Kabinetsstandpunt Joint Employment Report 2004
Inleiding
De Lidstaten van de Europese Unie hebben in Luxemburg in 1997 de Europese
Werkgelegenheidsstrategie afgesproken om de doelstellingen op het gebied van
arbeidsparticipatie en werkgelegenheidsgroei te realiseren. In het kader daarvan wordt door de
Lidstaten elk jaar een Nationaal Actieplan Werkgelegenheid opgesteld, aan de hand waarvan
de Commissie in dit concept van het Joint Employment Report (JER) een analyse geeft van de
werkgelegenheidssituatie in de EU als geheel en in de afzonderlijke lidstaten.
Het betreft een voortgangsverslag waarin wordt beoordeeld in hoeverre lidstaten vorderingen
hebben gemaakt bij de ten uitvoerlegging van de nieuwe werkgelegenheidsstrategie die in
2003 is vastgesteld.
Na behandeling in de Raad wordt het rapport uiteindelijk vastgesteld als een gezamenlijk
rapport van de Commissie en de Raad en vormt het de basis voor het vaststellen van de
landenspecifieke aanbevelingen en de Europese Werkgelegenheidsrichtsnoeren.
De cyclus en inhoud van de werkgelegenheidsstrategie is in vergaande mate afgestemd met
die van de globale economische richtsnoeren en de interne-marktstrategie. Begin 2003 zijn
voor deze instrumenten voor de uitvoering van de Lissabon-strategie de prioriteiten
vastgelegd voor een periode van drie jaar. Het "implementatiepakket" over deze instrumenten
vormt samen met het Voorjaarsrapport de basis voor de voorbereidingen van de Europese
Voorjaarsraad op 25 en 26 maart 2004.
Bij de Europese Top in Lissabon in 2000 hebben de regeringsleiders van de 15-EU-Lidstaten
een aantal concrete doelen gesteld voor de Europese Unie als geheel, met als doel dat de
Europese Unie in 2010 de meest dynamische en duurzame kenniseconomie wordt. De
concrete doelen hiervoor op werkgelegenheidsgebied behelsden een arbeidsparticipatie van
70%1 voor de beroepsbevolking als geheel, en een arbeidsparticipatie van vrouwen van meer
dan 60%1.
Tijdens de Europese Top in Stockholm in het voorjaar van 2001, zijn hiervoor ook
tussendoelen vastgesteld; in 2005 moet de arbeidsparticipatie 67%1 bedragen, en de
arbeidsparticipatie van vrouwen tenminste 57%1. Voor ouderen is in Stockholm een
arbeidsparticipatiedoelstelling van 50%1 afgesproken voor 2010.
In de aanloop naar de Europese Voorjaarsraad bespreekt de Raad een voorstel van de
Commissie voor het Joint Employment Report, waarin zowel een algemene analyse wordt
gegeven van de werkgelegenheidssituatie in Europa als een overzicht van de voortgang van
het beleid per lidstaat.
Dit jaar zullen daarbij ook de conclusies uit het rapport van de Europese Taskforce
Werkgelegenheid worden meegenomen, die concludeerde dat de focus van beleid zou moeten
liggen op het verhogen van het arbeidsaanbod, het vergroten van het flexibiliteit van de
arbeidsmarkt, de employability en het investeren in human capital. Daarbij zou er met name
aandacht moeten zijn voor de effectieve implementatie van beleid.
1 Het betreft hier de arbeidsparticipatie in personen, inclusief banen van 1-12 uur.
Deze notitie bevat het standpunt dat door Nederland zal worden ingenomen tijdens de
behandeling van het Werkgelegenheidspakket in de verschillende Raadsformaties.
Procedure van behandeling
Het Werkgelegenheidspakket zal in zijn geheel onderwerp zijn van een oriënterend debat
tijdens de Raad voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken van 4 maart en op de vergadering
van 1 juni zal de behandeling ervan afgerond worden. Het pakket zal ook behandeld worden
tijdens de ECOFIN Raad en de Onderwijs Raad. Bespreking in de ECOFIN is gepland tijdens
de vergaderingen van 9 maart. De Onderwijs Raad zal op 26 februari het
Werkgelegenheidspakket bespreken.
Het voortouw voor het behandelen van het Werkgelegenheidspakket ligt bij de Raad voor
Werkgelegenheid en Sociale Zaken. Net als voorgaande jaren zullen de ambtelijke
voorportalen van de Raad voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken en van de ECOFIN Raad,
respectievelijk het Werkgelegenheidscomité (EMCO) en het Comité voor Economische
Politiek (EPC) het rapport bespreken.
Samenvatting van het Joint Employment Report 2004
De Commissie presenteert in het concept-JER het volgende beeld van de situatie op de
Europese arbeidsmarkt:
· De groei van de werkgelegenheid is tot stilstand gekomen en de EU dreigt de
arbeidsparticipatiedoelstellingen voor 2010 niet te gaan halen. De werkloosheid in de EU
is gestegen van 7,7% in 2002 tot 8,1% in 2003. Om de participatiedoelstellingen te
behalen is een aanzienlijke versnelling van de arbeidsparticipatiegroei noodzakelijk.
· De EU zal de tussendoelstelling voor 2005 van de arbeidsparticipatie (67%) niet halen,
maar de doelstelling voor vrouwen voor 2005 (57%) is nog wel binnen bereik (55,6% in
2002).
· De arbeidsparticipatie van ouderen is weliswaar gestegen tot boven de 40% in 2002, maar
de doelstelling van 50% voor 2010 is nog ver weg.
Hervormingen in de EU
· De hervormingen van de arbeidsmarkt in de lidstaten gaan door, en zijn in enkele
Lidstaten zelfs versneld. De nadruk in het beleid van de lidstaten ligt op het bevorderen
van participatie en vergroten van het arbeidsaanbod.
· De groei van de arbeidsproductiviteit in Europa neemt af, waar de VS een steeds grotere
groei van de productiviteit heeft laten zien.
· De voortgang op het verbeteren van de kwaliteit van de arbeid is bemoedigend (scholing,
verschillen tussen mannen en vrouwen, arbeidsveiligheid), maar er is ruimte voor verdere
verbetering
· De nationale actieplannen werkgelegenheid laten zien dat bevorderen van de
arbeidsparticipatie een cruciale rol speelt in het verbeteren van de sociale cohesie.
Sommige landen zetten daarbij in op hervormingen van de sociale zekerheid en bestrijding
van de armoedeval, anderen op meer op specifieke groepen gerichte maatregelen.
Over Nederland zegt de Commissie het volgende:
· De Commissie geeft aan dat de economische resultaten van Nederland zwak zijn, ook in
vergelijking met de rest van de EU. Daarbij zijn de loonkosten per eenheid product sterk
opgelopen, wat ten koste is gegaan van het concurrentievermogen.
· De totale werkgelegenheid (74,4% in 2002) en de werkgelegenheid van vrouwen (66,2%
in 2002) liggen reeds boven de EU-doelstellingen voor 2010, maar de participatie van
2
minderheden blijft achter. De participatie van ouderen is stijgende (42,3% in 2002) en ligt
inmiddels boven het EU-gemiddelde.
· Volgens de Commissie heeft het Nederlandse beleid een sterke nadruk op het bereiken van
volledige werkgelegenheid en het bevorderen van sociale cohesie, maar minder op het
verbeteren van de kwaliteit van arbeid en de productiviteit.
· De Commissie is redelijk positief over een aantal beleidsmaatregelen, waaronder het
beëindigen van de fiscale bevoordeling van prepensioenen, het overeenkomen van een
loonakkoord en het neerleggen van de verantwoordelijkheid voor het activeringsbeleid bij
gemeenten.
· Kritisch is de Commissie met name over het nog steeds niet voldoen aan de sluitende
aanpak voor volwassenen en het nog steeds hoge aantal inactieven.
· Verder stelt de Commissie dat de private reïntegratiemarkt een nog jonge markt is die zich
verder moet ontwikkelen.
Over de aanbevelingen die Nederland in 2003 kreeg merkt de Commissie het volgende op:
· Op het terrein van leven lang leren geeft de Commissie aan dat er weliswaar beleid wordt
gevoerd, maar dat zij geen zicht heeft op de verwachte effecten van beleid.
· Over loonverschillen tussen mannen en vrouwen wordt aangegeven dat het belangrijk is
dat beroepssegregatie wordt tegengegaan en dat meer vrouwen fulltime werken.
· Over het aanpakken van de armoedeval zegt de Commissie dat het afschaffen van de
categoriale bijstand hier een bijdrage aan levert.
· De Commissie is kritisch over de Nederlandse aanpak van de uitstroom uit de WAO en
geeft aan dat er ondanks het ingezette beleid nog er nog onvoldoende zicht is op het
vergroten van deze uitstroom. De maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd om de
instroom te verkleinen, worden door de Commissie als waarschijnlijk voldoende
aangemerkt om de instroom te beperken.
· Tot slot geeft de Commissie aan dat Nederland meer werk zou moeten maken van het
verbeteren van de sluitende aanpak voor volwassenen, het actief ouder worden en het
beperken van vervroegde uittreding, alsook van het beter integreren van migranten in
zowel het schoolsysteem als de arbeidsmarkt.
Nederlands Standpunt
· Het kabinet onderschrijft de algemene analyse van de Commissie over de voortgang van de
Europese werkgelegenheidsstrategie. Een reëel risico bestaat dat de participatie-
doelstellingen voor 2010 niet zullen worden gehaald, tenzij er direct actie wordt
ondernomen. Het vergroten van de arbeidsparticipatie en het verminderen van het aantal
inactieven is noodzakelijk om de economische groei ook op de langere termijn op peil te
houden. Daarbij is een verdere toename van de arbeidsparticipatie van groot belang in het
licht van de toenemende vergrijzing.
· Daarnaast ondersteunt het kabinet het streven naar een grotere arbeidsproductiviteit,
waarbij vooral scholing en innovatie een rol moeten spelen. Daarbij is het belangrijk om op
te merken dat de arbeidsproductiviteit per werknemer weliswaar achterblijft, maar dat de
productiviteit per uur hoog is (zelfs hoger dan de VS).
· Verdere structurele hervormingen van de Europese arbeidsmarken blijven noodzakelijk om
de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te vergroten en zo een bijdrage te leveren aan de
concurrentiekracht van de EU.
· Het kabinet stelt dan ook verbetering van implementatie en grotere nadruk op het
daadwerkelijk behalen van resultaten centraal. Inhoudelijk zal de nadruk moeten liggen bij
de volgende prioriteiten: vergroting van het arbeidsaanbod, verbetering van scholing en
3
leven lang leren en vergroting van de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en van de
employability van de werknemer. Deze prioriteiten zijn ook in het rapport van de Europese
Taskforce Werkgelegenheid gesteld, en worden door de Commissie in het concept Joint
Employment Report onderschreven.
· Bij de implementatie moet de nadruk liggen op het leren van de successen en fouten van
andere Lidstaten en het benchmarken van resultaten. Lidstaten zullen de politieke moed
moeten opbrengen om moeilijke maar noodzakelijke hervormingen door te voeren zoals
Nederland en sommige andere Lidstaten reeds hebben gedaan.
· Het kabinet onderschrijft ook de algemene conclusies van de Commissie over het
Nederlandse beleid. Deze conclusies zijn in lijn met de beleidsprioriteiten van het kabinet
en vormen als zodanig een ondersteuning om verder te gaan op het ingeslagen pad.
Nederland zal verder moeten gaan met hervormingen om het aantal inactieven terug te
dringen, waarbij de Commissie met name wijst op het zittende bestand in de WAO. Ook de
integratie van migranten op de arbeidsmarkt en in scholing is een beleidsterrein dat in
Nederland aandacht verdient.
· Op het terrein van het bevorderen van de arbeidsparticipatie van ouderen heeft het kabinet
reeds plannen gepresenteerd, die in overleg met de sociale partners nader worden
uitgewerkt.
· Het kabinet onderschrijft de conclusies van de Commissie dat de oplopende loonkosten de
Nederlandse concurrentiepositie hebben geschaad. In de komende jaren is een
verantwoorde loonontwikkeling van belang om de concurrentiepositie te herstellen.
· Over de beloningsverschillen van mannen en vrouwen geeft de Commissie aan dat hier nog
verder aan gewerkt moet worden. Het kabinet onderschrijft dat beloningsverschillen die te
wijten zijn aan discriminatie met kracht bestreden moeten worden. Naast het feit dat dit
soort discriminatie in Nederland verboden is, ondersteunt het kabinet het beleid van de
sociale partners via voorlichting en het ontwikkelen van instrumenten om sekseneutraliteit
te beoordelen. Daarnaast is het wenselijk om op Europees niveau alle elementen die
onderdeel uitmaken van het beloningsverschil beter in kaart te brengen, zodat het beleid
afgestemd kan worden op de directe oorzaken van de beloningsverschillen.
· Het kabinet onderstreept het belang van een Leven Lang Leren. Het is een van de
fundamentele bouwstenen om te komen tot een concurrerende kenniseconomie en een
hogere arbeidsproductiviteitsgroei. De Commissie geeft aan dat er weliswaar beleid wordt
gevoerd, maar dat zij geen zicht heeft op de resultaten. Nederland behoort echter wel tot de
beste drie landen in de EU op het gebied van deelname aan onderwijs en training.
Daarnaast heeft Nederland een aantal beleidsinitiatieven gestart (o.a. via het Platform
Leven Lang Leren) waarbij, in lijn met het algemene kabinetsbeleid, de resultaten beter
gemonitord worden. Nederland streeft daarnaast naar betere, resultaatgerichte indicatoren
in de Europese werkgelegenheidsstrategie om de voortgang in alle Lidstaten te meten.
· De Commissie geeft aan dat de investeringen in innovatie gestimuleerd moet worden om
de doelstelling van 3% uitgaven aan R&D in 2010 te realiseren. Het kabinet ondersteunt
het investeren in innovatie. Daarbij moet ook met name gestreefd worden naar grotere
effectiviteit en efficientie van investeringen.
· Het kabinet onderschrijft de relevantie van de Sluitende Aanpak, ook van volwassen
werklozen en erkent dat verbetering mogelijk is. Het afspreken van prestatiecontracten met
het UWV en de gemeenten in het kader van de Agenda voor de Toekomst en de invoering
van de WWB, waardoor gemeenten financieel worden geprikkeld om bijstands-
gerechtigden eerder te laten uitstromen, en ondersteuning van individueel case-
management worden hiervoor ingezet. Met de WWB heeft het kabinet de condities en
randvoorwaarden gecreëerd waarmee gemeenten naar het oordeel van het kabinet tot een
grotere effectiviteit en efficiëntie op dit beleidsterrein kunnen komen.
4
· De Commissie geeft aan dat de reïntegratiemarkt meer gefocust is op resultaat en dat deze
jonge markt zich verder moet ontwikkelen. Het kabinet ziet een goede werking van de
reïntegratiemarkt als het sluitstuk van effectief reïntegratiebeleid. De in gang gezette
privatisering heeft reeds tot verbeteringen geleid, maar deze hebben nog niet hun volle
wasdom bereikt. Om de overgang van input- naar outputfinanciering, tussen enerzijds
gemeenten en UWV en anderzijds de private reïntegratiebedrijven, te versnellen werkt het
kabinet aan meer transparantie op de reïntegratiemarkt, stimuleert het kabinet een bredere
toepassing van het kwaliteitskeurmerk en sluit het UWV inmiddels 100% no cure-no pay
contracten.
5
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid