Haarlem, 2 maart 2004
OM verbaasd over besluit rechtbank
Het Openbaar Ministerie (OM) te Haarlem is verbaasd over het besluit
van de Haarlemse rechtbank om een aantal bolletjesslikkers niet in
bewaring, en daarmee in vrijheid, te stellen. Het Openbaar Ministerie
zoekt naar oplossingen waardoor de gevolgen van de beslissing van de
rechtbank zoveel mogelijk kunnen worden gemitigeerd en het beleid in
stand kan blijven.
Het OM is van mening dat het niet alleen zeer onwenselijk, maar ook in
strijd met de wet is om personen met drugs in het lichaam op vrije
voeten te stellen. Art. 126ff Wetboek van Strafvordering, als
uitvloeisel van de IRT-affaire, bepaalt dat het doorlaten van drugs
niet is toegestaan. Dit brengt met zich mee dat een verdachte pas in
vrijheid zou mogen worden gesteld indien hij zich heeft ontdaan van de
drugs en deze drugs in beslag zijn genomen.
Sinds 11 december 2003 bestaat het stofgerichte beleid om
bolletjesslikkers onder bepaalde omstandigheden heen te zenden. Deze
niet-vervolging betreft echter een tijdelijke noodmaatregel en geen
structureel beleid. In het verleden en ook in de toekomst zijn en
worden in dergelijke gevallen wel degelijk onvoorwaardelijke
gevangenisstraffen geëist en opgelegd.
Tot op heden werd in dergelijke gevallen dan ook steeds de bewaring
bevolen door de rechter-commissaris. In totaal zijn sindsdien vele
honderden bevelen bewaring verleend. Vorige week nog heeft de
rechtbank een door het OM ingesteld appèl tegen de weigering van een
rechter-commissaris om bewaring te verlenen, toegewezen. Thans heeft
de rechtbank een andere beslissing genomen.
De wetgeving waarop de rechtbank zich thans baseert, dateert uit een
periode (1974) waarin de huidige problematiek nog niet te voorzien
was. Ons inziens kan de wetgever dan ook niet de bedoeling hebben
gehad verdachten in gevallen als deze in vrijheid te laten stellen.
Zoals uit bovenstaande blijkt kan het OM zich niet vinden in de
conclusie van de Haarlemse rechtbank en zal het hiertegen dan ook
beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het OM
onthoudt zich op dit moment van verder commentaar.
Openbaar Ministerie