Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-generaal Anna van Hannoverstraat 4 Postbus 20017 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2500 EA Den Haag

Uw brief Ons kenmerk
dd. 19 februari 2004 AAM/ASAM/04/12482

Onderwerp Datum
Kamervragen n.a.v. debat over 9 maart 2004
Wetswijziging Wav

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Platvoet (GroenLinks), Jurgens (PvdA), Kohnstamm (D66) en Ten Hoeve (OSF) van 19 februari jl.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)

Kamervragen die door de leden Platvoet (Groenlinks), Jurgens (PvdA), Kohnstamm (D66) en Ten Hoeve op 19 februari 2004 overeenkomstig artikel 140 van het Regelement van Orde der Kamer.

Vraag 1
Heeft u kennis genomen van de opvatting van de Eerste Kamer m.b.t. de arbeidsmigratie uit de nieuwe lidstaten van de EU, zoals die in het debat over de uitbreiding van de EU op 10 februari jl. werd geformuleerd, nl. het volledig vrije verkeer van werknemers ingevoerd kan worden en niet aan banden behoeft te worden gelegd, anders dan met een toets op de huisvesting, arbeidsomstandigheden en het loonniveau, voordat u het voorstel aan het kabinet formuleerde om aan de motie van de Tweede Kamer (TK 29407, nr. 2) tegemoet te komen?

Antwoord 1
Ja

Vraag 2
Hecht u meer waarde aan de opvatting van de Tweede Kamer dan aan die van de Eerste Kamer? Kunt u dit antwoord toelichten?

Vraag 3
Waarom heeft u de ruimte die de opvatting van de Eerste Kamer u bood niet benut om niet tegemoet te komen aan de motie van de Tweede Kamer, die u in het debat met de Tweede Kamer `ten sterkste' ontraadde, en om bijvoorbeeld vast te houden aan de oorspronkelijke opvatting van de regering?

Antwoord vraag 2 en 3
Het feit dat in de Tweede Kamer een grote meerderheid (90 van de 150 stemmen) een motie aannam tegen het oorspronkelijke kabinetsvoorstel heeft een duidelijke rol gespeeld om het oorspronkelijke kabinetsvoorstel te heroverwegen. Een meerderheid van die Kamer was zeer bezorgd over verdringing van Nederlandse arbeidskrachten door Oost-Europese. Daarnaast heeft het kabinet uitdrukkelijk nota genomen van de duidelijke opvattingen van de Eerste Kamer over de wenselijkheid van een zo groot mogelijk vrij verkeer van werknemers. Het kabinet heeft het oorspronkelijke kabinetsstandpunt, de opvattingen van de Eerste Kamer en de aangenomen motie van de Tweede Kamer in samenhang bezien. Dit heeft ertoe geresulteerd dat de motie Visser/Bruls wordt uitgevoerd, en tegelijkertijd dat ten opzichte van de bestaande praktijk het vrij verkeer van werknemers wordt vereenvoudigd en de bureaucratie zover de motie dit toelaat wordt beperkt. Daarmee is recht gedaan aan de zorg over verdringing van Nederlandse arbeidskrachten en de wens voortgang te maken op het gebied van het vrij verkeer van werknemers in Europees verband. Het kabinetsbesluit betekent immers een vereenvoudiging van het vrij verkeer van werknemers voor arbeidsaanbod uit de MOE-landen ten opzichte van de huidige situatie.