Kamerstuk, 5-3-2004
Uitstel goedkeuring Verdrag inzake de rechten van de mens en de
biogeneeskunde
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
IBE/E 2457196
5 maart 2004
Over de stand van zaken van het wetsvoorstel ter goedkeuring van het
Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde (VRMB) laat
ik u, mede namens de Minister van Justitie, het volgende weten. Het
kabinet heeft zich over het wetsvoorstel beraden. In het licht van het
huidige regeerakkoord heeft dit beraad geleid tot het besluit de
Koningin te verzoeken goed te vinden dat het advies van de Raad van
State van het Koninkrijk buiten verdere behandeling wordt gelaten.
Bij brief van 7 februari 2004 is mij meegedeeld dat de Koningin heeft
goedgevonden dat het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
buiten verdere behandeling wordt gelaten en dat het advies tezamen met
het naar aanleiding daarvan uitgebrachte nader rapport en het daarbij
behandelde wetsvoorstel ter goedkeuring van het VRMB openbaar wordt
gemaakt. Een afschrift van deze stukken is bij deze brief gevoegd.
De volgende overwegingen hebben tot dit besluit geleid.
In het wetsvoorstel ter goedkeuring van het VRMB wordt voorgesteld een
voorbehoud te maken bij artikel 18, tweede lid, van het verdrag. Dit
artikel verbiedt het doen ontstaan van embryo's voor wetenschappelijk
onderzoek. Een voorbehoud bij dit artikel ligt in de rede omdat de
Embryowet de mogelijkheid biedt om op termijn het speciaal tot stand
brengen van embryo's voor wetenschappelijk onderzoek en het in kweek
brengen van embryonale stamcellen (onder voorwaarden) toe te staan.
Het verbod dat de Embryowet bevat, kan namelijk vervallen op een bij
koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Deze mogelijkheid ontbreekt
wanneer het VRMB wordt geratificeerd zonder voorbehoud.
In het regeerakkoord is vastgelegd dat tijdens deze kabinetsperiode
het verbod op het speciaal tot stand brengen van embryo's voor
wetenschappelijk onderzoek en andere doeleinden dan het tot stand
brengen van een zwangerschap zal worden gehandhaafd. Dit houdt
enerzijds in dat het kabinet geen gebruik zal maken van de
mogelijkheid om het verbod op te heffen, maar anderzijds ook dat het
kabinet geen wetswijziging zal voorstellen met als strekking dat een
permanent verbod in het leven wordt geroepen.
Een beslissing over het al dan niet maken van een voorbehoud is, met
welke uitkomst dan ook, in strijd met deze afspraak. De beperkende
voorwaarde dat een voorbehoud alleen kan worden gemaakt op het moment
van ratificatie, heeft als consequentie dat het kabinet heeft besloten
niet in deze vorm de goedkeuring van het verdrag te bevorderen en
ratificatie in ieder geval uit te stellen tot na de evaluatie van de
Embryowet (2005) en het verdrag zelf (aanvang 2004).
Voorts is er nog de omstandigheid dat de Raad van State van het
Koninkrijk bezwaar heeft tegen het voorstel van rijkswet en in
overweging geeft dit niet aldus te zenden aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal en aan de Staten van de Nederlandse Antillen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
* Ligt ter inzage bij het C.I.P.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport