Nederland Integratieland
Echte integratie begint bij actief burgerschap
"Integratie is als het ritsen op de snelweg: het moet van twee kanten goed gaan. Het betekent enerzijds invoegen door migranten, met respect en met kennis van Nederland (inburgering) en anderzijds dat Nederlanders op tijd inschikken, ruimte geven aan migranten.
Verantwoording
Door het Partijbestuur is een commissie, onder leiding van de Rotterdamse wethouder sociale integratie Sjaak Van der Tak, in het leven geroepen om een brede discussie over het integratiethema vorm te geven. Mede naar aanleiding van de presentatie van het rapport van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA "Investeren in integratie, reflecties rondom diversiteit en gemeenschappelijkheid"
De commissie heeft zich daarbij enerzijds gericht op het partijkader en anderzijds op organisaties en deskundigen die nauw betrokken zijn bij dit onderwerp. Bovendien is de commissie de dialoog aangegaan met veel mensen
Ten behoeve van de interne partijdiscussie is een discussienotitie c.q. samenvatting van het WI-rapport opgesteld dat als bijlage naar alle leden is verzonden. De daarin opgenomen stellingen waren bedoeld als handreiking voor de discussie.
Het jaarthema 2003 van het CDAV stond in het teken van "De uitdaging die inburgering heet". In dat kader zijn door het CDAV vele activiteiten opgezet. Besloten is om, met handhaving van de eigen verantwoordelijkheden, zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken in deze discussie. Van de aanbevelingen van het CDAV die op 10 januari 2004 zijn gepresenteerd heeft de commissie dankbaar gebruik gemaakt.
Daarnaast heeft de commissie vele gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van organisaties en andere deskundigen over de inhoud van het WI-rapport. Vaak waren deze gesprekken constructief en opbouwend, een enkele keer ook buitengewoon kritisch. Dat scherpt de geest en het inzicht.
Op basis van alle gesprekken en de input van diverse partijactiviteiten heeft de commissie gekozen voor het formuleren van aanbevelingen voor een aangescherpt volwassen integratieprogramma dat meer recht doet aan een stevig beroep op mensen om een bijdrage te leveren aan onze samenleving. De commissie had niet de pretentie noch de opdracht om het WI-rapport opnieuw te schrijven. De commissie heeft een keuze gemaakt voor enkele hoofdthema's zonder daarbij aanspraak te willen maken op volledigheid.
Wel is er nadrukkelijk voor gekozen om te spreken met de mensen die het betreft zodat er geen onhaalbare aanbevelingen worden gedaan, maar dat daar een breed draagvlak voor is.
Investeren in Integratie
Dat is de titel van het rapport van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA dat in maart 2003 is gepresenteerd. Het rapport constateert dat de politiek zich vooral richtte op economie, financieringstekort en de vraag: hoe verdelen we de welvaart? Het ging in de politiek niet om mensen. Het accent lag op sociaal-economische integratie en veel minder op sociaal-culturele integratie.
Het WI-rapport benadrukt ook daarnaast het belang van het sociaal-culturele aspect. In dit rapport staan de vragen rond de rol van de overheid bij de kernwaarden van de democratische rechtsstaat, de sociaal-culturele samenhang van verschillende culturele stromingen centraal. Ook wordt nader ingegaan op de vraag rond de positie van de overheid ten opzichte van de rol van instituties zoals gezin, school, wijk en religie.
In de politiek moet het gaan om mensen. Bij integratie gaat het ook om mensen. Bij integratiebeleid moet het gaan om mensen. Mensen van wie veel wordt gevraagd. Een veeleisend integratiebeleid vraagt ook dat onze samenleving helder is over de fundamenten van ons maatschappelijk bestel en de kernelementen van onze rechtsstaat. Volgens het CDA is het van wezenlijk belang dat:
Mensen in vrijheid en verantwoordelijkheid hun eigen identiteit kunnen vormen en die maatschappelijk (in eigen instituties) tot uitdrukking kunnen brengen;
Maatschappelijke instituties en private instellingen die vrijheid van mensen in hun optreden ook zelf respecteren;
Mensen voldoende worden toegerust, uitgedaagd en verplicht om in de samenleving verantwoordelijkheid te dragen. De overheid schept daarvoor zoveel mogelijk de randvoorwaarden (bv. scholingsaanbod) en stelt daartoe eisen aan personen en instituties;
De overheid de waarden van de democratische rechtsstaat uitdraagt en de daarvan afgeleide normen handhaaft en daarvan afwijkend gedrag bestraft..
Tot de kernelementen van de rechtsstaat behoren volgens het CDA in ieder geval:
De erkenning dat elk mens uniek is en een persoonlijke verantwoordelijkheid heeft;
De onverenigbaarheid van dwang en persoonlijk geloof;
De gelijkwaardigheid van man en vrouw;
De gelijkheid van een ieder voor de wet en de gelijkwaardigheid van alle mensen, ongeacht geslacht, religie, seksuele geaardheid, etniciteit etc.
Verantwoording
Door het Partijbestuur is een Commissie, onder leiding van de Rotterdamse wethouder sociale integratie Sjaak van der Tak, in het leven geroepen om een brede discussie over het integratiethema vorm te geven. De commissie heeft zich daarbij enerzijds gericht op het partijkader en anderzijds op organisaties en deskundigen die nauw betrokken zijn bij dit onderwerp. Bovendien is de commissie de dialoog aangegaan met vele 'gewone' mensen.
Ten behoeve van de interne partijdiscussie is een discussienotitie c.q. samenvatting van het WI-rapport opgesteld dat als bijlage bij de CDA-krant van 18 juni 2003 naar alle leden is verzonden. De daarin opgenomen stellingen waren bedoeld als handreiking voor de discussie.
Het jaarthema 2003 van het CDAV stond in het teken van "De uitdaging die inburgering heet". In dat kader zijn door het CDAV vele activiteiten opgezet. Daarom is besloten om, met handhaving van de eigen verantwoordelijkheden, zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken in deze discussie. Van de aanbevelingen van het CDAV die op 10 januari 2004 zijn gepresenteerd heeft de commissie dankbaar gebruik gemaakt.
Daarnaast heeft de commissie vele gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van organisaties en andere deskundigen over de inhoud van het WI-rapport. Vaak waren deze gesprekken constructief en opbouwend, een enkele keer ook buitengewoon kritisch. Dat scherpt de geest en het inzicht.
Op basis van alle gesprekken en de input van diverse partijactiviteiten heeft de commissie gekozen voor het formuleren van aanbevelingen voor een aangescherpt volwassen integratieprogramma dat meer recht doet aan een stevig appèl op mensen om een bijdrage te leveren aan onze samenleving. De commissie had niet de pretentie noch de opdracht om het WI-rapport opnieuw te schrijven. De commissie heeft een keuze gemaakt voor enkele hoofdthema's zonder de pretentie te hebben daarbij volledig te zijn.
Een nieuwe sociale kwestie
Sociaal-wetenschappelijke onderzoekers uit verschillende disciplines hebben geconstateerd dat zich sinds het midden van de jaren zestig in onze samenleving zeer grote maatschappelijke veranderingen hebben voltrokken. Die zijn niet uniek voor Nederland, ze deden zich in geheel West-Europa voor. Demografen spreken van een "Tweede Demografische Transitie" om aan te geven dat, na de overgang die zich bij de vorige eeuwwisseling voordeednleiding, de drie componenten van bevolkingsgroei - geboorte, sterfte en migratie - opnieuw fundamentele veranderingen ondergingen. Kort samengevat: de gemiddelde levensverwachting is sterk gestegen, trouwen en het krijgen van kinderen is niet langer vanzelfsprekend en de internationale migratie heeft een permanent karakter gekregen. De harde nieuwe sociale kwestie speelt niet alleen op het gebied van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, onderwijsachterstand en segregatie in woonwijken, maar verdiept zich in de sociaal-culturele integratie waar het gaat dat men geen contact heeft met mensen uit de andere cultuur.
In april 2003 sprak pPartijvoorzitter Marja van Bijsterveldt over de nieuwe sociale kwestie. Eerder werd in het 'Deltaplan Inburgering' van de gemeente Rotterdam de nieuwe sociale kwestie geduid, met name waar het het integratievraagstuk betreft. beklemtoonde iIn haar toespraak bij de opening van het Christelijk Sociaal Congres Haaglanden (16 januari 2004) beklemtoonde ook Van Bijsterveldt ) het integratievraagstuk als "de nieuwe sociale kwestie". Zij riep op tot een "Deltaplan" tégen uitsluiting en verharding en vóór verbondenheid en verantwoordelijkheid.
De sociale questie
Als gevolg van de industrialisatie eind 19e eeuw trokken veel mensen naar de steden om daar werk te vinden en de armoede van het platteland te ontvluchten. Onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg konden nauwelijknauwelijks aan de noden van de mensen voldoen. Armoede ontstond en ook waren er niet zelden onlusten; het gezag van de politie werd op de de proef gesteld. De steden raakten uit balans en de provincies bleven arm; de "sociale questie" domineerde de discussies.
Het waren de christen-democraten die als eersten de noodklok over de sociale kwestie luidden.
"Wie van een sociale quaestie spreekt, bedoelt hiermeê in den algemeensten zin, dat er ernstige twijfel is gerezen aan de deugdelijkheid van het maatschappelijke gebouw, waarin we wonen; en dat er dientengevolge in de publieke opinie strijd wordt gevoerd over de hechtere grondslagen, waarop een doelmatiger maatschappelijk gebouw, en dat beter bewoonbaar, valt op te trekken. (...) Slechts dit ééne is, zal er voor u een sociale quaestie bestaan, noodzakelijk, t.w. dat ge de onhoudbaarheid van den tegenwoordigen toestand inziet, en deze onhoudbaarheid verklaart niet uit bijkomstige oorzaken maar uit een fout in den grondslag zelf van ons maatschappelijk samenleven. Voor wie dit niet erkent, en acht dat het kwaad te bezweren is door kweeking van vromer zin, door vriendelijker bejegening of milder liefdegave, moge er een religieuse, en moge er een philanthropische quaestie bestaan, maar een Sociale quaestie bestaat voor hem niet. Die bestaat voor u dan eerst, zoo ge architectonische critiek oefent op de menschelijke sociëteit zelve, en diensvolgens een andere inrichting van het maatschappelijk gebouw gewenscht én mogelijk acht."
A. Kuyper, Het sociale vraagstuk en de Christelijke religie, Amsterdam: Wormser, 1891.
Daar liggen de wortels voor de christen-democratie. Dat schept verplichtingen.
Dat schept verplichtingen.
Politieke agenda
Niet-westerse migranten vormden in aan het begin van 2002 10% van de bevolking van Nederland. Daarvan bestaat twee derde uit de vier groepen die al lang in Nederland aanwezig zijn: Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen. De asielmigratie is vanaf in 2001 drastisch afgenomen. Desondanks zal het aandeel van de niet-westerse allochtonemigranten n in de totale bevolking in Nederland stijgen tot iets meer dan 14% in 2020.
Van de niet-westerse allochtonenmigranten woont niet minder dan 40% in de vier grote steden, terwijl de totale bevolking van Nederland daar slechts voor bijna 13% is geconcentreerd. In de grote steden is grofweg een derde van de bevolking niet-westers migrant. Uit onderzoek van het SCP is gebleken dat dit over ruim tien jaar zal toenemen tot bijna de helft. In combinatie met de jeugdige leeftijdsstructuur van deze groepen betekent dit dat in die steden de meerderheid van de jeugd onder de 15 jaar tot de niet-westerse migranten behoort.
De helft van deze migranten is van een uitkering afhankelijk en leeft onder de armoedegrens. Te veel migranten zijn laag opgeleid, spreken de taal niet of gebrekkig en hebben een slechte uitgangspositie voor de arbeidsmarkt. Tevens Daarnaast komen zij relatief vaker in aanraking met justitie.voeren zij in de criminaliteit de verkeerde lijstjes aan. Het onderlinge vertrouwen ontbreekt. Hier toont zich de nieuwe sociale kwestie.
Daarbij komt, dat, met name in de grote steden het soms al niet meer lukt de gewenste en noodzakelijke opvang en begeleiding te beiden aan diegenen die dat vanuit vanuit sociaal economisch perspectief nodig hebben. Dit maakt investeringen en maatregelen gericht op een samenleving waarin alle mensen gelijke kansen krijgen hun talenten te ontplooien, des te noodzakelijker. Door een krimpende en vergrijzende "autochtone"bevolking dreigen gaten op de arbeidsmarkt te ontstaan: wachtlijsten in de zorg, te weinig personeel bij het openbaar vervoer, tekorten in het onderwijs en bij de kinderopvang. Maar die mogelijke tekorten op de arbeidsmarkt bieden ook kansen: kansen op werk, sociale netwerken, scholingsinspanningen etc. Daarvoor zijn dan wel stevige investeringen en een gericht arbeidsmarktbeleid nodig.
"Investeren in Integratie"
Dat is de titel van het rapport van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA dat in maart 2003 is gepresenteerd. Het rapport constateert dat de politiek zich vooral richtte op economie, financieringstekort en de vraag: hoe verdelen we de welvaart? Het ging in de politiek niet om mensen. Het accent lag op sociaal-economische integratie en veel minder op sociaal-culturele integratie.
Het WI-rapport benadrukt daarnaast het belang van het sociaal-culturele aspect. In dit rapport staan de vragen rond de rol van de overheid bij de kernwaarden van de democratische rechtsstaat en de sociaal-culturele samenhang van verschillende culturele stromingen centraal. Ook wordt nader ingegaan op de vraag rond de positie van de overheid ten opzichte van de rol van instituties zoals gezin, school, wijk en religie.
In de politiek moet het gaan om mensen. Ook bij integratiebeleid móet het gaan om mensen. Mensen van wie veel wordt gevraagd. Een veeleisend integratiebeleid vraagt ook dat onze samenleving helder is over de fundamenten van ons maatschappelijk bestel en de kernelementen van onze rechtsstaat.
Volgens het CDA is het van wezenlijk belang dat:
Mensen in vrijheid en verantwoordelijkheid hun eigen identiteit kunnen vormen en die maatschappelijk (in eigen instituties) tot uitdrukking kunnen brengen;
Maatschappelijke instituties en private instellingen die vrijheid van mensen in hun optreden ook zelf respecteren;
Mensen voldoende worden toegerust, uitgedaagd en verplicht om in de samenleving verantwoordelijkheid te dragen. De overheid schept daarvoor zoveel mogelijk de randvoorwaarden (bv. scholingsaanbod) en stelt daartoe eisen aan personen en instituties;
De overheid de waarden van de democratische rechtsstaat uitdraagt en de daarvan afgeleide normen handhaaft en daarvan afwijkend gedrag bestraft.
Tot de kernelementen van de rechtsstaat behoren volgens het CDA in ieder geval:
De erkenning dat elk mens uniek is en een persoonlijke verantwoordelijkheid heeft;
De onverenigbaarheid van dwang en persoonlijk geloof;
De gelijkwaardigheid van man en vrouw;
De gelijkheid van een ieder voor de wet en de gelijkwaardigheid van alle mensen, ongeacht geslacht, religie, seksuele geaardheid, etniciteit etc. (zie WI-rapport pag. 46-47)
De vrijblijvendheid voorbij
In het eerder genoemde rapport van het WI haar wordt geconstateerd dat te lang geen eisen zijn gesteld aan migranten, omdat gedacht werd dat het verblijf van gastarbeiders tijdelijk zou zijn. Die vrijblijvendheid verhulde aan beide kanten onverschilligheid en desinteresse en leidde tot onduidelijkheid.
Het CDA vindt dat Eelk mens telt en moet op een volwaardige wijze deel moet kunnen nemen aan onze samenleving. Dat betekent dat eisen gesteld moeten worden aan mensen die zich nieuw in ons land willen vestigen, maar ook aan mensen die reeds (voor korte of langere tijd) in Nederland woonachtig zijn. De eisen die wij aan nieuwkomers stellen in het kader van inburgering gelden uiteraard ook voor de "oudkomers". Van Nederlanders mag gevraagd worden om hen op te integrerennemen in onze samenleving.
Wat is bereikt?
Veel migranten hebben een eigen plek in de Nederlandse samenleving gevonden en dragen op een constructieve manier bij aan de ontwikkeling van een gevarieerde multiculturele samenleving, ondanks dat het beleid onvoldoende was.
De 'Rapportage minderheden 2003' van het SCP en het CBS-rapport over "Allochtonen in Nederland 2003" tonen aan dat we er echter op het gebied van integratie zeker weliswaar nog niet zijn in Nederland.
Positieve Er zijn ook zeer hoopvolle ontwikkelingen zijn:
Het opleidingsniveau neemt gestaag toe;
De emancipatie van Surinaamse en Antilliaanse vrouwen verloopt voorspoedig;
Er zijn steeds meer migranten op zichtbare plaatsen in onze samenleving;
De politieke participatie is ten opzichte van 8 jaar geleden duidelijk verbeterd;
Jongere migranten doen het steeds beter in het onderwijs.
Deze succesvolle kleurrijke migranten kunnen een belangrijke rol spelen bij het verminderen van de verwarring over binding en oriëntatie als gevolg van een botsing tussen culturen. Zij en kunnen als rolmodel een belangrijke bijdrage leveren aan de integratie.
We kunnen en mogen dus niet kiezen voor gemakkelijke, gegeneraliseerende analyses en conclusies. Dat gebeurt in de actuele discussie wel. Op basis van oppervlakkige analyses worden de problemen in de grote steden al gauw samengevat als een "allochtonenprobleem" of een "spreidingsprobleem". Een groot deel van de overlastgevers heeft een kleur, maar dat wil niet zeggen dat kleur hét probleem is. We moeten een halt toeroepen aan de verkleuring van achterstanden, uitsluiting en discriminatie.
Nederland Integratieland: integratie begint bij actief burgerschap
Veel te lang zijn wij onduidelijk geweest in hoeverre ons land een immigratieland is. Het zogenoemde 'multiculturele drama' is vooral ook daarom dramatisch, omdat culturen duidelijk botsen. 11 september 2001 heeft dat versterkt.
Anderzijds mag erkenning zijn van het feit dat de Nederlandse bevolking blijvend voor een aanzienlijk deel bestaat uit migranten en hun nakomelingen. Hun integratie in de samenleving zal gericht moeten worden zijn op verantwoordelijkheid nemen en volwaardig functioneren - actief burgerschap.
Actief burgerschap omvat voor alle Nederlanders de volgende elementen::
in economische zin, namelijk wonen, weten en werken,
in sociale zin, het versterken van contacten niet alleen in eigen kring maar ook daarbuiten;
in culturele zin door te participeren en te werken aan identificatie met de kernwaarden in onze democratische rechtstaat (diversity within unity), want integratie in die zin heeft te maken met opvattingen en gedrag van mensen.
Het integratievraagstuk is dus veel meer dan huisvesting, arbeid en onderwijs. Het bepaalt ons land tevens de noodzaak naar samenbindende waarden, naar connecting values om in actief burgerschap te investeren. Daarom zien wij ons land veel meer als integratieland: Nederland Integratieland.
Het gaat ook om sociale cohesie, maatschappelijke participatie, binding en betrokkenheid. Daarom is het van groot belang te zoeken naar de samenbindende waarden, connecting values om actief burgerschap te kunnen bevorderen. Pas dan is Nederland een integratieland.
Aanbevelingsprogramma voor 'Nederland Integratieland'
1) Religie als middel tot integratie
Intro
Religie en levensbeschouwing zijn essentiële pijlers voor onze samenleving. Kerk en staat zijn te scheiden, geloof en politiek niet. Wij leven in een samenleving, en dat betekent dat mensen met verschillende religies en culturen met elkaar in gesprek moeten komen en blijven. Tweezijdig respect is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde.
In de politieke discussie wordt religie te veel en te vaak als een belemmering voor integratie gezien. Hiermee wordt geen recht gedaan aan de identiteit van mensen. Een volwassen integratiebeleid vraagt om een serieuze benadering van de rol van religie. Onder het mom van een neutrale overheid ten opzichte van religie (de scheiding tussen kerk en staat) wordt religie verbannen naar het privédomein. Dat doet geen recht aan de inspiratiebronnen van mensen die vaak bepalend zijn voor hoe zij in het leven en in de samenleving staan. Religie betekent immers "samenbinden". Juist in de strijd tegen de "verslonzing", het verlies van waarden en normen en het terugbrengen van een gevoel van samenhang, binding en verbondenheid kunnen gebedshuizen en aanverwante organisaties (middenveld van culturele minderheden) een belangrijke rol spelen. Zij bestrijden eenzaamheid, anonimiteit en gebrek aan perspectief. Zij verschaffen waarden en normen en stellen mensen in staat om hun religie inhoud te geven. Ook voor de rechtsgemeenschap kunnen zij betekenis hebben als het gaat om het uitdragen en versterken van de kernwaarden van de rechtsstaat.
Die kernwaarden zijn in de westerse wereld gevoed door de joodse, christelijke en humanistische cultuur en hebben zich op juridisch vlak verdicht tot grondrechten en daaruit voortvloeiende wettelijke bepalingen. Het is belangrijk voor een rechtsgemeenschap en haar cultuur dat die verbinding tussen levensovertuigingen en religie enerzijds en de rechtsstaat anderzijds een vruchtbare blijft. Hier ligt een belangrijke taak van maatschappelijke en ideële organisaties, of zij nu humanistisch, christelijk, islamitisch of joods zijn. Cultureel en maatschappelijk wordt zo invulling gegeven aan de notie van diversity within unity. Verscheidenheid binnen een eenheid die zich oriënteert op de waarden van de rechtsgemeenschap, zoals beschreven in het rapport van het WI voor het CDA (Investeren in integratie). Die waarden van de rechtsgemeenschap liggen vanouds ook ten grondslag aan de grondrechtelijke begrenzingen van diversiteit. Zij maken de identiteit van rechtsstaten uit: een identiteit waarvoor de overheid aandacht mag vragen (bijvoorbeeld in het onderwijs). Een identiteit die in het uiterste geval ook leidt tot verboden en geboden, namelijk daar waar de menselijke waardigheid en de eerder genoemde kernwaarden in de knel komen.
Uitingen van religieuze symbolen behoren tot de maatschappelijke werkelijkheid. Voor de expressie van het persoonlijke geloof, veelal in de vorm van gemeenschappen, moet ruimte zijn.
Aanbevelingen:
1.1 Het CDA neemt het initiatief tot het intensiveren van het gesprek over de rol van religie en levensbeschouwing in het publieke domein met migranten en (religieuze) organisaties van de verschillende culturen en nationaliteiten.
1.2 Uitingen van religieuze symbolen behoren tot de maatschappelijke werkelijkheid. Voor de expressie van het persoonlijke geloof moet ruimte zijn. Pas als symbolen en gedrag het vervullen van een openbaar ambt expliciet in de weg gaan staan aan het vervullen van een openbaar ambt, van openbare zeden of kernfuncties van instellingen ondergraven is er een reden om daaraan beperkingen te stellen. Voorts kan het voor de uitoefening van een beroep het functioneel nodig zijn om geen (zichtbare) uiting van het geloof te geven. MTevens kunnen maatschappelijke instituties, scholen en andere religieuze organisaties kunnen beperkingen stellen aan het dragen van religieuze kleding.
1.3 Veel maatschappelijke activiteiten worden door religieuze organisaties verricht. De overheid ondersteunt Ondersteuning van deze organisaties waar zij uit het oogpunt van emancipatie een bijdrage leveren aan in de context van de sociale en culturele integratie.
1.4 In het onderwijs dient expliciet aandacht besteed te worden aan de maatschappelijke rol van religie en de kernwaarden van de rechtsstaat.integratie is uit oogpunt van emancipatie door de overheid geboden.
2) Migratie en inburgering
Intro
Een groot deel van de niet-Nederlandse immigranten komt om redenen van gezinsvorming of gezinshereniging, hieronder zijn ook veel kinderen.
Iedereen die wil trouwen met een partner van buiten Nederland, en deze partner naar Nederland wil laten komen, moet zich - samen met de partner - maatschappelijk en financieel kunnen redden in de Nederlandse samenleving. Minimaal één van de twee moet daarvoor een baan en inkomen (geen uitkering) hebben en moet beschikken over adequate reguliere huisvesting. De buitenlandse partner moet zich vooraf richten op beheersing van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse gewoonten. Dit om de bewustwording te vergroten en ongelijkwaardigheid in relaties en kwetsbaarheid van vrouwen tegen te gaan.
Gedwongen huwelijken worden tegengegaan.
In het inburgeringsprogramma zal meer nadruk gelegd moeten worden op de 'connecting values' zoals actief burgerschap. Van nieuwkomers wordt niet gevraagd hun eigen wortels te verloochenen, maar vanuit die wortels een actieve bijdrage aan onze samenleving te leveren.
Op het niet nakomen van de inburgeringsverplichting dienen sancties te staan (intrekken verblijfsvergunning). Uiteraard geldt een uitzondering voor degenen die op objectieve gronden niet aan deze eisen kunnen voldoen.
Aanbevelingen:
2.1 Voor toelating tot Nederland in het kader van gezins-vorming en -hereniging worden scherpere eisen gesteld aan alle huwelijkspartners. Deze eisen hebben betrekking op:
Leeftijd; maximaal benuttend de ruimte binnen de Europese verdragen;
Inkomen (plicht om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien) 120% van het wettelijk minimumloon.
Basisniveau van inburgering (= kennis Nederlandse taal en samenleving) te beginnen in land van herkomst. (bv. via E-learning of schriftelijk) Hier ligt ook een verantwoordelijkheid voor de partner in Nederland!
Het kunnen voorzien in adequate zelfstandige huisvesting.;
2.2 Naast kennis van de Nederlandse taal bevat de inburgeringscursus dezelfde kernelementen van het onderwijs zoals omschreven in paragraaf 5 (Sleutelrol voor onderwijs)
2.3 Het recht op vrije vestiging geldt pas nadat de inburgeringscursus succesvol is afgerond.
2.4 Naturalisatie is pas mogelijk als het eindstation van inburgering. Hiervoor dient het inburgeringsprogramma succesvol is doorlopen en afgesloten met te zijn blijkend uit een staatsexamen burgerschapsvorming. Naturalisatie gaat gepaard met een ceremonie waarin de kernwaarden van de Nederlandse samenleving tot uitdrukking worden gebracht.
2.55 Er dient speciale wetgeving te komen die het mogelijk maakt dat gemeenten specifieke maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van concentratie van problemen op gebieden als wonen, onderwijs en werkgelegenheid aan te pakken.
3) Familie en Gezin
Intro
Families en gezinnen zijn belangrijke maatschappelijke verbanden en cultuurdragers. D, de kleinste gemeenschap, waarin identiteit wordt gevormd en de waarden van democratie worden geleerd. In het gezin wordt de volgende generatie voorbereid op actief burgerschap. Zo zou het moeten zijn, maar wij mogen onze ogen niet sluiten voor de weerbarstige praktijk.
In migranten gezinnen hebben de vrouwen een spilfunctie wat betreft de opvoeding, de vorming van identiteit en de voorbereiding op actief burgerschap.komt er veel meer op vrouwen neer.
Het vraagstuk van de huwelijksmigratie, het halen van een partner uit het land van herkomst, is een maatschappelijk probleem apart op zich. Dit verhoogt de druk op nieuwkomers Huwelijksmigratie draagt bij tot de druk van nieuwkomers die niet primair door arbeid, maar door een huwelijk een vestigingsvergunning verkrijgen. , niet primair als arbeidsmigrant binnenkomend, door een huwelijk een vestigingsvergunning verkrijgen. Voorkomen moet worden dat door hun achterstanden deze via de opvoeding van de kinderen wordten overgedragen op de volgende generatie via de opvoeding van kinderen. Immers, anders hebben beklijven deze achterstanden de neiging te beklijven. Voor- en vroegschoolse educatieprogramma's, waaraan ook de nieuwkomende ouder deelneemt zijn dan ook evident noodzakelijk om achterstanden tegen te gaan. Migratieaspecten van transnationale huwelijken maken het stellen van zekere eisen gerechtvaardigd, waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de immigrant voorop staat. Zo kunnen bijvoorbeeld toetredingseisen voor het doen van een beroep op de sociale zekerheid en sociale voorzieningen worden ingesteld.
Aanbevelingen:
3.1 Migratieaspecten van transnationale huwelijken maken het stellen van zekere eisen gerechtvaardigd, zoals toetredingseisen voor het doen van een beroep op het stelsel van sociale zekerheid en sociale voorzieningen.
3.21 Voor ouders en opvoeders dienen er toegankelijke inburgeringsvoorzieningen te komen, zoals voor- en vroegschoolse educatieprogramma's en inburgeringsprogramma's onder school- en lestijden.
3.2 Migratieaspecten van transnationale huwelijken maken het stellen van zekere eisen gerechtvaardigd, zoals toetredingseisen voor het doen van een beroep op het stelsel van sociale zekerheid en sociale voorzieningen.3.3 Sommige gezinnen slagen er niet in hun rol en verantwoordelijkheid waar te maken. Kinderen mogen daarvan niet de dupe worden. Een vroegtijdige signalering is nodig. Daarvoor is een ketenbenadering noodzakelijk van consultatiebureaus, peuterspeelzalen, kinderopvang, gezinscoach en schoolarts.
4) Actiefve burgerschap
Intro
Burgerschap impliceert enerzijds de vrijheid om bepaalde levenskeuzes te maken, anderzijds het dragen van verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het samenleven en de waarden en normen. Actief burgerschap komt concreet tot uitdrukking in de verschillende functies die mensen in de samenleving vervullen, zoals:
Economische functies (scholing en werk)
Sociale functies (familie en gezin, vrijwilligerswerk)
Culturele functies (geloof, traditie en cultuur)
Politieke functies (participatie in besturen, actief en passief kiesrecht)
Tot nu toe is nooit duidelijk gemaakt wat van migranten en "Nederlanders" op het gebied van burgerschap verwacht mag worden. De Contourennota van het Rijk introduceerde deze term destijds, maar daar is het verder bij gebleven.
Om actief burgerschap te bevorderen is het noodzakelijk dat iedereen over voldoende startkwalificaties beschikt om in het eigen levensonderhoud te voorzien. Het SCP constateert dat het huidige niveau van de startkwalificatie voor veel, met name, migrantenleerlingen (nog) te hoog gegrepen is. Daardoor dreigt uitsluiting en dat is niet acceptabel. Bovendien heeft iedereen de plicht heeft om te voorkomen dat men "achterstallig onderhoud" dient te plegen, indien de startkwalificatie (nog) niet is behaald.
Aanbevelingen:
4.1 Om invulling te geven aan actief burgerschap bepleiten wij een "Burgerschapsoffensief". Te beginnen in de inburgeringsprogramma's en het voortgezet onderwijs door middel van maatschappelijke stages.
In het gehele onderwijs dient aandacht besteed te worden aan "burgerschap", zowel als rode draad in alle lessen als in een aparte module "Burgerschapskunde".(zie ook par.5)
Indien het niet beschikken over een startkwalificatie leidt tot het niet kunnen voorzien in eigen levensonderhoud is een sanctie (zoals het korten van de uitkering) op zijn plaats, behoudens objectieve uitzonderingsgronden.
4.4 Er komt een verplicht leer/werkcontract voor jongeren van 17 tot 23 jaar, die voortijdig de school hebben verlaten. (zie ook de paragrafen 5 en 6)
4.5 Er dient gezocht te worden naar een verplichtende manier om mensen die onvoldoende gekwalificeerd zijn voor de arbeidsmarkt zich zodanig te laten scholen dat zij niet op voorhand aangewezen zijn op de bijstand als in het huishouden het inkomen van de partner wegvalt. Daarbij kan gedacht worden aan een korting op de uitkering wanneer bij de intake blijkt dat er gedurende de voorgaande jaren geen serieuze poging is gepleegd om zich tot dit niveau te scholen.
4.6 Politieke partijen hebben een bijzondere verantwoordelijkheid om de politieke participatie van migranten te bevorderen.
5) Sleutelrol voor onderwijs
Intro
Het gehele onderwijs is gericht op integratie. Daarom moet in het curriculum expliciet aandacht aan worden besteed aan:
de kernwaarden van de Nederlandse samenleving;
de rol van religie en levensbeschouwing;
ontstaan van de Nederlandse samenleving en cultuur;
intercultureel onderwijs;
burgerschap;
participatie op de arbeidsmarkt;
emancipatie én
voor het voortgezet onderwijs: 'maatschappelijke stage'
Kernwaarden van de Nederlandse samenleving
Rol van religie
Ontstaan van Nederlandse samenleving en cultuur
Intercultureel Onderwijs (ICO)
Burgerschap
Emancipatie
Maatschappelijke stage
In de huidige discussie wordt door sommigen de vrijheid van onderwijs ter discussie gesteld door een acceptatieplicht te suggereren. In de praktijk blijkt niet dat bijzondere scholen minder allochtone migranten danwel kansarme leerlingen accepteren. Integendeel! Vrijheid van onderwijs is bovendien een groot goed! Zij biedt ouders de mogelijkheid te kiezen voor onderwijs dat het beste aansluit op de waarden en normen die zij willen overdragen op hun kinderen. Verschillen tussen scholen zijn echter van alle tijden. Inzet op verkleining van de daadwerkelijke achterstanden, los van de etnische achtergrond, is noodzakelijk omdat kwaliteit bij scholen voorop staat. Om achterstanden te kunnen meten is een goede toetsing van leerlingen van belang. Ten eerste dient te worden Bbegonnen dient te worden met een entreetoets. Ten tweede wordt en d de Cito-toets verrijkt te worden met een brede intelligentietoets, waar ook sociale en culturele aspecten al-economische vaardigheden deel van uitmaken.
Scholen van eenzelfde denominatie uit één wijk dienen zoveel mogelijk een afspiegeling te vormen van de buurt. Het ontstaan van een eenzijdige schoolbevolking wordt daarmee zoveel als kan voorkomen. Gemeenten dienen samen met schoolbesturen en het bovenschoolsmanagement Schoolbesturen een gemeenten kunnen dor vrijwillige afspraken te maken om een gemengde schoolbevolking bevorderen. Het werkelijke probleem ligt bij de eenzijdige samenstelling van wijken en buurten. Een gedifferentieerd woningaanbod bevordert een evenwichtiger samenstelling.
Er is een groot aanbod aan voorschoolse en vroegtijdige educatie (VVE), zoals peuterspeelzalen. Deelname daaraan is wenselijk omdat dan voorkomen kan worden dat kinderen met een taal- en/of leer- achterstand in het basisonderwijs komen. De overheid bevordert dat, maar kan deelname daaraan niet verplicht stellen omdat dat de verantwoordelijkheid van ouders voor de opvoeding van hun kinderen aantast.
Alle talenten van leerlingen moeten benut worden, waarbij het "vullen van de rugzak" een belangrijke opdracht voor het onderwijs is. Juist om vergrijzing op te vangen moet een optimaal gebruik worden gemaakt van het potentieel talent op de werkvloerl. Om leerlingen te stimuleren is het van belang rolmodellen (ROC, HBO en WO studenten) structureel in te zetten gebruiken om jongeren een positief perspectief te biedente stimuleren. Dit is van belang om het opleidingsniveau van voornamelijk migrantengroepen te laten stijgen. Naar schatting deed in het examenjaar 2001/2002 tussen de 40% en 45% van de Turkse en Marokkaanse leerlingen examen op vmbo-niveau en slechts 14% à 15% op havo- of vwo-niveau. Bij van oorsprong Nederlandse leerlingen deed slechts 24% examen op vmbo-niveau en daarentegen 36% op havo- of vwo-niveau.
Onderwijs stopt niet, zodra een leerling met een diploma op zak de poorten van het schoolgebouw achter zich heeft gelaten. Te vaak verlaten leerlingen de school zelfs zonder diploma. Te vaak hebben leerlingen te weinig bagage in hun rugzak om actief burger op de arbeidsmarkt te kunnen worden. Om jongeren met eigen verantwoordelijkheid op de arbeidsmarkt een eigen plek te laten verwerven is een maatschappelijke stage of een "ouderwetse" onderwijs'ouderwetse' stage van fundamenteel belang. Bij werkgevers ligt de verantwoordelijkheid om voldoende stageplaatsen ter beschikking te stellen en de begeleiding te bieden die jongeren nodig hebben. Op werkgevers en werknemers mag een dringend appèl worden gedaan om effectief toe te zien op het uitsluiten van alle vormen van discriminatie. Bindende afspraken tussen de sociale partners op dit terrein zijn gezien de ontwikkelingen van de afgelopen jaren hoogst noodzakelijk.
Aanbevelingen
5.1 Onderwijs vervult een sleutelrol bij integratie. Daarom moet in het curriculum van het onderwijs expliciet aandacht besteed worden aan:
de kernwaarden van de Nederlandse samenleving;
de rol van religie en levensbeschouwing;
ontstaan van de Nederlandse samenleving en cultuur;
intercultureel onderwijs;
burgerschap;
participatie op de arbeidsmarkt;
emancipatie én
voor het voortgezet onderwijs: 'maatschappelijke stage'.
5.2 Achterstanden moeten worden losgekoppeld van de etnische achtergrond van kinderen en hun ouders en worden gebaseerd op onder meer de sociaal-economische achterstand en de intelligentie van kinderen.
5.3 Om achterstanden terug te dringen dient gericht te worden gewerkt aan aansluiting in de gehele jeugdketen, waarbij VVE voorschoolse en vroegtijdige educatie, kop- en topklassen en schakelklassen vanuit de onderwijskant een cruciale rol spelen.
5.4 Leerlingen met een taalachterstand worden verplicht om via schakelklassen het gewenste instroomniveau te bereiken. De schakelklassen zorgen ervoor dat nieuw in ons land komende leerlingen gericht (via een eigen curriculum en didactiek) achterstanden kunnen inhalen. Hiermee wordt bovendien het regulier onderwijs ontlast.
5.5 Voor moeders worden in hetzelfde gebouw laagdrempelige inburgeringklassen gecreëerd zodat zij daar gelijktijdig gebruik van kunnen maken.
5.6 Er kan door overheid en maatschappelijke organisaties nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de betekenis van rolmodellen uit de diverse culturen die Nederland rijk is. Met name jongeren kunnen zich daaraan optrekken.
5.7 Bij aanvang van de schoolperiode dienen ouders en school in een gesprek bindende afspraken te maken om de noodzaak van ouderparticipatie te verzekeren. Scholen dienen dit vast te leggen in schoolgids en werkplan.
5.8 Werkgevers en werknemers maken bindende afspraken om voldoende maatschappelijke stageplaatsen te realiseren.
5.9 Op werkgevers en werknemers mag een dringend appèl worden gedaan om effectief toe te zien op het uitsluiten van alle vormen van discriminatie.
5.10 De onderwijsinspectie toetst binnen de Wet op het Onderwijstoezicht of scholen een voldoende bijdrage leveren aan intercultureel onderwijs5.9 Onderwijsinstellingen moeten worden aangesproken op hun (wettelijke) rol in het kader van leerlingenbegeleiding.
5.10 In het curriculum voor de lerarenopleidingen wordt aandacht besteed aan het "communiceren met migrantenouders". Dit dient ook meegenomen te worden bij de her- en bijscholing van docenten. Kennis en inzicht in verschillende culturen en attitudes, respect en begrip zijn daarvan belang. Scholen besteden hier aandacht aan in hun schoolplan..
5.11 De onderwijsinspectie toetst binnen de Wet op het Onderwijstoezicht of scholen een voldoende bijdrage leveren aan intercultureel onderwijs en sociale cohesie en aan het incorporeren in het onderwijs van de kernwaarden van de rechtsstaat.
6) Werkgelegenheid
Intro:
Teveel migranten staan aan de kant, nemen niet geen deel aan het arbeidsproces en zijn afhankelijk van een uitkering. Van de 850.000 huishoudens onder de armoedegrens is de helft van niet-westerse afkomst, terwijl in 2002 10% van de bevolking niet-westerse migranten waren. Ook de arbeidsparticipatie van jongeren is zorgwekkend laag. Terwijl de werkloosheid bij de 15-24 jarige Nederlanders 7% bedraagt, ligt zij bij de Surinamers op 30% en bij de Antillianen op 27%. Ook bij de Turken en Marokkanen is de werkloosheid het hoogst in de jongste leeftijdsgroep, maar de afwijking ten opzichte van de andere leeftijdsgroepen is veel kleiner. Met name in de grote steden doet zich steeds vaker het verschijnsel voor dat generaties volgtijdelijk werkloos zijn, de zgn. generatiewerkloosheid.
Het is dan ook onze overtuiging dat werk voorop dient te staan. Werk is weliswaar geen voldoende voorwaarde voor integratie, maar wel een noodzakelijke voorwaarde. Van meetaf aan moet daaraan gericht aandacht worden besteed. Werk betekent niet alleen opgenomen zijn in een arbeidsorganisatie, maar veeleer ook het hebben van een werkkring met daarbij behorende sociale contacten en een maatschappelijk perspectief.
Juist nu er sprake is van economische recessie mag moet een activerend beleid worden gevoerd, waarbij het huidig binnenlands arbeidspotentieel voorop staat. Slechts bij fricties op de arbeidsmarkt, waarin dit arbeidspotentieel onvoldoende kan voorzien is arbeidsmigratie op tijdelijke en gereguleerde basis acceptabel. Voor wat betreft de begeleiding naar de arbeidsmarkt kan een gericht regionaal arbeidsmarktbeleid, complementair aan de landelijke afspraken tussen werkgevers en werknemers, doeltreffender werken dan voorheen nog voor mogelijk worden werd gehouden. De arbeidsmarkt in de eigen omgeving kent zijn eigen karakteristieken en oplossingen.
buiten spel staan. Gericht decentraal beleid is dan ook doeltreffender dan een algemeen centraal beleid. Iedere regio heeft zijn eigen karakteristieken; ieder regio heeft haar zijn eigen oplossingen.
Aanbevelingen
6.1 Door regionale akkoorden tussen sociale partners, (provinciale, regionale en lokale) overheden en de Kamers van Koophandel kan actief arbeidsmarktbeleid doeltreffender worden uitgevoerd.
6.2 Sociale partners en besturen van de Kamers van Koophandel verplichten zich om (vertegenwoordigers van) migranten(organisaties) op te nemen in hun besturen en organisaties.
6.3 Duale trajecten - de combinatie van inburgering en werk - wordt uitgebreid en in de regionale akkoorden vastgelegd.
6.4 Sociale partners en de overheid maken gezamenlijk afspraken over het uitsluiten van alle vormen van discriminatie en dienen toe te zien middels de regionale afspraken op non-discriminatoire wervings- en selectieprocedures.
6.5 Op werkgevers en werknemers mag een dringend appèl worden gedaan om effectief toe te zien op het uitsluiten van alle vormen van discriminatie.
6.6 Er komt een flexibel stelsel van tewerkstellingsvergunningen inclusief een arbeidsmarkttoets.
7) Positie van de vrouw
Intro
De positie van migrantenvrouwen en meisjes is uiterst kwetsbaar.
In nog veel te veel migrantengezinnen is de rol van de vrouw ondergeschikt aan die van de man. De gelijkwaardigheid van man en vrouw dient voorop te staan. Afhankelijkheden mogen niet vatbaar zijn voor misbruik. Daarom is het belangrijk dat mensen in beginsel in staat zijn om een zelfstandig leven te leiden. Afhankelijkheid van beide partners ten opzichte van elkaar is niet per definitie verkeerd. Wel het misbruik ervan. Er is dan ook alle reden om fors te investeren in kennis en scholing van met name vrouwen. O, ook gezien hun betekenisvolle rol in de opvoeding is het belangrijk dat vrouwen zich kunnen scholen. Het CDAV heeft recentelijk in zijn rapport "De uitdaging aangenomen" terecht aandacht gevraagd vor het betrekken van gender-aspecten bij het tegengaan van sociaal-economische tegenstellingen. Met werkgevers en werknemers kunnen hierover afspraken worden gemaakt.
Aanbevelingen
7.1 Vanuit het CDAV zijn behartenswaardige aanbevelingen gedaan om de gender-aspecten veel meer te betrekken bij vormen van sociaal-economische tegenstellingen. Met werkgevers en werknemers kunnen hierover afspraken worden gemaakt teneinde zoveel mogelijk vrouwen te laten participeren in het arbeidsproces..
7.2 Emancipatie dient in een aparte module in het inburgeringsprogramma te worden opgenomen.
7.3 Het tegengaan van huiselijk geweld verdient een stevige aanpaktegen te worden gegaan, juist als het gaat om de ondergeschiktheid van de vrouw.Gemeenten dienen het voortouw te nemen om dit geweld te bestrijden.
7.4 Daders van huiselijk geweld mogen voor een periode van 5 jaar geen bruid uit het land van herkomst over laten komen.
7.5 Bij schakelklassen worden voor moeders in hetzelfde gebouw laagdrempelige inburgeringklassen gerealiseerd zodat zij daar gelijktijdig gebruik van kunnen maken. (zie ook 5.5)
8) Plaatselijk niveau, de buurt
Intro
Maatschappelijk onbehagen heeft vooral te maken met het feit dat achterstandsgroepen zich concentreren in bepaalde buurten en wijken (segregatie). Hoewel kleur niet het probleem is, heeft het probleem wel een kleur. Achteruitgang van een buurt heeft vooral te maken met verslechtering van het leefklimaat, door overbewoning en criminaliteit. Als overlast en criminaliteit de overhand krijgen, treedt er verval op in een buurt. Als die ontwikkeling het absorberend vermogen van de stad, wijk en buurt dreigt te overstijgen, moet gericht actie worden ondernomen. Dat wil zeggen dat een gemotiveerd selectief vestigingsbeleid mogelijk moet zijn.
De school is meer dan een plek waar onderwijs wordt gegeven. De 'Community
school" draagt bij aan sociale cohesie, aan de opbouw van de samenleving en aan
ontwikkelingskansen van kinderen en van hun ouders. Er ontstaat een pedagogische
infrastructuur in de wijk, waarbinnen er vooral aandacht zal zijn voor de moeders, die in veel
gevallen nog steeds de sleutelfiguren zijn in opvoeding en ontwikkeling van het gezin.
Aanbevelingen:
8.1 Een juiste balans tussen instroom enerzijds en het vermogen van een samenleving om mensen met achterstandsproblemen te kunnen helpen en begeleiden anderzijds vraagt een selectief vestigingsbeleid.
8.2 De dialoog tussen mensen kan bevorderd worden als bewoners onderling afspraken maken over een leefbare omgeving te realiseren.
8.3 Verantwoordelijkheid van zelforganisaties en inspraakorganen bevorderen om door hen als gesprekspartner te betrekken bij voorbereiding en uitvoering van beleid (mits zij uiteraard voldoen aan de kernwaarden van onze rechtsstaat).
8.4 Door een gedifferentieerd woningaanbod ontstaat een meer evenwichtige samenstelling van wijken en buurten. Dit voorkomt segregatie. Zo nodig wordt de Huisvestingswet daartoe aangepast om de vestiging van nieuwkomers selectief te beperken. Voorts wordt het middels verbeurdverklaring van panden mogelijk om illegale activiteiten tegen te gaan.
8.5 Om verloedering en gettovorming tegen te gaan moet illegaliteit, maar vooral ook de uitbuiting van illegalen, scherp worden bestreden.
8.6 Ter versterking van de pedagogische infrastructuur in de wijk dient het concept "Community school" verder ontwikkeld te worden.
8.6 De school is meer dan een plek waar alleen onderwijs wordt gegeven. De 'Community school"draagt bij aan sociale cohesie, aan de opbouw van de samenleving en aan ontwikkelingskansen van kinderen en van hun ouders. Er ontstaat een pedagogische infrastructuur in de wijk, waarbinnen er vooral aandacht zal zijn voor de moeders, die in veel gevallen nog steeds de sleutelfiguren zijn in opvoeding en ontwikkeling van het gezin.
8.7 Sportverenigingen vervullen een stimulerende rol bij opvoeding en integratie. Zij geven kans leiderschapskwaliteiten te ontwikkelen, kinderen leren er omgaan met winnen en verliezen en het accepteren van gezag.
Juist in de directe eigen omgeving zijn vele goede voorbeelden van actief burgerschap te vinden die navolging verdienen. Enkele voorbeelden: schakelklassen in Deventer, 'Opzoomeren' in Rotterdam, Vrouwencentra, huiswerkbegeleiding en mentorprojekten door studenten, Buurtvaders op Rotterdam CS, vaderschapsproject in Den Haag.
Actief burgerschap kan niet door de overheid worden afgedwongen, wel kan de gemeente dit stimuleren en actief ondersteunen.
9) Illegaliteit
Illegalen zijn gemarginaliseerd in onze samenleving. Zowel voor deze mensen als de gehele samenleving is dat ongewenstiteit is het sluitstuk van integratiebeleid. Een groep die uitgesloten is van onze samenleving. Dat is ongewenst! Zowel voor deze mensen zelf als voor onze samenleving omdat het schadelijk is voor de rechtsstaat.
9.1 Illegaliteit is ongewenst en dient effectief bestreden te worden vooral door het tegengaan van uitbuiting van illegalen.
10) Tenslotte nog enkele aanbevelingen in algemene zin
10.1 Het integratiebeleid behoort deel uit te maken van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om zodoende de hoeksteen van de binnenlandse aangelegenheden en het grote stedenbeleid vorm te geven.
10.2 Ook bij de andere overheden wordt een coördinerend wethouder c.q. gedeputeerde voor integratie aangesteld.
10.3 De overheid is verantwoordelijk voor een actieve bestrijding van racisme en discriminatie en stimuleert een streven naar wederzijds respect en vertrouwen.
10.4 De overheid stimuleert en ondersteunt empowermentprogramma's van migranten organisaties
10.5 Een goede inburgering is onontbeerlijk voor integratie. Om tijdig in te kunnen spelen op eventuele knelpunten komt er een "migrantenvolgsysteem" vanaf het moment van binnenkomst tot aan de afronding van het inburgeringstraject.
Verantwoording
De commissie van der Tak heeft gesproken met vertegenwoordigers van de volgende organisaties:
CDAV
CMO (Contactorgaan voor Moslims en Overheid in oprichting)
CNV
E-quality
FNV
FORUM
Hindoeraad
Intercultureel Beraad
IOT (Inspraakorgaan Turken)
LOWM (Landelijk Overlegorgaan voor Molukkers)
LIZE (Landelijk Inspraakorgaan voor Zuid Europeanen)
Platform voor Religie en Democratie
Raad van Kerken
SKIN (Samen Kerk in Nederland)
SMT (Samenwerkingsverband voor Marokkanen en Tunesiërs)
VNO/NCW
VON (Vluchtelingenorganisaties Nederland)
Verder is gesproken met de volgende deskundigen:
M. Akozbek
Prof. H. Entzinger
Prof. S. Sariyildiz
Prof. W. Shadid
Op de Partijraad van 1 november 2003 is in een drietal deelsessies met de aanwezige leden gediscussieerd aan de hand van de discussienotitie "Investeren in integratie"
Er is onder andere in de volgende afdelingen gediscussieerd over het thema:
In diverse afdelingen is gediscussieerd over het thema en hebben een reactie gezonden naar de commissie.
(weet niet of dit volledig is)
Amsterdam
Den Helder
Deurne
Enschede
PA Friesland
Groningen
Haren
Nijkerk
Tilburg
PA Utrecht
CDJA Friesland
Netwerkbijeenkomsten van CDAV en ICB (over familie- en gezins-beleid en de positie van oudere allochtonen migranten)
CDA-Theologenberaad
ICB Ronde Tafelgesprek met allochtone migranten Raads- en Statenleden
De volgende afdelingen van het CDAV hebben gereageerd op de discussienotitie "De uitdaging die inburgering heet":
Den Haag
CDAV Zuid-Holland
Beverwijk/Heemskerk
Lisse
Barendrecht
Den Helder
Soest/Soesterberg
Smallingerland
Voorne-Putten-Rozenburg
CDAV West-Friesland
Heemstede
Delft
De Commissie Van der Tak is als volgt samengesteld:
Sjaak van der Tak, Rotterdam, wethouder sociale integratie en voorzitter Commissie
Osman Elmaci, Gorinchem, CDA-Raadslid te Gorinchem
Saliha Sahin, Tilburg, adjunct-Inspecteur Kennis bij de Inspectie van het Onderwijs
Arnoud Strijbis, Tilburg, bestuursassistent wethouder Rotterdam
Ayhan Tonca, Apeldoorn, CDA-Raadslid te Apeldoorn, voorzitter IOT
Jos Wienen, Katwijk, burgemeester en voorzitter Commissie Wetenschappelijk Instituut
Ans Willemse- van der Ploeg, Heiloo, bestuurder diverse maatschappelijke organisaties
Kathleen Ferrier, Leusden, lid Tweede Kamer (adviseur)
Mirjam Sterk, Houten, lid Tweede Kamer (adviseur)
Peter Spierings, Den Haag, secretaris Commissie
-----------------------
Hierbij wordt opgemerkt dat ook veel Nederlanders een partner uit het buitenland over laten komen. Daarvoor gelden uiteraard dezelfde regels.
De huidige startkwalificatie ligt op HAVO/VWO c.q. 2 jaar MBO-niveau.
Armoedemonitor 2001, SCP
---- --
---
CDA