Arrondissementsparket Arnhem, 1 maart 2004
Uitspraak slapende mariniers
Uitspraak in de strafzaak tegen de slapende mariniers
De Arnhemse rechtbank heeft vandaag uitspraak gedaan in de strafzaak
tegen de "slapende mariniers". De mariniers was tenlaste gelegd dat
zij in slaap waren gevallen terwijl zij op wacht stonden in Irak (een
z.g. wachtdelict).
De rechtbank heeft in deze zaak bewezen geacht dat de militairen zich
opzettelijk aan hun verplichting tot waakzaamheid hebben onttrokken
waardoor de veiligheid in gevaar kon komen en de verdachten
veroordeeld tot een voorwaardelijke militaire detentie van twee weken
met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van zestig uren.
De rechtbank heeft hierbij het onderdeel "in tijd van oorlog" niet
bewezen verklaard.
De officier van justitie had (primair) tenlaste gelegd dat het delict
in tijd van oorlog is begaan. Dit bestanddeel is een strafverzwarende
omstandigheid die voor militaire delicten als het onderhavige in het
Wetboek van Militaire Strafrecht is opgenomen.
Het begrip in tijd van oorlog is niet uitputtend omschreven in het
Wetboek van Militair Strafrecht. Het is een juridisch begrip. Of zich
deze (juridische) omstandigheid voordoet in een bepaalde situatie is
derhalve overgelaten aan de feitelijke beoordeling door de rechtbank
en is dus een interpretatiekwestie.
De officier van justitie heeft, door het bestanddeel in tijd van
oorlog in de tenlastelegging op te nemen, de rechtbank nu dus een
oordeel gevraagd over de (juridische) situatie in Irak. De rechtbank
heeft daarover nu gesteld dat de situatie in tijd van oorlog niet
aanwezig was.
De rechtbank kwam, onder andere, tot dit oordeel omdat;
- Er in casu niet kan worden gesproken van oorlog in volkenrechtelijke
zin gelet op het bepaalde in artikel 87 Wetboek van Strafrecht en
artikel 96 Grondwet.
- Deelname aan vredes- en veiligheidsoperaties in internationaal
verband niet zonder meer als oorlog of als feitelijke
oorlogsomstandigheden zijn te classificeren.
- Omdat volgens de rechtbank gebleken is dat er slechts sprake was van
een lage dreiging en een lage alert-status.
Overigens sluit de huidige terminologie in het Wetboek van Militair
Strafrecht volgens de rechtbank onvoldoende aan bij de veranderende
operationele omstandigheden waaronder de krijgsmacht haar
internationale taken moet verrichten.
Erik O.
Deze uitspraak heeft juridisch gezien geen invloed op de strafzaak
tegen de marinier Erik O. In tijd van oorlog is namelijk géén
bestanddeel bij de juridische kwalificatie van de delicten waarvan O.
thans wordt verdacht.
O. wordt verdacht van delicten gebaseerd op het Wetboek van
Strafrecht.
Arnhem, 1 maart 2004
Openbaar Ministerie