http://www.minez.nl
MINEZ: Beantwoording vragen van het lid Van Velzen (SP)
Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Persbericht
Nummer: 466
Datum: 10-2-04
Vragen van het lid van velzen (sp) aan de minister van buitenlandse zaken, de staatssecretarissen van economische zaken en van defensie en de minister van financien over de mogelijke bouw van korvetten voor indonesie (ingezonden 22 januari 2004)
De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst, heeft deze
vragen mede namens de Staatssecretaris van Defensie en de Minister van
Financiën als volgt beantwoord.
1.
Is het waar dat de Indonesische marine een contract heeft getekend met
De Koninklijke Schelde voor de bouw van twee korvetten? Bent u bereid
tot het moment dat de Kamer de notitie over de inzet van de
Indonesische marine bij mensenrechtenschendingen in eigen land,
besproken heeft, geen exportvergunning af te geven voor deze militaire
leverantie? Zo neen, waarom niet?
Antwoord:
Ja, de Koninklijke Schelde heeft een contract getekend. De financiële
afwikkeling is echter nog niet geheel rond.
De Koninklijke Schelde heeft tot op heden nog geen exportvergunning
aangevraagd. Wel is er door de Nederlandse overheid een positief
antwoord gegeven op een proefaanvraag, een zogenoemde sondage. In de
brief van de Minister van Economische Zaken over het wapenexportbeleid
(BEB/HIB 4005252), wordt de betekenis van een sondage uiteengezet en
wordt nader op de opdracht voor De Schelde ingegaan.
2.
Is het waar dat De Koninklijke Schelde hoge ambtelijke ondersteuning
vanuit het Ministerie van Defensie heeft ontvangen terwijl
concurrenten deze steun niet ontvingen? Zo ja, kunt u aangeven waarom
De Schelde in deze bevoorrechte positie zit?
Antwoord:
In de loop van het onderhandelingstraject met de Indonesische
autoriteiten bleek medio augustus 2003 dat alleen De Koninklijke
Schelde en een Koreaans bedrijf voor deze specifieke opdracht als
kandidaten waren overgebleven. Omdat er toen geen andere Nederlandse
kandidaten meer waren, is besloten om Koninklijke Schelde te
ondersteunen bij zijn pogingen de order te verwerven.
3.
Bent u bereid over een eventuele exportvergunning van de korvetten de
Kamer afzonderlijk te informeren? Indien neen, waarom niet?
Antwoord:
De Kamer wordt zoals gebruikelijk twee keer per jaar geïnformeerd met
gegevens over alle afgegeven vergunningen voor definitieve uitvoer van
militaire goederen, waaruit bovendien duidelijk per land van
eindbestemming is op te maken voor welk type goederen
uitvoervergunningen zijn afgegeven. De regering ziet geen aanleiding
om daar nu van af te wijken en over te gaan tot rapportage over een
individuele exportvergunning.
4.
Zal De Schelde werk voor de korvetten uitbesteden aan buitenlandse
werven? Zo ja, welke werven? Om welke onderdelen van het werk gaat het
in dat geval?
Antwoord:
De minister van Economische Zaken beschikt in dit stadium niet over
gedetailleerde informatie met betrekking tot het bedrijfsbeleid van De
Koninklijke Schelde inzake inrichting van het toekomstig
productieproces. Derhalve kan nog niets gezegd worden over de
eventuele inschakeling van buitenlandse partijen.
5.
Is het waar dat er een 5-jarige periode is geweest waarin de tot de
IHC Caland-groep behorende werven op verzoek van het Ministerie van
Economische Zaken met Damen c.s. waren overeengekomen dat zij zich
zouden onthouden van activiteiten op het gebied van marinebouw? Kunt u
met het oog op de mededinging uitleggen waarom een dergelijke afspraak
is gemaakt? Moeten dergelijke afspraken worden gemeld bij de
Nederlandse Mededingingsautoriteit en is dit gebeurd? Zo neen, waarom
niet?
6.
Is het waar dat aan Merwede Shipyards is gemeld dat zonder hun
medewerking aan deze afspraak de overname van De Koninklijke Schelde
indertijd niet tot stand kon komen? Kunt u uitleggen waarom deze
houding werd ingenomen en is hier niet sprake van een vermenging van
de rol van de overheid en grootaandeelhouder?
Antwoord:
In de periode 1993 tot 1998 hebben er afspraken bestaan tussen
Nederlandse werven. Na deze periode zijn de bestaande afspraken echter
niet verlengd en zijn er geen nieuwe afspraken gemaakt. Er is dan ook
niets bekend van vergelijkbare afspraken ten tijde van de overname van
De Koninklijke Schelde, medio 2000.
7.
Herinnert u zich de uitspraak van minister Zalm in november 2003 dat
er conform OESO-afspraken geen exportkredietverzekering voor
non-productieve goederen zal worden afgegeven? Is de Nederlandse
regering in het licht van dit beleid van de minister van Financiën
voornemens een exportkredietverzekering voor de export van de
korvetten aan Indonesië af te geven? Kunt u uw antwoord motiveren?
Antwoord:
Tijdens het verslag van het algemeen overleg van de vaste commissie
voor buitenlandse zaken in november 2003 heeft Minister Zalm het
exportkredietverzekeringsbeleid ten aanzien van unproductive
expenditure en de armste landen met verwijzing naar de internationale
regelgeving hieromtrent uiteengezet. Dit beleid is formeel alleen van
toepassing op HIPC landen. Wel worden transacties op IDA-only landen
op vrijwillige basis aan de OESO gerapporteerd. Indonesië is geen HIPC
land, noch IDA-only land.
In de OESO is afgesproken dat er geen officieel gesteunde
exportkredieten meer mogen worden verleend ten behoeve van
onproductieve doeleinden in HIPC landen. Onproductieve uitgaven zijn
die uitgaven die onder andere inbreuk maken op de door desbetreffende
HIPC landen gevolgde strategieën inzake armoedebestrijding en
houdbaarheid van de schuld. Ook op andere wijze dragen deze uitgaven
niet bij aan de sociale of economische ontwikkeling van het land. In
OESO verband is overigens ook overeengekomen dat het beleid
betreffende unproductive expenditure een uitzondering maakt voor
goederen die nodig zijn voor het bewaken van de nationale veiligheid
of voor het tegengaan van drugshandel, smokkelen en piraterij.
8.
Bent u bereid de Kamer afzonderlijk te informeren over een eventuele
exportkredietverzekering van de korvetten? Indien neen, waarom niet?
Antwoord:
Zodra de dekking van een afzonderlijke transactie is geëffectueerd,
wordt dit op de web-site van Atradius bekendgemaakt. Publicatie van
gegevens vindt plaats één maand na afgifte van de polis. In het geval
dat er voor de levering van korvetten aan Indonesië een
exportkredietverzekeringspolis wordt afgegeven en indien de Kamer het
op prijs stelt, ben ik bereid de Kamer te hierover informeren.
Het transparantiebeleid betreffende de exportkredietverzekering is per
brief d.d. 20 juni 2002 (EKI 2002-0314) aan de Tweede Kamer kenbaar
gemaakt. In deze brief wordt aangegeven dat de Staat een zo groot
mogelijke openheid nastreeft over exporttransacties die door de Staat
worden herverzekerd. Wel moeten hierbij de gerechtvaardigde belangen
van het bedrijfsleven gewaarborgd blijven. Per individuele transactie
worden standaard een aantal gegevens (één maand na afgifte van de
polis) gepubliceerd: land, naam van de exporteur, investeerder of
financier, naam van de afnemer, naam van eventuele garant,
omschrijving van de transactie, investering, maximum schadevergoeding
of investeringsbedrag, uitkomst milieutoets en eventuele
hulpfinanciering.
9.
Kunt u deze vragen vóór het Algemeen Overleg over Indonesië van 11
februari beantwoorden?
Antwoord:
Ja.
Noot van de redactie: inlichtingen bij Paula de Jonge,
tel: (070) 379 75 52
11 feb 04 09:43
Ministerie van Economische Zaken