Persbericht
PERS-2004-037
Den Haag, 10-03-2004
Staatssecretaris Wijn beantwoordt kamervragen Vinkenslag
Staatssecretaris Wijn van Financiën beantwoordt kamervragen van het lid Dezentjé Hamming over het woonwagenkamp Vinkenslag te Maastricht.
Hieronder zijn integraal de vragen en antwoorden opgenomen.
1. Wie waren betrokken bij het maken van afspraken over een speciaal fiscaal regime in de jaren 1993-2003? Hoe heeft deze afspraak 10 jaar lang stand kunnen inhouden? Welke fiscale afspraken golden vóór 1993?
2. Wie en tot op welk niveau waren wel op de hoogte van de fiscale afspraken?
Bij het maken van de afspraken met de bewoners van Vinkenslag waren achtereenvolgende medewerkers en teamleiders van de toenmalige eenheid Belastingdienst/Ondernemingen Maastricht betrokken. Over de aanpak vond frequent overleg plaats met het hoofd en plaatsvervangend hoofd van de eenheid. Ook de
toenmalige directie Ondernemingen Zuid was van de gekozen aanpak op de hoogte. Dit blijkt uit het feit dat deze onderwerp van gesprek is geweest tijdens een DGM-overleg van deze directie. De directie Ondernemingen Zuid was binnen de Belastingdienst de bestuurlijke eenheid waaronder de in het
zuiden van Nederland ressorterende eenheden Ondernemingen ressorteerden.
De afspraken werden gemaakt in de overtuiging dat alleen een stapsgewijze benadering er uiteindelijk toe zou kunnen leiden dat de belastingplichtigen op Vinkenslag aan hun fiscale verplichtingen zouden gaan voldoen. De gekozen aanpak leidde er toe dat de ondernemers op Vinkenslag een begin
maakten met administratieve vastleggingen en deze ook beschikbaar stelden voor controles door de Belastingdienst. De belastingafdrachten stegen in de loop van de jaren aanzienlijk; in de eerste helft van 1992 werd een bedrag van f 9338 aan omzetbelasting afgedragen, in 2001 was dat opgelopen tot f
1 012 863. In 1994 werd een bedrag van f 101 651 inkomstenbelasting geïnd. In 2000 werden voor een bedrag van f 355 225 aanslagen inkomstenbelasting opgelegd. De toenemende geldopbrengst bevorderde het continueren en verlengen van de gemaakte afspraken, laatstelijk in 2000 door middel van een
vaststellingsovereenkomst.
In het voorjaar van 2002 is een plan van aanpak opgesteld om te komen tot beëindiging van de afspraken en per 1 januari 2003 een normale toepassing van de regels op Vinkenslag te bewerkstelligen. De opzet daarbij was de tot dat moment bereikte resultaten vast te houden. Met het oog daarop is door
de Belastingdienst/Ondernemingen Maastricht besloten de afspraken voor 2002 nog stilzwijgend te verlengen. De overeenkomst is per 1 januari 2003 opgezegd. Omdat de communicatie daarover achteraf niet helder bleek, zijn de afspraken als uitvloeisel van het vertrouwensbeginsel uiteindelijk ook nog
voor 2003 toegepast. De feitelijke opzegging van de afspraken heeft dan ook plaatsgevonden per 1 januari 2004.
Er zijn geen stukken meer aangetroffen waaruit zou kunnen blijken op welke wijze de fiscale behandeling van de bewoners van Vinkenslag vóór 1993 plaatsvond.
Ik heb de Directeur-Generaal Belastingdienst opdracht gegeven onderzoek te doen naar de gang van zaken rond Vinkenslag en zonodig tegen de betrokken medewerkers disciplinaire maatregelen te nemen. Op grond van mijn en haar bevoegdheden in dezen kan ik over dat traject geen verdere mededelingen
doen.
3. Bestaat er een apart fiscaal beleid voor woonwagenkampbewoners of soortgelijke ondernemers? Zo ja, wat houdt dit beleid in? Zo nee, wordt er wel belasting betaald en wordt hier ingevorderd?
Tot 1997 bestond er geen landelijk gecoördineerde fiscale aanpak van woonwagencentra. Wel is in 1983 een algemene interne instructie verschenen op grond waarvan belastingplichtigen van wie over een periode van twee jaar vorderingen oninbaar waren geleden of kwijtgescholden (zgn. kwade posten)
werden gesignaleerd, zodat de inspecteur kon onderzoeken hoe de verdere behandeling van deze belastingplichtigen zou moeten plaatsvinden. Dit kon ertoe leiden dat besloten werd de betrokken belastingplichtige niet langer in de heffing te betrekken, bijvoorbeeld omdat een ondernemer was gefailleerd.
In de praktijk zal het ook voorgekomen zijn dat bewoners van woonwagencentra na opneming op een signaallijst als belastingplichtige zijn afgevoerd. Voor zover kan worden nagegaan worden de signaallijsten op de eenheden niet of nauwelijks meer gebruikt. Ik heb besloten de interne instructie met
onmiddellijke ingang in te trekken.
Met ingang van 1997 is binnen de Belastingdienst beleid geformuleerd rond wat wel overheidsvrijplaatsen werden genoemd. Dit beleid kwam voort uit de ervaring van de Belastingdienst dat bepaalde probleemgroepen - zoals bewoners van bepaalde woonwagencentra - een bredere aanpak behoefden dan alleen
een fiscale. Het vrijplaatsenbeleid is er op gericht alle betrokken overheden te mobiliseren om tot een gezamenlijke aanpak van vrijplaatsen te komen. De gedachte daarbij is dat de Belastingdienst pas echt succesvol aan de slag kan als de gemeentelijke en politiële overheden de situatie in een
bepaalde vrijplaats voldoende onder controle hebben. De Belastingdienst is daarom sinds 1997 actief om met alle betrokken partijen afspraken te maken over de aanpak van specifieke vrijplaatsen. De Belastingdienst brengt partijen bij elkaar. Het voortouw bij de aanpak ligt echter nadrukkelijk niet
bij de Belastingdienst, maar bij de andere participanten, waaronder de gemeenten. Onder de paraplu van deze aanpak zijn pilots gestart op zes woonwagencentra. Daarvan lopen er op dit moment nog drie.
Het fiscale vrijplaatsenbeleid wordt binnen de Belastingdienst landelijk gecoördineerd door een gespecialiseerde groep medewerkers. De aanpak voor een aantal aangewezen categorieën vrijplaatsen door de Belastingdienst vindt uitsluitend nog plaats in afstemming met en met toestemming van het
landelijke coördinatiepunt. Onder meer zijn ook de behandeling van illegale casino's en de prostitutiebranche onder het landelijke vrijplaatsenbeleid gebracht.
4. Is het waar dat de ondernemers in Vinkenslag ontslagen waren van hun administratie- en bewaarplicht? Welke gevolgen heeft dit voor de aanslagen in de komende jaren?
5. Hoe ondervangt u mogelijke witwaspraktijken als aangifte wordt gedaan over de jaren dat de oude regeling gold, met inachtneming van het bovenstaande?
In 1993 zijn als onderdeel van de afspraken met de bewoners van Vinkenslag ook afspraken gemaakt over de administratieve vastleggingen die zij moesten doen. Dit was een basis, waarvan het de bedoeling was daar in de volgende jaren op voort te bouwen. In de jaren daarna bleek dat de gemaakte
afspraken redelijk goed werden nageleefd. In 2000 zijn de afspraken over de nakoming van administratieve verplichtingen verder uitgebreid. Dit moest ertoe leiden dat beter inzicht zou ontstaan in de juistheid van de geheven bedragen aan inkomsten- en omzetbelasting. Aan dat betere inzicht zouden
voor de duur van deze afspraak (2000 en 2001) geen fiscale consequenties worden verbonden. Eind 2001 bleek niet te zijn voldaan aan de uitgebreidere administratieve verplichtingen.
Met ingang van 1 januari 2004 zijn op Vinkenslag de normale fiscale regels van toepassing. Dit betekent dat de betrokken ondernemers de Belastingdienst inzicht moet geven in hun totale vermogenspositie (ondernemings- én privé-vermogen) op die datum. Ook moeten zij per die datum een openingsbalans
inleveren. Dit is hen bekend. Voor de jaren tot 31 december 2003 behoeven de betrokken ondernemers op grond van de gemaakte afspraken geen aangifte in te dienen.
De Belastingdienst zal de te ontvangen cijferopstellingen per 1 januari 2004 met de beschikbare middelen beoordelen om vast te stellen of het vermogen redelijkerwijs uit de bekende bedrijfsvoering is opgekomen. Mocht blijken dat er sprake is van frauduleus of crimineel gewin, dan zal alsnog tot
het opleggen van boetes of strafrechtelijke vervolging worden overgegaan.
DGM staat voor Doelgroepmanagement. DGM-overleggen waren bedoeld voor afstemming over onder meer vaktechnische onderwerpen tussen de onder de directie ressorterende eenheden.
Ministerie van Financiën