Debat over kenniseconomie en innovatie
Kennisontwikkeling
Bijdrage van: Gerard Schouw (D66) aan het debat over kenniseconomie en
innovatie op 27 februari 2004.
30-01-2004 - Nederland heeft twee natuurlijke hulpbronnen waar we heel
voorzichtig mee moeten zijn. Het eerste is aardgas en het tweede
kennis. Over dat eerste is de toekomst zo vast en zeker dat je er
probleemloos een voorspelling over doen. En die is: aardgas raakt op.
De gasbaten verdampen en daar moeten baten vanuit de kenniseconomie
voor in de plaats komen.
Als eerste wil ik de bewindspersonen danken voor het gegeven dat zij
hier willen zijn om met de kamer te spreken over zon belangrijke
onderwerpen als de kenniseconomie en innovatie. Daarover valt
natuurlijk veel te zeggen. Mijn inbreng zal zich concentreren rond een
paar themas.
· De speerpunten in het Nederlands beleid;
· Het innovatieplatform;
· Europa;
· ICT;
· Enkele suggesties.
De speerpunten in Nederlands beleid
Wanneer je aan een buitenlander vraagt ons land te typeren dan is
dikwijls de reactie: Nederland is een land van rapporten, studies,
werkgroepen, pappers en nathouders. Het zijn polderaars.
Ook in de wetenschap wordt veel gepolderd. Veel besturen, veel eigen
belangen en er is veel tijd nodig om alles te schikken en te plooien.
Kijken we naar de staat van onze kenniseconomie dan is er geen tijd om
veel te schikken en te plooien. Eerder nodig is leiderschap,
duidelijke speerpunten en focus. Alleen dan kan Nederland de ontstane
achterstandspositie terug winnen behouden en niet gaat behoren tot de
kopgroep van Europa.
Wat is die achterstand?
· Achterstand technologische innovaties (meer in Amerika en Japan,
straks ook China);
· Calvinistischer ondernemerscultuur dan Amerika, waardoor er minder
risicos worden genomen;
· Een achterstand op ICT-technologie;
· Een gebrek aan Beta-wetenschappers.
Dit zijn een paar gegevens. Vrolijk wordt ik er niet van. Mijn
stelling is dan ook dat Nederland beslist niet tot de koplopers
behoord nog niet in Europa als het gaat om een krachtige, innovatieve
kenniseconomie. De alarmbel over dit tragische lot van Nederland is
gelukkig gaan rinkelen bij overheid en bedrijfsleven. Als we onze
kenniseconomie niet snel weten op te bouwen, onze concurrentiepositie
niet snel weten te versterken zal Nederland het Texel van Europa
worden.
Binnen tien jaar draait de Nederlandse economie vooral op een
kennisintensieve diensteneconomie. VNO-NCW komt binnenkort met een
heus deltaplan. Ik verwacht daar veel van. Want het succes hangt
vooral af van de vruchtbare samenwerking tussen universiteiten en
bedrijfsleven. De bereidheid van universiteiten om kennis met anderen
te delen én om de verbinding met de praktijk aan te gaan om praktisch
toepasbare kennis te genereren. Tweederde van de ondernemers in het
MKB vindt dat de wetenschappelijke en technologische kennis van
universiteiten onvoldoende doorstroomt naar de sector.
Daarnaast is de grote klacht dat onderzoeksinstellingen universiteiten
log, bureaucratisch, naar binnen gericht en vooral met hun eigen ding
bezig zijn. De indruk bestaat dat zij zich wat afzijdig houden. Wat
doet de minister aan het opengooien van de luiken?
De voorzitter van VNO-NCW, de heer Schraven zegt dat universiteiten
het nog niet als hun missie zien om kennis te leveren aan de markt van
overheid en bedrijfsleven. Hoe kijkt de minister daar tegen aan?
Om de kenniseconomie aan te jagen worden de technologie instituten
steeds belangrijker. Die moeten transformeren van wat stoffige
instituten tot de glanzende kroonjuwelen van de kennissamenleving.
Maar zeg ik met nadruk, zo ver zijn we nog lang niet.
In de nota wetenschapsbudget 2004 staan mooie woorden over
technologie-instituten. Zij moeten toegepast onderzoek voor bedrijven
en de publieke sector realiseren. Ook moeten zij door hun advisering
bijdragen aan de implementatie van wetenschappelijke kennis. Dit alles
vraagt natuurlijk om nauwe samenwerking, afstemming en prioritering
tussen bijvoorbeeld TNO, GTIs, DLO en andere departementale
instituten. Bovendien zijn er nog een aantal technologische
topinstituten (TTIs) waarmee moet worden samengewerk.
De voorzitter van de commissie van wijzen die de Bsik voorstellen
heeft beoordeeld, Walter Zegveld, zei onlangs: er wordt in de
wetenschap niet samengewerkt.
Nu heeft Nederland een achterstand als het gaat om technologische
kennis. Er zijn maar weinig betas en we willen de achterstand inhalen.
Ik heb niet de indruk dat deze onderzoekers als vanzelf de
samenwerking opzoeken. Ook zie ik weinig impulsen vanuit het rijk om
samenwerking te bevorderen óf om instituten samen te voegen. Mij
lijkt, geen verandering is geen resultaat. Wat gaat het kabinet nu
concreet doen?
Ik zei het net al, er is een schreeuwend tekort aan
bètawetenschappers. Volgens de Europese Commissie dreigt dit tekort
een belemmering te worden voor innovatie in Nederland. Het percentage
exact opgeleide academici is in Nederland ongeveer de helft van het
Europese gemiddelde. Verder constateert de commissie dat er in 2002
geen concrete maatregelen zijn genomen. Wat hieraan te doen?
Ik heb begrepen dat er een werkgroep Wijfels is ingesteld om te bezien
hoe de samenwerking tussen kennisinstelling beter kan. D66 vindt in
elke geval dat de samenwerking te gering is. Dat er vooral papieren
samenwerking is, dat de samenwerking aan elkaar hangt van goede
bedoelingen, intenties en mooie woorden, maar dat in de rauwe
alledaagse werkelijkheid die samenwerking onvoldoende resultaat laat
zien. Het lijkt wel alsof de sence of urgency ontbreekt bij de
colleges van besturen.
Vraag is welke visie het kabinet op dit punt heeft?
Ik ben ook benieuwd naar operationele plannen om de samenwerking te
realiseren. Wat zijn concrete stappen en acties? Wie doet wat, wanneer
en hoe?
Een ander punt dat ik naar voren wil brengen is het verspreiding van
kennis. Het verspreiden van kennis wordt nog te vaak beschouwd als een
academische corvee. Een restactiviteit. Wetenschappelijk onderzoek is
mooi, geeft status en een degelijk artikel in een vooraanstaand blad
is de kroon op het werk van menig wetenschappers. Maar het schrijven
van een artikel is nog geen kennis waar de samenleving iets aan heeft.
Verspreiden van kennis onder doelgroepen is vaak moeilijk. Het
bespelen van zaaltjes met mensen, het schrijven van toegankelijke
teksten en eenvoudig toepasbare methodieken om de nieuwe kennis
praktisch toe te passen is niet een prioriteit in de Nederlandse
wetenschap. Dat zou naar de mening van mijn fractie anders moeten. Is
het kabinet het daarmee eens?
Ook wil mijn fractie dat het kabinet meer voorwaarden stelt aan de
financiën die naar alle wetenschappelijke instituten gaan. Daarbij
gaat het om forse bedragen, ongeveer 4 miljard euro per jaar. In de
eerste geldstroom, die van de overheid naar universiteiten, zit
jaarlijks zon 1,4 miljard euro. Alle universiteiten krijgen daarvan
een deel. Daarbij worden er vrijwel geen eisen gesteld aan
samenwerking of het voorkomen van overlap. Ook de kwaliteit heeft
nagenoeg geen invloed. Ik vind dat gek. Zo ga je niet effectief om met
overheidsgeld. Voorwaarden op het gebied van samenwerking zonder echte
samenwerking geen geld , voorwaarden op het gebied van samenwerking
met het bedrijfsleven en voorwaarden over kennisverspreiding.
Juist door meer voorwaarden te stellen kan de overheid de gewenste
maatschappelijke rol van universiteiten sneller versterken.
Het Innovatieplatform
Innovatie is de vertaling van uitvindingen naar succesvolle producten
en concrete toepassingen. Meer is het niet. Het is vooral een
handeling waarbij ondernemerschap en creativiteit voorop staan.
Nederland loopt op dit punt achter op de Verenigde Staten en Japan. We
moeten dit veranderen en als ik het kabinetsbeleid goed begrijp gaat
het innovatieplatform daar iets aan doen.
Over het innovatieplatform is al veel gezegd en geschreven. Mijn
fractie wil het platform graag zien als een serieuze aanjager voor
innovatie in dit land. Maar het is wel belangrijk dat er snel acties
uit het platform komen. In de nota wetenschapsbudget 2004 lees ik dat,
ik citeer:
het kabinet in het platform wil bezien op welke wijze we
emeenschappelijke opstakels voor een optimaal functioneren van het
wetenschapsbestel in de maatschappij als geheel kunnen opruimen.
Zon polder zin prikkelt de nieuwsgierigheid. Het is zo algemeen dat
het eigenlijk niets zegt. Mag ik het kabinet vragen of zij zelf een
begin van een idee over deze kwestie heeft?
Overigens heb ik vier punten van kritiek op het platform:
1. Het platform is niet zichtbaar, er is geen site, geen nieuwsbrief
niets;
2. Verder bestaat het vermoeden dat het te breed bezig zijn. Mijn
stelling, er is geen focus, dus geen sturing;
3. Het platform genereert geen maatschappelijk debat, zoals dat
bijvoorbeeld met sociale vernieuwing wel was;
4. Het platform is teveel van de wetenschap, over de wetenschap. Het
bedrijfsleven hangt er een beetje bij.
Ik vraag het kabinet te reageren op deze kritiek punten.
Europa
De groei in investeringen binnen Europa in onderzoek en ontwikkeling
R&D is in de periode 2000- 2001 fors afgenomen. Vooral in vergelijking
met de Verenigde Staten is de kloof groeiende.
Voorzitter, het schrikbeeld is dat grote bedrijven en instellingen het
R&D activiteiten verleggen naar landen die dat beter kunnen. Óf omdat
ze goedkoper zijn óf omdat er al een concentratie van kennis is. Het
beeld dat bijvoorbeeld Philips binnen vijftien jaar alle R&D
activiteiten naar het buitenland zal verplaatsen is absoluut
beschadigend voor het innovatieklimaat in ons land. Zo verdampt
Nederland kennisland. Vraag is dan ook hoe we de topinstellingen en
toponderzoekers hier houden? Hoe houden we R&D vast?
In het verlengde van de Lissabon en Barcelona ambities zal Nederland
binnen Europa een toppositie moeten gaan innemen waar het gaat om de
ontwikkeling tot vooraanstaande kenniseconomie- samenleving. Dit beeld
is nog ver weg. En vraag ik het kabinet is het beeld wel realistisch?
Dat Europa en internationale samenwerking belangrijk is voor Nederland
om een toppositie te claimen is evident. Wij zijn dan ook zeer
benieuwd naar de inzet van beide ministers rond het Europese
voorzitterschap dit najaar. Welke punten gaat u inbrengen? En wilt u
bijvoorbeeld realiseren dat er een European Research Council wordt
opgericht?
Ook denken wij dat de organisatiegraad van de Nederlandse
onderzoeksinfrastructuur drastisch zal moeten wijzigen om in Europa
een rol van betekenis te kunnen spelen. Kan het kabinet aangeven aan
welke veranderingen zij concreet denkt?
Door het internationaal poolen van talent en faciliteiten ontstaan
internationale kernen van excellentie die hoge kwaliteit, hoge
productiviteit en groot maatschappelijk belang aan elkaar weten te
verbinden. Ook Nederland moet hiervan willen profiteren. Maar dan
moeten onderzoekers wel in staat zijn om mee te kunnen doen. In
toenemende mate zijn vooral in de Beta en biomedische wetenschappen de
investeringsmiddelen in onderzoeksfaciliteiten de zwakste schakel. Er
zou bijvoorbeeld een apart fonds hiervoor kunnen komen. Hoe denkt het
kabinet hierover?
ICT
Begin vorig jaar trok een manifest gemaakt - door doorgaans keurig
nette heren de aandacht: Een zelfbenoemde staatscommissie laakte de
wanprestaties van de overheid onder de alles verschroeiende kop: De
Belgen doen het beter. De heren Deetman ,Opstelten, In t Veld en onder
andere Docters van Leeuwen ontdekte dat de Denen, Amerikanen, Duitsers
en nota bene de Belgen veel vaker dan wij kiezen voor een
onconventionele en en slimme inzet van informatie- en
communicatietechnologie.
Een voorbeeld. In België is de sociale zekerheid administratief op
orde. Er is daar gekozen voor centrale regie van de
informatievoorziening. Hier worstelen we nog met onvolledigheid van de
gemeentelijke basisadministratie, onjuiste sofi-nummers en valse of
gestolen pasporten die niet uit de omloop zijn genomen.
Mijn fractie is dan ook voorstander van meer centrale regie voor
ICT-overheidsprojecten geleid door een minister voor ICT-beleid.
Nederland behoort in de EU tot de achterhoede in het aanbieden van
overheidsdiensten via internet, e-government. Onze kabeltarieven voor
breedband behoren tot de hoogste in de EU, dit is een belemmering voor
de groei van snel Internet. Centrale regie betekent onder andere dat
overheidsdiensten beter met elkaar communiceren en heeft
kostenvoordelen. Op dit punt is mij de lijn van het kabinet niet
helder. De minister president heeft zich uitgesproken voor een
centraler benadering en minister De Graaf heeft onlangs laten weten
geen centrale regie op het ICT beleid te willen. Graag hoor ik van het
kabinet welke kant het opgaat?
In het wetenschapsbudget wordt geschreven over regieorgaan op het
gebied van ICT. ICT wordt door u gezien als één van de drie nationale
themas. Iets waar mijn fractie heel erg voor is omdat het zo
noodzakelijk is meer regie op ICT gebied te realiseren. Concrete
vraag, hoe staat het daarmee?
Suggesties
Ik heb zelf vier suggesties voor het verbeteren van de
kennissamenleving:
· thema gerichte profilering van universiteiten;
· iets met sectorraden;
· stichting Weten;
· administratieve lasten.
Themagerichte profilering van universiteiten is noodzakelijk. Wat ons
opvalt, is dat universiteiten zich profileren door zich te verbinden
aan de stad. Leiden, Maastricht, Amsterdam en go zo maar door. Dit is
een achterhaald ordeningsprincipe. Het zou op langere termijn anders
moeten. Het inhoudelijke thema moet centraal staan in de profilering
én in de aard van onderzoek en studie. Zoals alles wat met
agribuisniss en food te maken heeft zich rond Wageningen
centraliseert.
Op die manier krijg je een sterke concentratie van kennisinstellingen,
studierichtingen en bedrijven in één gebied. Door meer te bundelen,
studierichtingen over het land samen te brengen ontstaan hotspots van
kennis. Het ratjetoe aan faculteiten, studierichtingen en
onderzoeksclusters bij bestaande universiteiten en dezelfde alsmaar
groeiende hoeveelheid richtingen en lectoren bij hogescholen krijgt
meer ordening en kracht. Is het kabinet het met ons eens dat er meer
focus moet zijn op het inhoudelijke profiel van universiteiten en hoge
scholen? Wat is de visie van het Kabinet hierover?
Voorzitter, dit Kabinet wil minder regels, minder overbodig overleg en
minder organen die wel bestaan, maar verder een betekenisloos leven
leiden. Wij zijn het daarmee van harte eens. De ministers ook hoop ik.
Wat ik dan niet begrijp is het enthousiasme van de minister ook
sectorraden. Uw kabinet heeft ooit een viertal sectorraden ingesteld,
die adviseren over overheidsgerelateerde themas. Nu heb ik hierover
een paar observaties die ik graag eens tegen u aan wil houden:
1. De leden van sectorraden zijn aardige en goed willende mensen, er
komen mooie stukken uit de sectorraden, maar omdat niemand zich ook
maar iets van het advies hoeft aan te trekken is de impact van al die
adviezen gelijk aan 0;
2. De gerealiseerde papieren samenwerking tussen NWO en de sectorraden
is niet iets wat de impact van adviezen zal vergroten. Immers, NWO
heeft een eigenstandige programmeringrol, daarnaast heeft elk
gebiedsbestuur een eigen beleid en hoeft zich niets aan te trekken van
welk advies dan ook. Het is slechts het stapelen van advies op advies.
3. De coördinatie van onderzoeksprogrammering van de afzonderlijke
Haagse departementen is onder de maat. Moet u eens doen: bellen naar
elk departement en vragen om de onderzoeksprogrammering 2004. Die is
er dus niet. Geen sturing, geen coördinatie. Afdelingen en directies
hebben een grote mate van vrijheid waardoor er geen focus is en dubbel
onderzoek plaats vindt. Verkwisting van geld en kennis. De adviezen
van sectorraden spelen geen enkele rol bij de doeners op
departementen.
Wij zijn het dan ook niet eens met een uitbreiding van de sectorraden,
immers welke probleem moet dat oplossen?
Sterker nog ik vindt dat de sectorraden een 0 effect hebben door hun
institutionele inbedding. Het is allemaal papier, vergaderen en dubbel
werk. Ik vraag de minister de uitbreiding van sectorraden op te
schorten, de zaak eerst goed en grondig te evalueren.
Van een grote naar een kleine suggestie. Ik zou nog een kleine
suggestie aan de orde willen stellen. We hebben een stichting Weten,
daar is bij herhaling kritiek op. Niet omdat ze het volgens mij zo
slecht doen maar omdat hun doelstelling zo verrekt moeilijk is te
realiseren. Ga er maar aanstaan: de wetenschap breed toegankelijk
maken, en dat zonder echte voeling te hebben met de wetenschap. Mijn
suggestie is heel concreet. Waarom brengen we stichting weten niet
onder bij NWO. Zij organiseren mede de wetenschapsquiz en dat kan
prima samengaan met de jaarlijkse wetenschapsweek.
Nog een nabrander, de administratieve lastendruk. In het bedrijfsleven
mkb- worden ze gek van alle regels, maar wie zo eens met onderzoekers
praat weet dat het daar ook wel een tandje minder kan. NWO, KNAW,
VSNU, de regels van Center en zo kan ik nog wel even door gaan,
onderzoekers worden er gek van. Dit remt het initiatief waarom zou ik
mee doen aan een competitie als er 321 paginas formulieren moeten
worden ingevuld en kost veel dure tijd. Ik zou willen dat beide
ministers het verminderen van deze administratieve lastendruk tot een
speerpunt zouden maken. Mijn vraag is: wat gaat u hieraan doen?
Voorzitter, tot slot zou ik nog twee punten van geheel andere aard
naar voren willen brengen. Nederland heeft op het terrein van
bijvoorbeeld de zogenoemde kleine talen en op het terrein van
bijvoorbeeld sterrenkunde een grote naam. Het is van groot belang dat
de kenniseconomie ook aandacht schenkt aan deze minder in het oog
springende wetenschapsgebieden. En er zijn er wellicht nog wel meer te
noemen. Concentratie bij een universiteit of hooguit bij twee is van
belang om zowel de wetenschappelijke standaard te kunnen blijven
garanderen als om een en ander ook economisch verantwoord te kunnen
houden. Ik zou graag van het Kabinet willen vernemen welke gedachten
op deze terreinen leven. Een ander punt is ook de selectie van
excellent talent voor de internationale masterfase en de vaststelling
van het collegegeld voor deze masters. Wat onze fractie betreft is
differentiering van collegegeld noodzakelijk en op geen enkele manier
te rangschikken als elitair. Er zullen vele werkgevers zijn die
dergelijke mensen in huis willen halen en bereid zijn de financiering
van deze masters op zich te nemen. De instellingen dienen de ruimte te
verwerven om streng te kunnen selecteren. De consequentie zal zijn dat
er verschil in kwaliteit tussen instellingen ontstaat maar daar is
niets tegen. In de praktijk bestaat dat nu ook maar is het kunstmatig
onzichtbaar gehouden.
Voorzitter, afrondend. Het gaat niet goed met de kenniseconomie. Er is
te weinig innovatie. Veel hangt samen met het feit dat we niet durven
te kiezen. Kiezen voor een aantal gerichte themas, kiezen voor
samenwerking met het bedrijfsleven en kiezen voor kennisverspreiding.
D66