Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

logoocw

Hanzehogeschool Groningen

Hogeschool van Utrecht

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van 27 februari 2004 HBO/AS/2004/9380

Onderwerp
hbo-zorgmasteropleidingen

In de afgelopen periode zijn op verschillende plaatsen initiatieven tot stand gekomen in de onderwijs- en zorgsector, die veelbelovend zijn om de urgente personeelsproblematiek in de zorg, zowel in de eerste als tweede lijn, tegemoet te treden. Het centrale begrip daarbij is taakherschikking. Anderen dan artsen gaan in het zorgproces zodanige rollen en functies vervullen dat de kwaliteit en kwantiteit van zorgverlening kan toenemen. Artsen wordt op verantwoorde wijze werk uit handen genomen door mensen die daartoe gericht zijn geschoold. Per saldo neemt daardoor ook de tijd toe die de arts aan patiënten kan besteden. In dit kader wordt veel verwacht van de inzet van nieuwe beroepsbeoefenaren in de zorg, zoals de nurse practitioners en de physician assistants.

Diverse hogescholen hebben mij initiatieven voorgelegd om opleidingen voor een van deze nieuwe beroepen of voor beide beroepen aan te merken als hbo-masteropleiding. Ik stel het bijzonder op prijs dat de sector zo voortvarend wil inspelen op de gevoelde maatschappelijke problematiek. Toch moeten een aantal vragen beantwoord worden voordat de overheid tot bekostiging van deze opleidingen overgaat, zoals: hoeveel opleidingen, van welke soort en oriëntatie, op welke plaats, in welke setting, in welke omvang, tegen welke prijs? Dit vraagstuk van doelmatigheid wordt voor nieuwe opleidingen uitdrukkelijk geadresseerd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en nader gearticuleerd in de Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs (Staatscourant 23 september 2003, nr. 183). In deze brief geef ik aan hoe ik voor deze opleidingen invulling wil geven aan de diverse aspecten van dit vraagstuk. Daarmee wordt de eerste stap gezet in de uitvoering van het standpunt van de minister van VWS en mij op het advies van de "Commissie implementatie opleidingscontinuüm en Taakherschikking" (commissie LeGrand). In dat standpunt hebben wij aangegeven dat wij optimale kansen willen geven aan noodzakelijke vernieuwingen in beroepen en opleidingen in de zorg. Hiertoe hebben de minister van VWS en ik de Stuurgroep Modernisering opleidingen en beroepsuitoefening in de gezondheidszorg (Stuurgroep MOBG) ingesteld.
Deze stuurgroep heeft tot taak de veldpartijen te stimuleren zorgopleidingen en beroepenstructuur te moderniseren.

Gaandeweg het beoordelingstraject van de onderhavige opleidingen ben ik tot het oordeel gekomen dat voor een finale beoordeling nog niet alle gegevens op tafel (kunnen) liggen. Naar verwachting zal het Capaciteitsorgaan in het voorjaar van 2005 de eerste ramingcijfers kunnen presenteren. Beredeneerde inzichten over optimumomvang van een opleiding of van jaarcohorten zijn derhalve nog niet voorhanden. Anderzijds zou een afwijzing om die reden op dit moment een volstrekt verkeerd Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/2

signaal zijn naar de onderwijs- en zorgsector en bovendien geen recht doen aan de onmiskenbaar positieve impulsen die er van de opleidingen uitgaan. In verband met het voldoen aan de wettelijke eisen over de termijn van goedkeuring van opleidingen heb ik nu reeds een drietal opleidingen positief beoordeeld: de opleidingen voor Physician Assistant van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en de Hogeschool van Utrecht en de opleiding Advanced Nursing Practice van de Hanzehogeschool Groningen. Ik acht het van belang dat voor de verdere beleidsvorming en implementatie van deze en toekomstige hbo-zorgmasteropleidingen er voor opleiders en zorgsector helderheid is over de uitgangspunten die ik betrek bij mijn oordeelsvorming en de verwachtingen die ik daarbij heb van de onderwijs- en zorgsector. In de komende maanden zal ik dan ook het overleg met de stakeholders - dat begonnen is met een overleg op 17 december vorig jaar - voortzetten. Ik betrek daarin, naast het Ministerie van VWS, de opleiders (vertegenwoordigd door de HBO-raad en de VSNU), de vraagkant (de ziekenhuiskoepels VAZ en NVZ, de verpleeghuis- en verzorgingssector, de Landelijke Huisartsenvereniging) en overige partijen (Capaciteitsorgaan).

Eerste uitgangspunt is een voorzichtige, maar substantiële start. Gelet op de diverse signalen wil ik bevorderen dat per september 2004 een totale instroom in de initiële hbo-zorgmasteropleidingen wordt gerealiseerd van ca. 250 studenten. Dit is dus het totaal van alle instromende studenten voor de twee typen opleidingen samen. Dit sluit aan bij de beslissing van de Minister van VWS om voor 250 werkplaatsen een loonkostensubsidie ter beschikking te stellen. De hiervoor genoemde commissie LeGrand bepleit in zijn rapportage eveneens een substantiële, maar gecontroleerde start.
In de tweede plaats is het van belang dat er een goede inbedding plaatsvindt in de regionale infrastructuur: de aanwezige regionale infrastructuur in de vorm van ziekenhuizen, zorginstellingen en eerstelijns organisaties. Daar immers vinden de studenten van de opleidingen hun natuurlijke stageplek in de vorm van het werknemerschap bij een ziekenhuis, zorginstelling of huisartsenpraktijk. Maar onder verankering in de regio versta ik ook het voldoen van de opleiding aan de regionale behoefte aan dit type beroepsbeoefenaren, gelet ook op de regiospecifieke kenmerken. In de derde plaats is een evenwichtige en doelmatige spreiding over het land enerzijds en een doeltreffende verdeling van opleidingsplaatsen over locaties en opleidingen van belang. Over de opleidingscapaciteit per locatie - ook van de drie goedgekeurde opleidingen - zal dan ook nog nader overleg dienen plaats te vinden Uitgangspunt is in ieder geval dat iedere ingeschreven student beschikt over een arbeidsplaats in de sector. Een goede verhouding tussen eerste- en tweedelijns gezondheidszorg wordt hierbij nagestreefd.

Ten slotte wil ik zo helder mogelijk zijn over de financiële implicaties die samenhangen met de aanmerking van een opleiding als hbo-zorgmasteropleiding. Uitgangspunt daarbij is dat de desbetreffende hogescholen recht hebben op bekostiging van de onderwijsprestatie die samenhangt met het verzorgen van de masteropleiding voor daartoe ingeschreven studenten. Hiermee is rekening gehouden in de onderwijsbegroting. De bekostiging zal in de toekomst verlopen via het bekostigingsmodel, maar zal gelet op de eerste instroom in deze nieuwe opleidingen per september aanstaande in de jaren 2004 en 2005 geschieden bij wijze van subsidie. Grondslag voor de bekostiging is een veronderstelde financieringsbehoefte van de directe opleidingskosten van 15.000 per student per jaar. Dit bedrag is afgeleid van de voor deze opleidingen in een eerder stadium verstrekte subsidie door de minister van VWS. Ik wijs er overigens op dat als onderdeel van de uitvoering van het kabinetsstandpunt op de aanbevelingen van de commissie LeGrand er nog een kostprijsonderzoek zal plaatsvinden dat tot wijziging aanleiding kan geven.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

(drs. Annette D.S.M. Nijs, MBA)