Openbaar Ministerie ook in hoger beroep niet ontvankelijk in
vervolging huisarts
Bron: Projectbureau Bistro Utrecht
Datum actualiteit: 4-03-2004
Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft op 3 maart 2004 beslist dat het
Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging van twee
huisartsen terzake van moord c.q. doodslag na de actieve
levensbeëindiging van een patiënt zonder een (schriftelijke) verzoek
daartoe van de patiënt. Tussen de eerste daad van vervolging en de
berechting in eerste aanleg is een termijn van bijna drie jaar en twee
maanden verlopen. Daarmee is de redelijke termijn van artikel 6 lid 1
van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens overschreden.
Voor de overschrijding van de termijn die het gevolg is van
inactiviteit van het O.M. is geen rechtvaardiging gegeven. Ook de
rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het Openbaar Ministerie in oktober
2003 niet ontvankelijk. Het Hof overweegt dat normaal gesproken
overschrijding van de termijn moet leiden tot strafvermindering.
Vanwege de bijzondere omstandigheden, zoals het nog steeds niet
uitgekristalliseerde maatschappelijk debat over het onderwerp en het
ingrijpende effect van de vervolging op de huisartsen, is het Hof van
oordeel dat de verdachten moeten beschermd tegen verdere
strafrechtelijke vervolging. Het hof is ook gebleken dat de
nabestaanden van de patiënte volledig achter het handelen van de beide
huisartsen staan.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AO4889
Zie het origineel