkomstenbron hebben. Er zijn gelukkig ook nog altijd sterke bedrijven met toekomst en dat moet wat mij betreft vooral zo blijven.

Voor nogal wat politici hangt er rondom de beroepsmatige binnenvisserij een sfeer van nostalgie, van cultuurhistorisch sentiment. Zeker tegen de machtige lobby van de sportvisserij of afgezet tegen te beschermen natuurwaarden, legt de beroepsmatige binnenvisserij het als min of meer onbeduidende sector in hún ogen dan al gauw af. Een dergelijke benadering echter, doet onrecht aan de betreffende beroepsbeoefenaren en staat ook haaks op zaken als historische rechten en de inspanningen om op een vertrouwenwekkende manier duurzaam te vissen. Er zíjn uiteraard oude papieren bij de binnenvisserij én er is duidelijk geïnvesteerd in een beheerste en duurzame visserij. Daarom verdient de sector, hoezeer waar is dat in economische zin geen vuist kan worden gemaakt, wel degelijk warme en consistente steun.

Naarmate de industrialisatie in een stroomgebied toenam, de omgeving dichter bevolkt raakte en intensiever werd gebruikt, recreatieve functies en dergelijke aan en op het water groeiden, de scheepvaart van karakter veranderde met alle consequenties voor de watergang in het betreffende milieu, kwam de waterkwaliteit onder druk te staan en daarmee ook de vitaliteit en diversiteit van visbestanden. Om het zó te zeggen: de zalm verdween uit onze rivieren. Het werd moeilijker een bestaan te vinden en te behouden in de visserij. Vele bedrijven verdwenen. Voor de anderen werd het steeds uitdrukkelijker van ?s morgens vroeg tot ?s avonds laat poot-aan spelen.

Intussen had de sportvisserijsector zich krachtiger ontwikkeld, niet alleen in aantal deelnemers en hengels, maar ook in organisatie. Ook zij wilden nu en dan een visje verschalken. Naar men mij altijd heeft verteld, is deze schets de uiteindelijke achtergrond van de indertijd ingevoerde splitsing van visrechten: de aal voor de beroepsmatige visserij, de schubvis voor de sportvissers. Een deal die toch een beetje is afgedwongen door de confrontatie van conflicterende belangen, waarbij de biologische noodzaak ? zeker naarmate de wet die de verontreiniging van de oppervlaktewateren terugdrong (vanaf 1972) een positieve uitwerking kreeg op de waterkwaliteit en in het kader van een aangescherpt milieubeleid paal en perk werd gesteld aan voor milieu en visstand schadelijke lozingen ? gaandeweg meer ter discussie kwam te staan. De vraag werd in toenemende mate of de tegengestelde belangen nu helemaal niet zouden zijn te verzoenen door heldere onderlinge afspraken!

En hoe gaat dat dan in de politiek? Eerst moeten de geesten rijp worden voor een omslag in denken. Dat kost tijd. Vervolgens moet er een onderzoek worden ingesteld naar de visbestanden in hun natuurlijke milieu. Dat kost tijd. Daarna moet gevraagd worden de beleidsbeslissing de visrechten op aal en schubvis te splitsen door een onafhankelijk instituut te laten evalueren. Is de doelstelling bereikt, is het nastreven van deze doelstelling nog langer nodig of is het verantwoord te achten tot een wijziging in beleid. Een dergelijke inzet is niet beleidsneutraal, immers, de sportvisserij wilde niet beknabbeld worden op verkregen rechten, terwijl de beroepsmatige binnenvisserij zat te schreeuwen om uitbreiding van rechten, nodig voor een billijk te achten rendement uit hun bedrijvigheid, redelijk ook in het kader van een werkbare praktijk (bijvangsten en dergelijke) voor de stek. Het lukte me om hierover een kameruitspraak tot stand te brengen: de motie die mijn naam draagt en die om de zojuist omschreven evaluatie vroeg. Mijn verwachting was ? ingestoken door signalen uit de visserijsector ? dat de bevindingen van deze evaluatie positief zouden uitpakken. Een nuancering van de splitsing van visrechten mogelijk zou zijn, het systeem dus zou kunnen worden heroverwogen. Dat kwam er in principe ook uit. Het heeft heel lang (wat mij betreft beschamend lang) geduurd voor de verantwoordelijke bewindspersoon, respectievelijk de er bij betrokken Kamerleden een weg hadden bedacht om aan deze conclusie consequenties te verbinden. Heel veel overleg bleek nodig om een en ander uitgewerkt te krijgen in aanvaardbare maatregelen. Scharnierpunt in dit geheel werden de beheersplannen, die per gebied tot stand dienden te komen in goed overleg tussen álle belangengroepen. We hebben het over de gevolgen van het Beleidsbesluit Binnenvisserij van september 1999.

De weg naar de totstandkoming van deze beheersplannen is een lange gebleken, althans voor de wateren waar het volgens de meest betrokkenen het meest spande en nog spant. In de Kamer hebben we bij herhaling van de regering geëist dat de vaart er in zou blijven. Het kon toch niet zo zijn dat de beroepsmatige binnenvisserij zich als het ware moest binnen vechten, terwijl de sportvisserij en milieugroepen met de armen over elkaar konden blijven zitten zonder in beweging, laat staan tot inschikkelijkheid te komen. Voor enkele gebiedsplannen stagneerde het proces. Druk op de ketel dus. Op een cruciaal moment kwam de organisatie van sportvissers in fel verweer. Onder de honderdduizenden leden werd zelfs een heuse actie gevoerd om hun politieke keuze te beïnvloeden in de richting van die politieke partijen die voor de sportvisserijbelangen en daarmee tégen de beroepsmatige binnenvisserijbelangen kozen. Het was verkiezingstijd en een actie als deze is dan uiteraard uiterst gevoelig. Een stemadvies tégen de SGP komt natuurlijk nooit goed uit, om het maar op mezelf te betrekken. Tegelijk vind ik het laf om voor zoiets door de knieën te gaan en je geloofwaardigheid, consistentie en inhoudelijke argumenten te grabbel te gooien. Helaas moest ik vaststellen daarin op dat ogenblik alleen te staan. Ieder die dit dossier in de politiek nauwlettend heeft gevolgd, weet dat deze episode veel oponthoud en dus schade heeft veroorzaakt.

Het tij is gelukkig weer wat gekeerd. De politiek in Den Haag vindt dat men er uit moet komen. Vanouds leven de belangen, inderdaad lang niet altijd vanzelfsprekend in harmonie, in de praktijk op vreedzame wijze naast elkaar. Het móet toch mogelijk zijn op een acceptabele wijze tot bestendige beheersplannen te komen, waarmee zowel de sportvisserij als de binnenvisserij, zo goed als andere betrokkenen (bestuurders, waterbeheerders, milieugroepen en dergelijke) moeten kunnen leven. Waar dat niet lukt, moet en mag het openbaar bestuur dat wat mij betreft, afdwingen! Er móet een landelijk dekkend netwerk van visstandbeheercommissies ontstaan.

De binnenvissers hebben er zelf belang bij een beheerste visserij uit te oefenen. In het andere geval zijn ze door overbevissing rovers van hun eigen portemonnee. Sterker, dat zou zich niet verdragen met goed rentmeesterschap. Vanuit mijn eigen geloofsovertuiging gaat het om het Bijbels genormeerde rentmeesterschap en dat luistert voor ons allen nauw. Ik weet dat dit voor velen van u net zo leeft dan wel op vergelijkbare wijze vanuit een andere oriëntatie tot norm wordt gesteld. Benutting in de context van een duurzame visserij!

De sportvissers hebben mij nooit duidelijk kunnen maken dat hun sport of hobby ? niet zelden een soort lévensstijl ? onmogelijk wordt dan wel zodanig wordt ingeperkt dat de aardigheid er af is en dat hun beleving van een rechtmatig te achten deel van de beschikbare ruimte onoverkomelijk wordt beperkt door een zeker deel van de schubvis als het ware te reserveren voor beroepsbeoefenaren. Deze constateringen te erkennen zou, mij dunkt, moeten kunnen leiden tot een akkoord voor de toekomst in deze kennelijk netelige problematiek.

In de politiek is er verder aandacht voor de bestrijding van de stroperij. Op heterdaad betrappen, op gezaghebbende wijze opsporen en vervolgen, aanlandingsplicht dan wel een herkomstregistratie en dergelijke. Stropers halen heel wat vis op en verhandelen dat kennelijk zó lucratief dat de aan deze illegale activiteit verbonden risico?s voor lief worden genomen. De samenleving mag noch kan gedogen dat zij zich over de rug van anderen verrijken. Dit verschijnsel moet hard worden aangepakt. Op de Friese meren, de randmeren en de benedenrivieren. Het is een kat en muis spel. Moeilijk te winnen. Mogelijk dat het medeaansprakelijk maken van de koper van gestroopte vis een duwtje in de goede richting geeft.

De aalstand baart de nodige zorgen, een beleid om deze te verbeteren moet nodig worden ondersteund. Eén van de punten in internationaal verband is de vinger te leggen bij het overdadig afvangen van glasaal in Zuidelijke wateren. Nationaal kan stimulerend worden gewerkt door het openen van intrekroutes in onze binnenwateren en dergelijke. We hebben overigens met lévende natuur van doen. Elke keer weer ervaren we toch onze beperktheid in onze mogelijkheden tot beheersing van deze levende werkelijkheid. We zijn maar mensen!

De visserij-inspanning op het IJsselmeer staat sterk onder druk. Naar verluid zijn vele ondernemers zo ver maar uit arrenmoede in te schrijven voor een sanering of uitkoop. Onlangs werd door het RIVO een rapport uitgebracht over deze visserij. De aalvisserij en de aalstand op het IJsselmeer nemen gestaag af. Het één is een gevolg van het ander. De oorzaak van de afnemende bestanden worden gezocht in een combinatie van vervuiling, parasieten en een groeiende populatie aalscholvers. Sanering van de vloot of visdagen zal alleen een positief effect kunnen hebben voor een herstel van de schieraalstand als deze maatregel gepaard gaat met gelijktijdige maatregelen elders in Europa. Ik denk aan het aalherstelplan van de Europese Unie en de ter hand te nemen bescherming van de paaistand in de oceaan.

Een ander punt dat in toenemende mate aandacht krijgt in de politiek, is gelegen in de ontwikkeling van het alternatief voor wat de natuur ons levert in de viskweek ofwel de aquacultuur. Aan deze sector worden grote groeimogelijkheden toegeschreven, maar tegelijk dient er oog te zijn voor de aan deze kweek verbonden maatschappelijke risico?s, bijvoorbeeld op het gebied van milieu en dierziekten. De intensieve veehouderij, waarvan de industriële viskweek een neefje is, heeft ons de laatste jaren voldoende indringende lessen opgeleverd. Deze moeten ter harte worden genomen. Verder is het nog maar de vraag of de consument uiteindelijk een industrieel gekweekt product als een volwaardig alternatief blijft beschouwen voor een natuurlijk product. Voedselveiligheid, consumentenvertrouwen! Met deze mechanismen valt niet te spotten, het perspectief staat of valt er mee.

Afsluitend. Ik gun de sector van de binnenvisserij van harte een goede toekomst. Maar deze vormt onder de huidige omstandigheden en ontwikkelingen inderdaad een onrustig verwachtingsbeeld. Ik roep ook hier de overheid, onze regering in het bijzonder, op om al het haar mogelijke te doen om deze sector in de benen te houden en een toereikend perspectief te bieden. In dat verband past het voornemen de bedrijfsovernames in de binnenvisserij net zo te faciliteren als in de agrarische sector gebeurt. De regeling die daaraan uitvoering geeft bepleitte ik herhaaldelijk en verkreeg ik voor jonge boeren, deze regeling past ook uitstekend in déze sector. Het ga de sector goed!

Dank voor uw aandacht.