Ministerie van Economische Zaken

Berichtnaam: Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de minister van Economische zaken over het mogelijk bijstellen van de kredietwaardigheid van Nuon door Moodys. (Ingezonden 12 februari 2004)
Nummer: 483

Datum: 01-03-2004


De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst, heeft vragen als volgt beantwoord.


1 Wat vindt u van het bericht dat Moodys de kredietwaardigheid van Nuon negatief heeft bijgesteld na overname van de Reliant-centrales?


Over de bijstelling van de kredietwaardigheid van Nuon door Moodys heb ik geen oordeel.


2 Deelt u de mening dat verticale integratie van energiebedrijven leidt tot zwakkere financiële posities van de energiebedrijven? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen tegen verdere verticale integratie van de energiemarkt?


Het ligt niet op mijn weg een algemeen oordeel te vormen over de gevolgen van verticale integratie voor de financiële positie van energiebedrijven die op een markt opereren.
Wel relevant kunnen de gevolgen van verticale integratie voor de mededinging op de energiemarkt zijn. Het oordeel daarover is aan de NMa, die op basis van de Mededingingswet de gevolgen van concentraties beoordeelt. Daaronder vallen ook concentraties van verticale aard.


3 Deelt u tevens de mening dat dit mogelijkerwijs zal leiden tot hogere stroomprijzen voor de consument? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen?


Of dat gaat leiden tot hogere stroomprijzen voor de consument is in een vrije markt afhankelijk van vele factoren, zoals de prijsstrategie van de betreffende onderneming en de reacties van concurrenten daarop. Daarover is weinig met zekerheid te zeggen. Als de overname leidt tot hogere prijzen dan die van andere aanbieders, zullen consumenten in de gelegenheid zijn een andere leverancier te zoeken. In algemene zin geeft art. 95b lid 3 van de Elektriciteitswet 1998 de directeur van de DTe ook na de liberalisering de mogelijkheid een maximumtarief voor kleinverbruikers in te stellen als hij van mening is dat de tarieven die vergunninghouders aan consumenten opleggen niet redelijk zijn, in de zin dat daarin de effecten van een doelmatige bedrijfsvoering in onvoldoende mate leiden tot kostenverlaging.


4 Bent u geschokt over het feit dat Moodys een aantal weken voor het in orde zijn van de administratie van energiebedrijven, factureringsproblemen als reden tot zorg aangeeft?
Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?


In maart 2004 zal onafhankelijk worden getoetst in hoeverre de energiebedrijven hebben voldaan aan de resultaatsverplichting die zij t.a.v. factureringsproblemen van de zakelijke klanten met mij op 24 september jl. overeen zijn gekomen. Zoals ik in mijn brief van 6 januari jl. (Kamerstukken II, 2003-2004, 28982, nr. 13) heb aangegeven, zal ik de Kamer daarover zo snel mogelijk na afronding van dit onderzoek in maart over de uitkomsten informeren. Ik acht het niet zinvol daarop nu vooruit te lopen.