HBO-Raad

verschenen op: 10-03-2004

Visitatiecommissie onderzoekt kwaliteit van de opleidingen bestuurskunde/overheidsmanagement

Balanceren in een competentiegericht curriculum

De opleidingen bestuurskunde/overheidsmanagement van de Nederlandse hogescholen slagen er in bestuurskundigen op te leiden, die voldoende zijn gekwalificeerd om aan de slag te kunnen in het complexe werkveld. De gekozen onderwijsfilosofie van ?competentiegericht leren? is eigentijds en adequaat. De inhoud van de programma?s is goed gekozen, sluit aan bij recente ontwikkelingen in het vakgebied en is goed aangepast aan de beroepsgerichte missie van het hoger beroepsonderwijs. De opleidingen voorzien in een duidelijke maatschappelijke behoefte. Doordat deze behoefte zal toenemen is het zaak dat de opleidingen gezamenlijk met het werkveld zowel op regionaal als op landelijk niveau meer bekendheid geven aan de goede arbeidsmarktperspectieven van bestuurskundigen op hbo-niveau. Dit concludeert de onafhankelijke visitatiecommissie die onder voorzitterschap van de heer prof. dr. A.F.A. Korsten vier hbo-opleidingen bestuurskunde/overheidsmanagement op hun kwaliteit heeft beoordeeld. De bevindingen zijn vandaag gepubliceerd in het visitatierapport De kunst van het balanceren.

De visitatiecommissie heeft met veel genoegen kennis genomen van de ontwikkeling van de inhoud van de vier gevisiteerde hbo-opleidingen op het gebied van bestuurskunde/overheidsmanagement. Het landelijk opleidingsoverleg heeft hieraan een positieve bijdrage geleverd. De visitatiecommissie nodigt de opleidingen daarom uit dit overleg met enthousiasme voort te zetten en het te blijven hanteren als een platform voor inhoudelijke discussie, vakontwikkeling, uitwisseling van ?best practices? en landelijke profilering.

Alle opleidingen zijn bezig met de implementatie van de competenties die in Hart van de publieke zaak zijn beschreven. Dit zijn de landelijke eisen waaraan afgestudeerden moeten voldoen om in de praktijk aan de slag te kunnen als bestuurskundigen. Intern worden dan ook vele eisen aan de opleidingen gesteld om de onderwijsprogramma?s in te voeren volgens de geformuleerde uitgangspunten. De opleidingen zijn zich er van bewust dat werkvormen, toetsen en onderwijsvisie een samenhangend geheel moeten vormen. De commissie meent dat dit ontwikkelings- en implementatieproces nog niet volledig is afgerond. Vooral de stages en toetsen vragen nog de nodige aandacht. Daarbij zijn de docenten van de opleidingen op zoek naar het vinden van het evenwicht tussen hun rol als deskundig vakdocent en de rol als begeleidende opleidingsdocent. De studie- en/of stagebegeleiding behoeft dan ook bij de meeste opleidingen verbetering. Naast de interne gerichtheid is het nodig dat de opleidingen zich meer naar buiten richten om bekendheid te geven aan de opleiding om de instroom te vergroten en aansluiting te houden met de eisen van de zijde van werkgevers. Kortom er moet een balans gevonden worden tussen de interne en externe gerichtheid.
De commissie heeft in bijna alle opleidingen een positieve cultuur aangetroffen, gekenmerkt door professionaliteit en betrokkenheid. Dit terwijl de opleidingen in de afgelopen jaren veel te maken hebben gehad met reorganisaties, fusieprocessen en wisselingen in het management.

In het kader van de verdere verbetering van de opleidingen doet de commissie onder andere de volgende aanbevelingen:
- Een gezamenlijk beleid te ontwikkelen teneinde het beroep van bestuurskundige en de beroepsmogelijkheden voor hbo-afgestudeerden meer bekendheid te geven en het imago van de overheidsdienst samen met het werkveld te verbeteren. Ook in de eigen regio meer bekendheid te geven aan de opleiding bij potentiële voltijd- en deeltijdstudenten én hun decanen respectievelijk P&O-medewerkers/leidinggevenden;
- Te zorgen voor een juiste balans in de competentiegerichte opdrachten en het vakgerichte onderwijs dat de kenniscomponent bewaakt;

- Te zorgen voor een juiste balans tussen studentgestuurd en docentgestuurd leren en de stage- en studiebegeleiding daar per studiefase op aan te passen.

- De toetsen beter af te stemmen op de gehanteerde werkvormen en de onderwijsvisie.

De commissie was samengesteld uit deskundigen uit het wetenschappelijk onderwijs, het werkveld en twee studenten.

Voorzitter tevens lid van de commissie:

- De heer prof. dr. A.F.A. Korsten, Hoogleraar Bestuurskunde Open Universiteit Nederland, Heerlen en Bijzonder Hoogleraar Bestuurskunde van de Lagere Overheden, Universiteit Maastricht

Leden van de commissie:

- Mevrouw B.W. Brouwer, vierdejaars student, opleiding bestuurskunde, Avans Hogeschool ?s-Hertogenbosch;

- De heer dr. H.H.F.M. Daemen, Universitair Hoofddocent Bestuurskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam;

- De heer dr. T.P.W.M. van der Krogt, secretary-general European Association for Public Administration Accreditation (EAPAA), voorheen directeur Centrum voor Bestuurskundig Onderwijs (CBO) van de Faculteit Bedrijf, Bestuur en Technologie, Universiteit Twente;
- De heer J.G.A. Olde Monnikhof, lid directieraad Interprovinciaal Overleg Den Haag;

- De heer C.K. Struijk, derdejaars student opleiding bestuurskunde, Haagse Hogeschool.