Universiteit van Amsterdam

Persbericht Universiteit van Amsterdam

Donderdag 19 februari 2004

Russisch veiligheidsbeleid zit modernisering eigen leger in de weg

Het Russische veiligheidsbeleid heeft in de loop van de jaren negentig een meer anti-westerse toonzetting gekregen. De aandacht verschoof van interne sociaal-economische problemen naar militaire dreigingen. Het huidige veiligheidsbeleid hinkt op de oude supermachtgedachte én economische samenwerking met het westen. Dit bemoeilijkt de modernisering van de Russische krijgsmacht. Door de nadruk op een militaire aanpak van het Tsjetsjeense conflict is een oplossing en einde aan het geweld voorlopig niet in zicht. Dit concludeert Marcel de Haas, die op dinsdag 24 februari aan de Universiteit van Amsterdam promoveert.

Marcel de Haas analyseerde de drie belangrijkste Russische veiligheidsdocumenten: het Nationaal Veiligheidsconcept, de Militaire Doctrine en het Concept Buitenlands Beleid. Ook toetste hij de politiek-strategische uitgangspunten van het veiligheidsbeleid aan de inzet van het Russische leger in en rond Tsjetsjenië. Voorts heeft hij de ontwikkeling van de structuur en hervormingen van de troepen van Defensie en die van andere ministeries bestudeerd. Hij concludeert dat de toonzetting van het veiligheidsbeleid in de loop van de jaren negentig veranderd is: van samenwerking met het westen naar een anti-westerse teneur. Ook verschoof de nadruk van interne sociaal-economische problemen naar militaire dreigingen. Een oorzaak daarvan was de toename van interne dreigingen zoals de conflicten in Tsjetsjenië en Dagestan en de daaruit voortvloeiende behoefte tot versterking van het centrale gezag. Als gevolg van de uitbreiding van de NAVO, militaire acties van dit bondgenootschap in Bosnië en Kosovo en het Strategisch Concept van de NAVO van 1999 ontstond een anti-westers dreigingsbeeld. Dualisme werd het belangrijkste kenmerk van het Russische veiligheidsbeleid. Enerzijds werd vastgehouden aan de supermachtstatus, met het streven naar macht en invloed met gebruik van militaire middelen. Anderzijds werd de post-Koude Oorlog-status aanvaard, met de nadruk op economische samenwerking met het westen. De fixatie van het conservatieve deel van het veiligheidsapparaat op internationale militaire macht en strategische inzet van de luchtmacht, belemmerde de transformatie van de luchtmacht voor inzet in interne conflicten en niet-traditionele oorlogstaken zoals terrorismebestrijding. Als gevolg hiervan is de gevechtsgereedheid van de luchtmacht danig verslechterd, hetgeen volgens De Haas exemplarisch is voor de toestand van de hele Russische krijgsmacht.

De Haas verwacht dat ook in de toekomst het veiligheidsbeleid gebaseerd blijft op het dualisme. Rusland heeft na de aanslagen van 11 september gezichtsverlies geleden. Het westen heeft zich sindsdien genesteld in de Russische achtertuin. Poetin heeft zijn verzet tegen ondermeer de uitbreiding van de NAVO en de annulering van het Anti Balistic Missele verdrag laten varen. Dit wordt hem door het conservatieve deel van het veiligheidsapparaat kwalijk genomen. De verzoenende en toegeeflijke houding van Poetin jegens het westen is volgens De Haas echter slechts gebaseerd op uitspraken. Het betekent geen structurele verandering van het Russische beleid, want de veiligheidsdocumenten bleven ongewijzigd. De gewelddadige beëindiging van de Tsjetsjeense gijzelingsactie Nord-Ost sterkte Poetin in zijn overtuiging dat het Tsjetsjeense conflict langs militaire weg opgelost moet worden. Aan de slechte sociaal-economische toestand, die de grondslag vormt voor het Tsjetsjeense separatisme, werd door Poetin geen aandacht besteed. Een oplossing en einde aan het geweld is volgens De Haas daardoor voorlopig niet in zicht.

De promotie vindt plaats op dinsdag 24 februari om 14.00 uur.


Locatie: Aula van de UvA, Singel 411, Amsterdam.

Marcel de Haas: Veiligheidsbeleid en Airpower onder Jeltsin en Poetin. De ontwikkeling van het veiligheidsdenken in de Russische Federatie en de gevolgen ervan voor de inzet van het luchtwapen (1992-2000). Een handelseditie van dit proefschrift is verschenen bij uitgeverij De Banier, ISBN 90-336-0555-4.