Gemeente Utrecht
2004 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
21 Vragen van de heren H. Zijlstra en G.H. Abrahamse
(ingekomen 1 maart 2004)
In De Telegraaf van zaterdag 27 februari 2004 wordt gemeld dat de Belastingdienst groepen burgers bevoordeelt bij wie belastinggelden moeilijk te innen zijn. Daardoor bestaan er lokale vrijstaten, waar de bewoners niet of nauwelijks belasting betalen. Een woordvoerder van het ministerie van Financiën bevestigde zaterdag het beeld dat dagblad De Telegraaf heeft geschetst. "Kampjes en plekken van bijvoorbeeld de Hells Angels zijn niet alleen voor de Belastingdienst moeilijk te bereiken. Ook gemeenten en elektriciteitsbedrijven hebben moeite om daar te komen", aldus de woordvoerder van Financiën, waar de Belastingdienst onder valt.
De VVD fractie in Utrecht vraagt zich op basis van deze berichten af hoe de gemeente Utrecht hiermee omgaat. Worden alle burgers en groepen op dezelfde wijze behandeld of wordt asociaal gedrag ook in Utrecht beloond?
Dit brengt de VVD fractie Utrecht tot de volgende vragen:
Deelt het College de mening van de VVD dat de overheid nooit mag zwichten voor asociaal gedrag en dit al helemaal niet impliciet of expliciet mag belonen?
Heeft Utrecht ook last van de door het Ministerie van Financiën en De Telegraaf aangegeven problematiek? Zo ja, welke maatregelen heeft het College genomen of gaat het College nemen om hier een einde aan te maken?
Wat is het beleid op het gebied van inning van gemeentelijke belastingen en andere heffingen in de gemeente Utrecht. Worden hierbij alle individuen en groepen op gelijke wijze behandeld?
Is de uitvoering bij de heffing van gemeentelijke belastingen en andere heffingen in de gemeente Utrecht in overeenstemming met het vastgestelde beleid? Hoe wordt dat gecontroleerd?
Hoeveel individuen en groepen veroorzaken in Utrecht problemen bij de heffing van gemeentelijke belastingen en andere heffingen?
Hoe wordt er tegen deze individuen en groepen opgetreden?
Welke maatregelen gaat het college nemen om zeker te stellen dat dergelijke praktijken in Utrecht niet kunnen ontstaan?
Antwoorden van burgemeester en wethouders
(verzonden 30 maart 2004)
Hierbij reageren wij op de bovenstaande schriftelijke vragen van de VVD - fractie en daarmee tegelijkertijd op de aandacht, die mevrouw Spit (PvdA) hiervoor heeft gevraagd in de rondvraag van de vergadering van de Commissie voor Bestuur en Veiligheid op 2 maart 2004.
Ja. Het college is van mening dat de overheid inderdaad niet mag zwichten voor asociaal gedrag. Van belonen van dergelijk gedrag mag geen sprake zijn.
Neen, In Utrecht zijn geen situaties en geen adressen en personen bekend waarop een belastingverordening van toepassing is en waarbij bewust wordt afgezien van daadwerkelijke invordering van het verschuldigde bedrag vanwege een asociale opstelling, gedrag of benadering door de belastingschuldige. Het nemen van maatregelen is dan ook in Utrecht op dit punt niet aan de orde. De woonwagens werden tot medio 2003 in Utrecht net als in de rest van Nederland aangemerkt als roerende zaken. Utrecht kent geen heffingsverordening op roerende woon- en bedrijfsruimten. Woonwagens en woonschepen zijn derhalve nooit betrokken in belastingheffing op basis van de onroerende zaakbelastingen of de roerende woon- en bedrijfsruimten. Medio 2003 heeft de Hoge Raad der Nederlanden in een arrest aangegeven dat stacaravans veelal als onroerende zaken moeten worden aangemerkt. Dus veel woonwagens moeten als onroerende zaken worden aangemerkt. In principe zijn deze objecten dus belastbaar en zouden op basis van de wet waardering onroerende zaken ook getaxeerd dienen te worden. Op 17 april 2003 hebben wij de Commissie voor Bestuur en Veiligheid over deze kwestie geïnformeerd en aangegeven, dat wij eerst actie kunnen ondernemen als de wetgever hierover een standpunt heeft betrokken.
Beleid in Utrecht is dat de belastingverordeningen zoals vastgesteld door de gemeenteraad, onverkort uitgevoerd worden. Zijn de belastingaanslagen opgelegd en is er geen kwijtschelding van gevraagd, dan worden deze ingevorderd, desnoods met de daarvoor beschikbaar staande dwangmiddelen. In de invorderingsfase worden alle belastingschuldigen op gelijke wijze benaderd.
De uitvoering bij de heffing van gemeentelijke belastingen en retributieve heffingen in Utrecht vindt plaats op basis van hetgeen in de heffingsverordeningen is vastgelegd. Met betrekking tot de Hondenbelasting diene nog het volgende. Een van de randvoorwaarden voor de controle op de hondenbelasting is dat er niet nader gecontroleerd wordt op adressen waar aangifte is gedaan. Uit de belastingadministratie blijkt dat dat op een aantal van de hier bedoelde adressen het geval is. Op een aantal van de hier bedoelde adressen is bij de controle wel gecontroleerd. Deze adressen zijn dan ook niet intensiever of minder intensief gecontroleerd dan andere adressen in de stad. Ingeval nalatigheid op de hier bedoelde adressen wordt vermoed, wordt aangehaakt bij een gecoördineerde actie als daartoe zou worden besloten. Verder wordt de uitvoering van de verordeningen, waarin begrepen de volledigheid van de op te leggen aanslagen, gecontroleerd door de accountantsdienst.
Er zijn in Utrecht geen groepen of individuen die problemen vormen voor de invordering van de gemeentelijke belastingen. Het bedrag aan oninbaarverklaringen van belastingvorderingen ligt in Utrecht op een minimaal niveau. Het grootste deel van onze oninbaarverklaringen komt voort uit faillissementen.
Optreden is niet noodzakelijk omdat er geen problemen zijn.
Het college is voornemens het huidige beleid te continueren. Dat wil zeggen: er zijn momenteel geen problemen, dus bij voortzetting van het huidige beleid zijn die ook niet te verwachten. Overigens geldt in zijn algemeenheid het fiscale grondbeginsel, dat de opbrengsten van een belastinginstrument in verhouding moeten staan tot de kosten, die moeten worden gemaakt voor de verwerving daarvan.
---- --