kamervragen over mogelijk excessief politiegeweld door Zaanse
politieagenten
Antwoorden op kamervragen over mogelijk excessief politiegeweld door Zaanse
politieagenten
9 maart 2004
Vragen van het lid Externe link Vos (GroenLinks) aan de ministers van
Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over
mogelijk excessief politiegeweld door Zaanse politieagenten.
(Ingezonden 12 februari 2004)
---
Antwoord van minister Donner (Justitie), mede namens de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. Vraag
Kent u de berichten 1) dat een 20-jarige VWO-scholier mogelijk
slachtoffer is geworden van excessief politiegeweld bij zijn
aanhouding door Zaanse politieagenten?
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Is het waar dat hij in de nacht van vrijdag op zaterdag van 31 januari
2004 is aangehouden wegens verdenking van belediging van een
politieagent? Is het waar dat hiervan mogelijkerwijs videobeelden
bestaan? Zo ja, zijn deze videobeelden voor het onderzoek naar de ware
toedracht van de gebeurtenissen beschikbaar? Geldt dat ook voor de
video-opnamen tijdens de veiligheidsfouillering en de insluiting op
het politiebureau?
2. Antwoord
Het is waar dat de betrokken scholier in de nacht van 31 januari 2004
is aangehouden, nadat hij zich zowel tegenover derden als tegenover
verschillende dienstdoende politie-ambtenaren beledigend had
uitgelaten en hij een ambtelijk bevel weigerde op te volgen. Van de
aanhouding zijn videobeelden gemaakt door middel van de op straat, ten
behoeve van het horecatoezicht in de Zaanse binnenstad, aanwezige
beveiligingscamera's.Deze beelden worden gebruikt om de toedracht op
straat helder te krijgen en maken deel uit van het strafdossier. Van
de veiligheidsfouillering en de insluiting op het politiebureau zijn
geen beelden beschikbaar omdat daar geen vaste camera-installatie
aanwezig is.
3. Vraag
Is het waar dat de korpschef van de politie Zaanstad besloten heeft
tot een onderzoek door de afdeling Interne Zaken van hetzelfde
politiekorps? Zo ja, wat waren hiervoor de argumenten? Acht u het
onder de gegeven omstandigheden wenselijk dat Interne Zaken onderzoek
doet naar mogelijk excessief politiegeweld? Lag het met het oog op de
ernst van de zaak en het voorkomen van de schijn van partijdigheid
niet meer voor de hand dat direct besloten werd tot een onderzoek door
de Rijksrecherche?
3. Antwoord
Direct nadat de brigadier de scholier had geslagen (zie persbericht)1
heeft die brigadier dit uit eigener beweging gemeld aan zijn
leidinggevende en zelf proces-verbaal opgemaakt waarin hij het
voorgeval heeft vastgelegd.Dit was voor de korpsleiding reden -
conform de interne voorschriften - een feitenonderzoek te laten
plaatsvinden.
Over de uitkomst van dit onderzoek heeft overleg plaatsgevonden met
het Openbaar Ministerie. Niet de korpschef maar de (fungerend)
hoofdofficier van justitie heeft toen opdracht gegeven aan het bureau
interne onderzoeken (BIO) van het regiokorps Zaanstreek-Waterland tot
het instellen van een nader onderzoek.Argument hiervoor was dat de
hoofdofficier van justitie en de coördinerend officier van justitie
voor de Rijksrecherche het eens waren over het feit dat in dit geval,
gelet op de bevindingen tot nu toe, het BIO voldoende onafhankelijk is
om een behoorlijk onderzoek te doen. Mede redengevend daarvoor is
geweest dat nog vóórdat aangifte was gedaan het bovengenoemde
feitenonderzoek, ingesteld door de Zaanse korpschef, op basis van de
geweldsmelding die de betrokken politieambtenaar spontaan had gedaan,
had plaatsgevonden.
4. Vraag
Hoe garandeert u in het algemeen dat onderzoeken van bureaus Interne
Zaken bij de politiekorpsen zo objectief mogelijk zijn? Hoe wordt
voorkomen dat onderzoekers van Interne Zaken de schijn van
partijdigheid tegengeworpen kunnen krijgen? Deelt u de mening dat in
gevallen van vermeend excessief politiegeweld voorzien moet worden in
een strikt onafhankelijke onderzoekscommissie die op geen enkele wijze
formele verbindingen onderhoudt met de aangeklaagde
politieorganisatie?
4. Antwoord
a. Alle politiekorpsen hebben een voorziening voor het uitvoeren van
tucht- en strafrechtelijke onderzoeken tegen medewerkers .Deze zijn
onafhankelijk van de rest van de organisatie en ressorteren onder de
korpschef of een ander lid van de korpsleiding.
b. Een strafrechtelijk onderzoek wordt uitgevoerd onder gezag, leiding
en verantwoordelijkheid van een officier van justitie. De beslissing
over wel of niet vervolgen ligt eveneens bij het Openbaar Ministerie.
Indien een gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid wordt geuit
of onderkend, kan beslist worden om het onderzoek op te dragen aan
medewerkers van het Bureau Interne Onderzoeken van een ander korps of
de Rijksrecherche.
c. Nee. De verantwoordelijkheid voor gebruik van geweld door de
politie ligt bij het bevoegd gezag. Dat impliceert tevens het
onderzoeken van vermoedens van onterecht geweldsgebruik, het nemen van
maatregelen tegen ambtenaren die onrechtmatig hebben gehandeld, het
nemen van maatregelen ter voorkoming van dergelijk gedrag, etc. Indien
redenen aanwezig zijn om elke twijfel van onvoldoende onpartijdigheid
te voorkomen, dan kan het Openbaar Ministerie besluiten om de
uitvoering van het onderzoek op te dragen aan medewerkers van de
Rijksrecherche, eveneens onder gezag, leiding en verantwoordelijkheid
van een officier van justitie van het betreffende
arrondissementsparket.
1) Het Parool, 3 februari jl., 'Marokkaan gehavend terug uit
politiecel'., Netwerk, 5 februari jl.
---
---
---
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties