Inbreng
CDA
10-03-04
Inbreng Maxime Verhagen integriteitsdebat Tweede Kamer: Een zwenkend
perspectief
Den Haag,10 maart 2004
Debat Integriteit
Een zwenkend perspectief
Debat over integriteit en publieke moraal
"Eerlijkheid en integriteit zijn voorwaarden voor een debat over
waarden en normen, niet de uitslag van dat debat". Deze woorden van
kardinaal Simonis schoten me te binnen bij de voorbereiding. De
discussie over integriteit en publieke moraal staat namelijk niet los
van het waarden en normendebat. Integendeel, het maakt er deel van
uit.
De eigenlijk aan dit debat ten grondslag ligt, namelijk: hoe gaan wij
met elkaar om in het publieke domein? Deze vraag is de rode draad in
de waarden en normendiscussie die het CDA de afgelopen periode en
tijdens twee verkiezingscampagnes heeft aangezwengeld: herstel van
waarden en normen. Vaak hoor ik het verwijt dat debatten over waarden
en normen vaag zijn en tot niets leiden. Dat bestrijd ik ten zeerste.
De discussie als zodanig heeft namelijk een maatschappelijke en
politieke bewustwording op gang gebracht die tot concrete resultaten
leiden: van integriteitcodes tot meer strafrechtelijke aanpak van
fraude.
Het heeft ook een mentaliteitsverandering in de samenleving
veroorzaakt, waarbij we bepaalde gedragingen niet meer pikken. Dit
maatschappelijke debat sijpelt zelfs zover door dat het rijden met een
fiets zonder licht in Amsterdam niet meer vanzelfsprekend is. Dat zou
vijf jaar geleden ondenkbaar zijn. Dan zou je niet alleen versleten
zijn als een roepende in de woestijn, maar ook weggehoond zijn als een
vervelende zedenpreker: bemoei je met jezelf! Deze onverschilligheid
en verloedering zijn de meeste mensen echter zat.
De waterscheiding wordt nog het best geïllustreerd door een
vergelijking met de vorige periode: we gedogen niet meer, maar
handhaven; en de "zelfverrijking" van Wim Kok wordt nu eindelijk
aangepakt. Een discussie over de rol van de overheid in het waarden en
normendebat, over wat kan ze hierbij kan doen en wat niet, blijkt haar
vruchten dus af te werpen in tastbare resultaten. Dat is waar het het
CDA allemaal om te doen was. Daarom hebben we het hoog op onze agenda
gezet. En daarin schuilt ook het nut van dit debat. Het is bovendien
geen Haags gezelschapsspel, want uit onderzoeken blijkt dat een groot
deel van de bevolking het waarden en normendebat belangrijk vindt.
De WWR constateert dat er in Nederland veel overeenstemming bestaat
over de waarden van de rechtstaat en de democratie. Tegelijkertijd is
er sprake van groot pessimisme over de ontwikkeling van fatsoen en
gedrag. Wetsovertredingen kunnen op weinig begrip rekenen. De overheid
heeft tot taak de waarden van de rechtstaat te bewaken en
wetsovertreding tegen te gaan. Het "onderhoud"en de overdracht van
waarden en normen is daarentegen een taak van maatschappelijke
instituties zoals onderwijs, media en vrijwilligersorganisaties. De
overheid moet hen daarbij ondersteunen en stimuleren.
Het debat van vandaag is toegespitst op integriteit en fraude. Over
fraude kan ik kort zijn: dat is niet te tolereren. Wat strafbaar is,
moet vervolgd worden. Daar mag geen misverstand over ontstaan. Dat
geldt voor iedereen in Nederland, zowel voor uitkeringsfraude als
boekhoudschandalen. Bij fraude overtreedt men de wet en dat moet
aangepakt worden. Daarnaast is er sprake van publieke moraal. Het gaat
hierbij eerder om omgangsvormen, om moreel verantwoord handelen.
Gedragingen in strijd met de publieke moraal zijn echter niet per
definitie overtredingen van de wet. Dat betekent natuurlijk niet dat
onfatsoenlijk gedrag getolereerd moet worden. Integendeel, daar moeten
we elkaar op aanspreken. De overheid kan en moet hierbij sturend zijn
en ingrijpen als het misgaat. Zij kan echter niet de
verantwoordelijkheid van de burger overnemen om zich "fatsoenlijk" te
gedragen. Daarvoor moeten wij als burgers zelf onze
verantwoordelijkheid nemen. Het zelfregulerende vermogen van burgers
en organisaties moet centraal staan. Immers, als mensen, bedrijven,
organisaties zichzelf en elkaar corrigeren heeft dit veel meer impact
en effect dan het opleggen van bovenaf.
Het kernwoord in het integriteitdebat is immers "vertrouwen". De
overheid kan en mag er niet van uitgaan dat de burger slechts tot het
kwaad geneigd is. Bepaalde zaken moeten aan de burger en aan
maatschappelijke instanties worden overgelaten. De overheid is dat
deel van de maatschappij, dat door de overige burgers is aangewezen om
namens hen collectieve taken uit te voeren. Als die maatschappij zelf
niet op orde is, fraudeert, dan kan niet verwacht worden dat het
alleen aan de overheid is om de maatschappij van bovenaf "schoon" te
krijgen. Omgekeerd geldt dat als de integriteit van de overheid ter
discussie staat, en de publieke moraal erodeert, het welhaast
onmogelijk wordt om de samenleving daarop aan te spreken.
Nederland fraudeland! Collega Marijnissen is weliswaar op deze
stelling teruggekomen door te zeggen dat hij alleen maar de vraag
stelde. Maar het is goed die vraag ook te beantwoorden. Nee, Nederland
is geen fraudeland. Het is dan ook terecht dat het accent verschoven
is van "fraudedebat" naar "integriteitdebat".
Objectief gemeten neemt fraude niet toe. De minister-president wijst
op de "integriteits-paradox". Omdat fraude aangepakt wordt in plaats
van gedoogd of verdoezeld, ontstaat het beeld dat het vaker voorkomt.
In de Transparency International is Nederland in de afgelopen jaren
daarentegen juist geklommen van 9e naar de 7e plaats van minst
corrupte landen.
Er is sprake van een cultuurverandering. De mentaliteit van "moet
kunnen", maakt plaats voor "dat kun je niet maken, dat accepteren we
niet". Er wordt niet langer door de vingers gezien maar aan de kaak
gesteld. Er wordt vervolgd in plaats van gedoogd.
De term "Nederland Fraudeland" is dus niet op zijn plaats maar dat
betekent niet dat we achterover kunnen leunen en ervan uitgaan dat
Nederland wel op orde is.
Want al vallen bepaalde zaken niet direct onder de definitie fraude,
er is wel sprake van sjoemelen, het opzoeken en overschrijden van de
grenzen, waardoor er moreel verwerpelijke zaken plaatsvinden. Veel
zaken waar we eigenlijk van weten dat het niet kan, niet goed is, doen
we "omdat iedereen het doet" of omdat "het toch moet kunnen". En dat
varieert van het zeer creatief invullen van belastingaangifte, het
niet zo nauw nemen met verkeersregels tot het thuisgebruik van spullen
van de baas. De verschuiving binnen de hiërarchie van waarden leidt
gemakkelijk tot een vervaging van fundamentele waarden.
Zelfverrijking, het grote graaien en riante afvloeiingregelingen
leidden terecht tot maatschappelijke kritiek.
Een beetje integer zijn kan niet. Dat geldt in het bijzonder voor de
overheid. Bouwfraude, HBO-fraude, fraude met Europese subsidies (ESF),
de Ceteco-affaire, luxekantoren en bonussen leiden terecht tot ophef
en verontwaardiging.
De overheid mag haar voorbeeldfunctie nooit uit het oog verliezen.
Ambtenaren, van hoog tot laag, dienen zich hier altijd van bewust te
zijn. Evenals politici en direct verantwoordelijken.
Het is daarom goed dat dit kabinet dit concreet aanpakt met een
gedragscode voor ambtenaren en de Nota integriteitbeleid Openbaar
Bestuur. In het Hoofdlijnenakkoord zijn tegengaan van fraude, aanpak
van zelfverrijking, goudomrande afvloeiingsregelingen, terecht
opgenomen. Eerst zichtbaar maken, dan aanpakken en vervolgens concreet
resultaat. Zichtbaar is het, daarom debatteren wij vandaag. Nu zijn we
in de fase van het aanpakken.
Burgers pikken het niet dat voor bepaalde groepen zoals kampbewoners
en Hells Angels door risicomijdend gedrag een laag belastingtarief
wordt gehanteerd, namelijk 3% (!), terwijl mensen die zich niet
schuldig maken aan normoverschrijdend gedrag de volle mep betalen. Dit
is echt funest voor het rechtsgevoel van de burger. Belangrijk is in
dezen ook dat geweld tegen gezagsdragers en ambtenaren hard aangepakt
wordt.
Betere handhaving staat voorop. Nog meer regelgeving en controleurs,
verslagen en waakhonden is echter niet de oplossing. Het gaat om
uitvoeren en handhaven wat afgesproken is. Het CDA wil geen
samenleving van wantrouwen en cynisme. Investeren in vertrouwen is
onmisbaar voor verandering. Elkaar aanspreken en aangesproken worden,
door mensen binnen en buiten de organisatie of onderneming, is veel
belangrijker dan méér wetten en controle. Integriteitcodes,
zelfregulering, en de code verantwoord maatschappelijk ondernemen
bieden meer kansen. Om herstel van vertrouwen te organiseren moeten
bedrijven integriteit als norm beschouwen. Integriteit behelst
eerlijkheid en transparantie. Bedrijven en bedrijfstakken geven ook
blijk van dit besef. De code Tabaksblat is gericht op integer en
transparant handelen. Aandeelhouders pikken het niet meer dat hun
bedrijf in opspraak raakt door zelfverrijking en excessieve bonussen.
Zij mogen nu een oordeel geven over de hoogte en aard van bezoldiging
van de top. We zien ook dat de Bouwfraude heeft geleid tot een
bewustzijn om schoon schip te maken. Dat zijn goede ontwikkelingen die
passen in het bevorderen van het zelfregulerende vermogen en het nemen
van verantwoordelijkheid.
Het gaat om een tweesporenbeleid: zelfregulering en handhaving aan de
ene kant en optreden als men over de schreef gaat aan de andere kant.
Gedragscodes en waakhonden. Bij de bouwfraude was en is de lijn dat
overtredingen aangepakt moeten worden, maar dat de bouwsector
tegelijkertijd ook zelf via met name de niet-vrijblijvende gedragscode
de kans gegund moet worden om orde op zaken te stellen.
De bestaande regelgeving moet goed en volledig worden uitgevoerd. De
instrumenten die er zijn, moeten volop worden gebruikt. Het Openbaar
Ministerie moet actief zijn in de opsporing en vervolging van fraude.
Dat is niet slechts een sluitstuk van beleid. Fraude is een
wetsovertreding en moet vervolgd worden. Het OM moet geen
terughoudendheid betrachten in het instellen van strafrechtelijke
actie.
Het OM moet niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief de expertise
hebben. Genoeg mensen maar ook de juiste kennis in huis. En als die
kennis niet in huis is dan moet deze worden aangetrokken of worden
opgeleid. Wij willen van de regering weten of zij genoeg capaciteit
heeft voor een volledig en geloofwaardig opsporings- en
vervolgingsbeleid.
Toezicht, handhaving en zelfregulering
In het kader van handhaving is adequaat toezicht ook noodzakelijk. Bij
het debat over de Bouwfraude is toegezegd dat de capaciteit van het
NMa wordt uitgebreid. De CDA-fractie wil dat de NMa de bevoegdheid
krijgt tot het binnentreden van de woning van privé-personen als daar
aanleiding toe is (bv boekhouding thuis hebben). En de mogelijkheid
krijgt boetes op te leggen aan bestuurders en managers. Daar naast
moet de NMa de bestaande bevoegdheden en mogelijkheden benutten.
Gebeurt dit voldoende?
In het kader van het genoemde twee sporenbeleid: zelfregulering en
handhaving, willen we weten of de bevoegdheden van de Autoriteit
Financiële Markten (AFM) adequaat zijn? Ook als het gaat om de
accountancy.
De accountancy heeft de laatste jaren veel aan geloofwaardigheid
verloren. Daarin staat Nederland niet geïsoleerd, deze ontwikkeling is
internationaal. Ik verwijs naar de schandalen rondom Enron, Parmalat,
maar ook Ahold. Teveel rollen bij hetzelfde bedrijf door een en
dezelfde accountantsfirma kan niet. Bij de Arbeidsvoorziening had een
accountantbedrijf zes verschillende petten op. Dat kan dus niet meer.
Een heldere scheiding van functies is noodzakelijk om vertrouwen waar
te maken. Daarnaast is het te vaak geweest: wiens brood men eet, wiens
woord men spreekt. Ook hier is zelfreflectie en verandering van
mentaliteit cruciaal.
Zelfstandige bestuursorganen staan weliswaar op afstand van de
overheid maar worden door de burger ervaren en gezien als overheid.
ZBO's hebben een eigen verantwoordelijkheid maar werken binnen het
publiek domein en worden gefinancierd vanuit publieke middelen. Dat
vraagt transparantie in opereren en bij de bestuurders de bereidheid
om te allen tijde verantwoording af te leggen. Juist omdat de beloning
van de top heel behoorlijk is, past daar een publiek verantwoorde
houding bij. Wij hebben de regering gevraagd voor de zomer met een
plan voor verbeterd toezicht te komen.
In het Hoofdlijnen Akkoord is een passage opgenomen die stelt: "Het is
onverantwoord en niet aanvaardbaar dat in moeilijke economische tijden
veel bestuurders van ondernemingen en zelfstandige organen in de
publiek sector, in schril contrast met de van werknemers gevraagde pas
op de plaats, bovenmatige inkomensontwikkelingen kennen". Wij gaan
niet over de salarissen van individuele bestuurders en snappen ook dat
enige aansluiting bij de markt onontkoombaar is om goede mensen te
krijgen. Maar dit mag niet leiden tot discrepantie met de
doelstellingen van de organisaties waarvoor gewerkt wordt. Het is dan
ook zaak dat de regering haast maakt met de toezegging dat het inkomen
van elke functionaris in de (semi-) publieke sector dat uitgaat boven
dat van een minister openbaar gemaakt moet worden. Uitvoering motie de
Nerée over bezoldigingsbeleid in de (semi-)publieke sector.
Het CDA is van oordeel dat de uitgangspunten van de code Tabaksblat,
op het gebied van transparantie, onafhankelijk toezicht, zeggenschap
van aandeelhouders en het afleggen van verantwoording, ook zoveel
mogelijk moet worden toegepast in de (semi-) publiek sector. Bij de
genoemde ZBO`s maar ook bij nutsbedrijven, zorg- en onderwijs
instellingen. Hier fungeert de overheid als een soort "aandeelhouder"
waarbij niet zozeer het rendement van de onderneming van belang is als
wel het publiek belang. Juist bij deze min of meer verzelfstandigde
ondernemingen die zich soms gedragen als op winst gerichte bedrijven.
Met Tabaksblat kunnen bestuurders weggestuurd worden door de
aandeelhouders en exorbitante salarissen teruggedraaid. Durft de
publieke sector zich die spiegel voor te houden? Zijn wij als
parlement bij genoeg geëquipeerd om als "aandeelhouders voor de
publieke sector op te treden"? Te voorkomen dat directeuren van
instellingen en publieke organisaties onevenredig hoge salarissen
ontvangen. Geen idiote kerstbonussen ontvangen? Wij moeten ons als
politiek, kabinet en Kamer bewust zijn van de bijzondere
verantwoordelijkheid die we hebben. De Kamer moet dan wel voldoende
inzicht hebben in de bestedingen van de publieke middelen om adequaat
toezicht te kunnen houden. De Rekenkamer zou op de Derde Woensdag in
Mei verslag moeten doen over de bestedingen bij alle rechtspersonen
met een wettelijke taak. Dit sluit goed aan bij de
VBTB-verantwoordingsgedachte. Het gaat hier immers over publiek geld
waar verantwoording over moet worden afgelegd. Een goed voorbeeld voor
de noodzaak van een dergelijke verantwoording zijn de berichten
vandaag over gesjoemel met AWBZ-gelden bij zorginstellingen.
Ook ten aanzien de publieke moraal geldt een twee sporenbeleid.
Zelfregulering èn handhaven. Elkaar aanspreken èn afrekenen op
verkeerd gedrag. Nederland is geen fraude land. Maar wel een land dat
vraagt om onderhoud, aanscherping èn elkaar aanspreken op die
waardevolle publiek moraal. Want die is van ons allemaal.
CDA