Openbaar Ministerie

Den Haag, 20 februari 2004

Inbreng expertisegroep in complexe zedenzaken heeft meerwaarde

Rapport LEBZ: De ontstaansgeschiedenis ontrafeld

Rapport LEBZ: De feiten beschouwd

De werkzaamheden van de Landelijk Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) heeft concrete meerwaarde voor de opsporing en vervolging in complexe zedenzaken. Dat blijkt uit het tweede onderzoeksverslag van de LEBZ, `De ontstaansgeschiedenis ontrafeld', dat de onderzochte zaken in 2001 en 2002 beschrijft. Het verslag is aangeboden aan het College van procureurs-generaal, dat heeft ingestemd met de conclusies en aanbevelingen die door de Expertisegroep worden gedaan.

Op grond van de aanwijzing "Opsporing seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties" van het Openbaar Ministerie (OM) wordt de Expertisegroep ingeschakeld bij zaken waarin sprake zou zijn van hervonden herinneringen, ritueel misbruik en herinneringen aan misbruik vóór het derde levensjaar. Officieren van justitie kunnen facultatief ook andere complexe zedenzaken voorleggen aan de LEBZ. De impliciete doelstelling van de aanwijzing is te voorkomen dat personen die worden beschuldigd van seksueel misbruik, al te lichtvaardig worden aangehouden. De door het College van procureurs-generaal in het leven geroepen Expertisegroep buigt zich sinds 1 november 1999 over de geloofwaardigheid van aangiften in bepaalde typen zedenzaken alvorens door de officier van justitie eventueel de beslissing wordt genomen de beschuldigde aan te houden of te vervolgen. Afhankelijk van de aard van de zaak wordt een adviesgroep van vier verschillende deskundigen uit de expertisegroep samengesteld; deze beoordeelt de aangeboden zaak. In totaal bestaat de LEBZ uit vijftien leden: functieleer-, rechts- en klinisch psychologen, orthopedagogen, een geneeskundige, recherchekundigen en gedragskundigen.
Het Openbaar Ministerie concludeert uit het verslag dat steeds duidelijker blijkt dat de werkzaamheden van de Expertisegroep een concrete meerwaarde hebben voor de opsporing en vervolging. Officieren van justitie zijn zeer te spreken over de rapporten van de LEBZ. Zij nemen de conclusies van de groep over hun zaak eigenlijk altijd over. In totaal heeft de expertisegroep in de periode 2001-2002 31 zaken behandeld. In zestien zaken kwam de Expertisegroep tot de conclusie dat de aangifte niet geloofwaardig was en deed de aanbeveling het onderzoek te stoppen. In drie zaken werden geen gronden voor ongeloofwaardigheid aangetroffen. In de overige zaken was er onvoldoende informatie om een conclusie te kunnen trekken. In die gevallen werd vier keer aanbevolen het onderzoek toch te stoppen omdat dit geen betrouwbare informatie zou opleveren, en zeven keer achtte de groep nader onderzoek noodzakelijk.

Aanwijzing
Op dit moment worden de zedenaanwijzingen door het Openbaar Ministerie herzien. Aan de positie van de Expertisegroep zal daarin zeker niet worden getornd. Integendeel, de verplichte consultatie in de genoemde zaken zal worden benadrukt. Daarnaast voorziet de facultatieve consultatie in moeilijke zedenzaken in de behoefte van politie en officieren van justitie. Het OM constateert met genoegen dat de LEBZ de grenzen daarin ruim stelt.

Meer informatie: Voorlichtingsdienst Openbaar Ministerie. Het rapport van de LEBZ is op te vragen via de fax (079-3458881) en via de mail (susan.derks@klpd.politie.nl).

Samenvatting onderzoeksverslag 'De ontstaansgeschiedenis ontrafeld'

In het onderzoeksverslag 'De ontstaansgeschiedenis ontrafeld' (Nierop & Van den Eshof, 2003) wordt uitvoerig ingegaan op de dertig zaken die in de periode 2001-2002 zijn behandeld door de Landelijk Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken. Van deze dertig zaken voldoen elf zaken aan één of meer criteria van de Aanwijzing 'Opsporing seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties'. In tien zaken spelen hervonden herinneringen een rol, al dan niet gecombineerd met herinneringen aan seksueel misbruik voor de derde verjaardag (2) of ritueel misbruik (2); één zaak met aspecten van ritueel misbruik is niet gebaseerd op hervonden herinneringen. De overige negentien zaken zijn vrij gevarieerd. In zeven zaken is het niet duidelijk of het gaat om hervonden herinneringen of om continue herinneringen. In zes zaken is op grond van uitspraken of symptomen sprake van een vermoeden van seksueel misbruik van een minderjarige. De overige zes zaken worden gekenmerkt door hun complexiteit.

Aan de hand van voorbeelden wordt eerst dieper ingegaan op situaties die regelmatig tegen de achtergrond van de aangiften spelen. Het gaat hierbij om echtscheiding, conflicten in de familie, de persoonlijkheid van de aangeefster en het geloof. Vervolgens wordt uitgebreid ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de aangiften; deze is voor een goede beoordeling door de Expertisegroep cruciaal. Bij de beoordeling van zaken werd een aantal patronen in de diverse ontstaansgeschiedenissen duidelijk: vermoedens van seksueel misbruik, directe beïnvloeding door derden, indirecte beïnvloeding door derden, de interpretatie van dromen, de invloed van films, de rol van therapie en hulpverlening. Aan deze laatste twee factoren wordt een apart hoofdstuk gewijd, gezien het feit dat in drieëntwintig van de dertig zaken sprake was van therapie (17) of (veelvuldige) hulpverleningscontacten (6). De kwaliteit van de therapeuten wisselt sterk en de Expertisegroep plaatste geregeld forse kanttekeningen bij hun rol in de ontstaansgeschiedenis van de aangifte. Het gaat hierbij zowel om de reguliere als de alternatieve hulpverlening.

Ook op het rechercheonderzoek werd geregeld commentaar geuit. Dit had vaak betrekking op het onvoldoende in kaart brengen van de precieze ontstaansgeschiedenis van de aangifte en op het onvoldoende (kritisch) doorvragen door de verhoorders. Inmiddels heeft de Expertisegroep in een aantal recente zaken verbetering geconstateerd: onder verwijzing naar de Expertisegroep vragen rechercheurs soms uitgebreid door op de ontstaansgeschiedenis.

Uit onderzoek onder officieren van justitie blijkt dat de conclusies van de Expertisegroep eigenlijk altijd worden overgenomen. In twintig zaken heeft de Expertisegroep geadviseerd te stoppen met het onderzoek: omdat de ontstaansgeschiedenis van de aangifte zeer problematisch was, omdat het relaas ongeloofwaardig was of omdat nader onderzoek geen betrouwbare informatie meer kon opleveren. In al deze twintig zaken is het advies overgenomen door de officier van justitie en is de zaak geseponeerd, opgelegd of is het hoger beroep tegen een vrijspraak ingetrokken. Van de zeven zaken waarin nader onderzoek werd aanbevolen omdat op grond van de bestaande informatie geen conclusies konden worden getrokken, zijn zes zaken geëindigd in een sepot of oplegging en één in juridische procedures omtrent de kennisgeving van verdere vervolging. De drie zaken waarin de Expertisegroep geen gronden zag voor ongeloofwaardigheid en adviseerde het onderzoek voort te zetten, hebben geresulteerd in een sepot, een voorwaardelijk sepot en een nog voortdurend rechercheonderzoek. Samenvattend: zesentwintig van de dertig (87%) door de Expertisegroep beoordeelde zaken zijn, al dan niet na het verrichten van nader onderzoek conform de aanbevelingen van de Expertisegroep, geëindigd in een sepot.