Kamerstuk, 8-3-2004
FIOD-ECD onderzoek over 2001 (rapport "Project thuiszorg")
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Z/P-2457968
8 maart 2004
Hierbij doe ik u het rapport "project thuiszorg" van de FIOD-ECD
toekomen. Tevens treft u een afschrift van de brief van het College
tarieven gezondheidszorg (CTG) aan.
Achtergrond
In het kader van de uitvoering van zijn Werkprogramma 2003 heeft het
CTG de FIOD-ECD opdracht gegeven een toezichthoudend onderzoek in te
stellen bij thuiszorginstellingen. Het onderzoek heeft betrekking op
drie onderwerpen namelijk contacttijd bij de cliënt, dagverzorging
voor ouderen en kraamzorg. Het vond plaats over het jaar 2001.
Bij het onderwerp contacttijd bij de cliënt was de doelstelling een
beeld te krijgen in hoeverre thuiszorginstellingen zich in 2001 hebben
gehouden aan het declareren van een uur directe contacttijd
overeenkomstig de beleidsregel tariefstructuur.
Bij dagverzorging voor ouderen (DVO) was het doel een beeld te krijgen
in hoeverre er sprake is van dubbele financiering van het product
dagverzorging voor ouderen door thuiszorginstellingen en
verzorgingshuizen. De doelstelling bij het onderwerp kraamzorg was een
beeld te krijgen in hoeverre AWBZ-gelden wegvloeien naar de kraamzorg
en in welke omvang. In tegenstelling tot de thuiszorgmarkt, die tot
het eerste compartiment behoort (AWBZ), behoort de kraamzorgmarkt tot
het tweede compartiment (Zfw/particulier).
De FIOD-ECD is begonnen met een schriftelijke benadering van alle
toegelaten thuiszorginstellingen. Dit zijn er 142 in getal, zij hebben
alle de vragenlijst ontvangen. Er zijn 110 vragenlijsten (grotendeels)
ingevuld retour ontvangen. Hierna zijn 18 instellingen nader
onderzocht. Dit heeft plaatsgevonden op basis van een selecte
steekproef. Een van de criteria was bijvoorbeeld het niet retourneren
van de vragenlijst. Bij thuiszorginstellingen die het product DVO
leveren is onderzoek ingesteld bij een of meer verzorgingshuizen
waarin de dagverzorging plaatsvond.
Op 24 december 2003 heeft de FIOD-ECD zijn rapportage aangeboden aan
het CTG. Vervolgens heeft het CTG begin februari de LVT, BTN, ZN, CVZ
en het CTZ vertrouwelijk geïnformeerd over de uitkomsten van het
onderzoek. Het rapport is op 16 februari 2004 in de openbare
vergadering van het CTG behandeld.
Inhoud van het rapport
Met betrekking tot de inhoud van het rapport merk ik het volgende op.
* Algemene thuiszorg
De FIOD-ECD concludeert dat de registratie bij de
thuiszorginstellingen te wensen overlaat. Er is geen of beperkt
toezicht op de registratie, administratie en declaratie van de
contacttijd.
* Dagverzorging voor ouderen
Bij het product dagverzorging voor ouderen constateert de FIOD-ECD
dat er mogelijk sprake is van dubbele financiering. Door zowel de
thuiszorginstelling als het verzorgingshuis zijn
productieafspraken gemaakt voor hetzelfde product en dezelfde uren
met het zorgkantoor.
* Kraamzorg
Met betrekking tot de kraamzorg heeft de FIOD-ECD geconstateerd
dat de helft van de thuiszorginstellingen geen kraamzorg levert.
Thuiszorginstellingen, die wel kraamzorg leveren, doen dit meestal
zelf. Het risico dat AWBZ-middelen wegvloeien naar de kraamzorg
is, zo is gebleken uit het onderzoek, beperkt. Als gevolg hiervan
is geen toezichtonderzoek ingesteld op het gebied van de
kraamzorg.
Aanbevelingen
Op basis van deze conclusies heeft de FIOD-ECD een aantal
aanbevelingen geformuleerd. Deze betreffen het bevorderen van de
naleving en aanscherpen van het toezicht op de thuiszorginstellingen,
het aanbrengen van uniformiteit in de wijze van registratie en
administratie van contacttijden en het product DVO, het inrichten van
de jaarverslagen conform de Regeling Jaarverslaglegging
Zorginstellingen, het vaststellen van een tarief vaststellen voor
zorgcoördinatie, het op elkaar aansluiten van de gegevens van het CTG
en het CAK en het verbeteren van de voorlichting over de beleidsregels
van het CTG.
Voor het product dagverzorging voor ouderen beveelt de FIOD-ECD
bovendien aan een budgethouder voor DVO aan te wijzen, registratie van
het product DVO op cliëntniveau door zowel de thuiszorginstelling als
het verzorgingshuis en intensiveren van het toezicht door het
zorgkantoor dat de levering van DVO met de instellingen overeenkomt.
Tevens stelt de FIOD-ECD voor om een nader toezichtonderzoek te
verrichten naar de mogelijke dubbele declaratie voor het product DVO.
Het CTG wijst in zijn aanbiedingsbrief op het grote belang van een
correcte administratie en registratie; immers, deze vormt de basis
voor de declaratie en omvang van het budget. Het CTG vindt dat van
zorgaanbieders verwacht mag worden dat er een zorgvuldige registratie
plaatsvindt. Expliciet beveelt het CTG aan om de Regeling
Jaarverslaglegging Zorginstellingen ook voor thuiszorginstellingen van
toepassing te verklaren en meer te investeren in de ICT. Met
betrekking tot het onderwerp DVO stelt het CTG voor de aanbeveling
voor nader onderzoek door de FIOD-ECD op te volgen.
Uitwerking van de aanbevelingen
In de komende periode zullen de aanbevelingen door het CTG worden
geconcretiseerd en uiteindelijk in beleidsregels worden vastgelegd.
Met betrekking tot de aanbeveling inzake ICT wijs ik erop dat de
instellingen via de tarieven over de middelen beschikken voor daarop
gerichte investeringen. Zij dragen hiervoor een eigen
verantwoordelijkheid. De aanbeveling om een nader toezichtonderzoek te
doen naar mogelijk dubbele financiering van het product DVO heeft mijn
steun. Uiteraard zal ik de Kamer hiervan op de hoogte houden.
De aanbevelingen op het terrein van regels voor de jaarverslaglegging
en administratie beschouw ik als een steun in de rug voor twee
wetgevingstrajecten die reeds in gang zijn gezet. Ten eerste gaat het
om de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) die de regels voor de
jaarverslaglegging ook op extramurale instellingen van toepassing
verklaart. Ten tweede de wijziging van de WTG, WTG ExPres, die
administratievoorschriften voor alle zorgaanbieders geeft. De FIOD-ECD
geeft tevens als aanbeveling om instellingen beter voor te lichten
over de beleidsregels. Ook deze taak van het CTG/ZA i.o. wordt nader
in de WTG ExPres geregeld in die zin dat het CTG expliciet belast
wordt met het geven van voorlichting aan aanbieders, zorgkantoren en
cliënten. De beide wetsvoorstellen liggen reeds bij u ter behandeling.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport