Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Arib over eigen bijdrage in de huisartsenzorg
in België (2030408380).
1.
Hebt u kennisgenomen van het bericht waarin wordt gemeld dat de Belgische minister van
Volksgezondheid en Sociale Zaken af wil van de eigen bijdrage in de huisartsenzorg in
België? 1)'
1.
Nee. Wel heb ik kennisgenomen van een artikel in dezelfde uitgave van Medisch Contact,
waarin melding wordt gemaakt van de plannen van mijn Belgische ambtsgenoot om de eigen
bijdrage bij de specialist af te schaffen, indien de patiënt door de huisarts wordt
doorverwezen.
Vermoedelijk zijn uw vragen gerezen op basis van een andere interpretatie van ditzelfde
artikel.
2.
Bent u op de hoogte van het voorstel van de Belgische minister dat, om de huisartsenzorg
aantrekkelijk te maken, geen eigen bijdrage meer aan patiënten moet worden gevraagd?
2.
Mijn Belgische ambtsgenoot bekijkt de mogelijkheden om de eigen bijdrage bij de medisch
specialist af te schaffen, indien de patiënt door de huisarts wordt doorverwezen. Bij mijn
weten blijven zogeheten remgelden of eigen bijdrage voor de huisarts echter wel bestaan.
De maatregel die mijn ambtsgenoot heeft aangekondigd, heeft als doel de
poortwachterfunctie van de Belgische huisarts te versterken.
3.
Wat is uw mening over de ervaring in België dat vanwege de eigen bijdrage patiënten vaak
rechtstreeks een specialist raadplegen of naar Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis gaan,
met als gevolg dat de huisartsenzorg momenteel in een crisis verkeert?
3.
Het Belgische zorgsysteem verschilt op een aantal punten met het Nederlandse. Zo is
directe toegang tot de specialist, zonder tussenkomst van een huisarts, meer gebruikelijk
dan in Nederland. Een goede vergelijking tussen beide systemen is dus niet te maken.
Over de toestand van de huisartsenzorg in België kan ik niet oordelen.
4.
Bent u nog steeds van mening dat België een goed voorbeeld is, gezien de huidige
ervaringen?
4.
De manier waarop men in België personen aanspoort om bewuster om te gaan met hun
zorgvraag, spreekt mij aan. Binnenkort zal ik mijn voorstellen rondom eigen betalingen in de
zorg bekend te maken en verwijs u voor verdere vragen naar onze besprekingen
daaromtrent.
5.
Op welke wijze zult u de negatieve ervaringen met eigen bijdrage in België bij uw voorstellen
terzake betrekken?
5.
Het systeem van eigen betalingen in België kent een inkomensafhankelijk maximum.
Huishoudens met een inkomen op het wettelijk minimum loon hebben een maximum van
650. Dat is fors hoger dan het maximum dat in Nederland waarschijnlijk zal gaan gelden.
Nederlandse huishoudens met een inkomen rond de loongrens voor de ziekenfondswet
betalen 1400. Bovendien betalen de verzekerden in België eerst de rekening aan de
hulpverlener en moeten de rekening vervolgens bij hun ziekenfonds indienen. Afgezien van
de verzekerden met een sociale uitkering wordt het maximum in België niet door de
zorgverzekeraar maar door de fiscus getoetst. Het kan twee jaar duren alvorens verzekerden
de uitgaven boven het maximum terugkrijgen. In het Nederlandse systeem zal een
verzekerde nooit meer dan het jaarlijkse maximum betalen. Daarnaast zullen Belgische
ervaringen met betrekking tot verschuiving van de zorgvraag naar andere sectoren goed
geanalyseerd worden, voor zover een vergelijking met de Nederlandse situatie mogelijk is.
6.
Erkent u het gegeven, gezien de ervaringen in België, dat eigen bijdragen c.q. eigen risico
een drempel opwerpen voor patiënten om zorg te vragen, en dat patiënten eerder een
beroep zullen doen op de tweedelijnszorg en Spoedeisende Hulp? Bent u het eens met de
stelling dat hiermee de kosten eerder zullen oplopen?
6.
Ik deel uw mening niet. Het door uw aangehaalde bericht betreft het afschaffen van het
eigen risico bij de specialist, wanneer de patiënt is doorverwezen door de huisarts. Het
betreft derhalve geen wijziging in de eigen bijdragen voor de huisarts.
In Nederland blijft de huidige poortwachterfunctie voor toegang tot de tweede lijn
onaangetast. In het systeem dat ik voor ogen heb, zal hiermee rekening worden gehouden.
1) Medisch Contact, 13 februari jl., nr. 7
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport