Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

http://www.minszw.nl

Nr 2004/26
9 februari 2004

Rutte waarschuwt gemeenten de blik niet te veel naar binnen te richten

Staatssecretaris Rutte van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarschuwt gemeenten niet te veel naar binnen gericht te raken bij het invullen van de nieuwe Wet werk en bijstand. Volgens de staatssecretaris staan gemeenten voor een grote opgave om de doelstellingen van de nieuwe wet te realiseren. 'Maar tijdens de verbouwing moet de winkel wel openblijven. Zorg ervoor niet met de rug naar de samenleving te komen staan.'

Rutte zei dit op een bijeenkomst van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in Nieuwegein over het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid.

Met de nieuwe bijstandswet beschikken gemeenten - met ingang van dit jaar - over een budget om de bijstandsuitkeringen te betalen en een budget om mensen aan het werk te helpen. Daarbij hebben ze de volledige financiële verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het beleid. Bij een goed gemeentelijk werkgelegenheidsbeleid daalt het aantal bijstandsgerechtigden en houdt de gemeente geld over.

De staatssecretaris toonde zich optimistisch over de gemeentelijke invulling en uitvoering van de wet. Hij zei tijdens zijn werkbezoeken aan gemeenten veel enthousiasme en creativiteit tegen te komen: 'Gemeentebesturen zien de wet als een uitdaging om mensen uit de uitkering te halen en hen zelf hun geld te laten verdienen', aldus Rutte.

Toespraak van staatssecretaris M. Rutte van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij het VNG-congres Gemeentelijk Arbeidsmarktbeleid op 9 februari 2004 in Nieuwegein.

Ik ben blij dat ik hier vanmiddag mag zijn, maar heb tegelijkertijd ook een gevoel dat ik u stoor: op 1 januari heb ik u de bijstandswet overgedragen en inmiddels bent u volop bezig die wet handen en voeten te geven. Daar hebt u mij in principe niet meer bij nodig. De verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden ligt immers nu volledig bij u, inclusief het daarbij behorende geld.

Nu had ik kunnen zeggen: veel succes en plezier ermee. Maar dat doe ik niet. U praat vandaag over de invulling van een goed functionerend gemeentelijk arbeidsmarktbeleid. En zoals dat zo treffend op de uitnodiging staat: gericht op participatie voor iedereen. Daaraan wil ik wel graag mijn bijdrage leveren. Vandaar mijn aanwezigheid hier.

Eerlijk gezegd had ik een jaar geleden niet kunnen bevroeden dat u de uitvoering van de Wet werk en bijstand zo voortvarend ter hand zou nemen. Critici onder u zullen nu ongetwijfeld denken: 'ja hallo, weinig keus, we moeten wel'. Wellicht.
Maar ik zie vooral op mijn werkbezoeken aan gemeenten enthousiasme en creativiteit. Ik kom veel mensen tegen die de uitvoering van de wet als een uitdaging zien. De uitdaging om mensen uit de uitkering te halen en hen zelf hun geld te laten verdienen. Wat heel wat menswaardiger en socialer is dan een uitzichtloos bestaan op minimumniveau.

Ik zei het al. U bent momenteel bezig in uw gemeente de Wet werk en bijstand handen en voeten te geven. Niet langer gehinderd door een overdaad aan centrale regels. Het moet toch prettig zijn geen last meer te hebben van een over de schouder meekijkende rijksoverheid. Uw eerste prioriteit is natuurlijk het in de eigen gemeenten goed voor elkaar te krijgen. Maar het zou niet goed zijn als u teveel naar binnen gericht raakt en met uw rug naar de samenleving komt te staan. Tijdens de verbouwing moet de winkel wel open blijven.

Het is daarom ook goed om op een dag als vandaag met elkaar van gedachten te wisselen. Te luisteren naar elkaars ervaringen.

Nogmaals, ik ben de eerste om te erkennen dat u voor een grote opgave staat.
Maar ik zie vooral kansen die deze wet met zich meebrengt. Kansen om maatwerk te leveren voor mensen die in een moeilijke positie zitten.

Het zal ook een omschakeling betekenen. Niet langer een uitkeringsgerechtigde bekijken met de blik 'wat kan hij niet', maar 'wat kan hij nog wel'. Niet langer: 'U hebt al heel veel gesolliciteerd en maar een klein cv'tje, een baan zit er voor u niet in', maar informeren naar onbenutte kwaliteiten. Vragen 'wat zou u nu zelf willen?'.

En dan zijn wondertjes mogelijk. Van volledig afgeschreven bijstandsgerechtigden die toch aan het werk komen. Dat ervoer ik onlangs in Dordrecht. Daar vertelden ze over een groep van zes werklozen van Afghaanse afkomst. Spraken de Nederlandse taal niet, weinig opleiding. Onbemiddelbaar en vrij hopeloos leek het. Maar toch. Drie maanden Nederlandse les en inmiddels zijn ze allemaal aan het werk. Wat een geweldige stimulans is dat. Dat motiveert mij. Want daar gaat het toch uiteindelijk om in de Wet werk en bijstand.

Dat betekent ook dat gemeenten, nog meer dan voorheen gebaat zijn bij een goed werkende arbeidsmarkt op lokaal en regionaal niveau. Voor een succesvol gemeentelijk arbeidsmarktbeleid zullen met CWI en UWV èn het bedrijfsleven ter plaatse afspraken moeten worden gemaakt. Over bijvoorbeeld het realiseren van extra banen, van leerwerkplekken, stages en werkervaringsplaatsen.

Samenwerken dus. En dat betekent vooral het leggen van relaties. Relaties met onderwijs, economie en zorg. Maar hoe doe je dat? Wat zijn de dwarsverbanden tussen het arbeidsmarktbeleid en die andere beleidsterreinen? Hierover gaat een aantal van de brainstormsessies vanmiddag. Die uiteraard interessante uitkomsten kunnen opleveren. Ik wil graag een voorzetje geven.

Om mensen aan een baan te helpen moet niet alleen vanuit het aanbod worden gehandeld, maar ook vanuit de vraag naar arbeid. Dit vergt afstemming van het gemeentelijk economisch beleid met het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid en omgekeerd. Bij gemeentelijk economisch beleid denk ik bijvoorbeeld aan infrastructuur, industriebeleid, detailhandel en winkelcentra, toerisme en evenementenbeleid, startersbeleid enzovoorts.

Bij een krappe arbeidsmarkt zijn vooral zaken als woonklimaat, openbaar vervoer en onderwijsvoorzieningen belangrijk. Datgene wat nodig is om een gemeente aantrekkelijk te maken om er te werken en te wonen. Is er sprake van grote werkloosheid dan gaat het veel meer om additioneel werk, uitstroombeleid en scholing.

De gemeente zal sowieso meer oog moeten hebben voor onderwijs en scholing. Ik noem bestrijding van het voortijdig schoolverlaten, versterking van het beroepsonderwijs, employability van werknemers.

Een ander punt is arbeidsmarkt en zorg. Niet iedereen kan snel terecht op de reguliere arbeidsmarkt. Dus dat betekent ook aandacht voor sociale activering en welzijn. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt zullen veel mensen in hun traject naar werk extra zorg nodig hebben.

Bij het doelgroepenbeleid is het belangrijk dat de nadruk ligt op het wegnemen van factoren die werken belemmeren. Zoals het ontbreken van een startkwalificatie of minder grijpbare knelpunten als vooroordelen. Specifieke acties van de rijksoverheid, aanvullend op het algemene arbeidsmarktbeleid, zijn nodig als dit algemene beleid bepaalde belemmeringen onvoldoende aanpakt of als vooroordelen de arbeidsdeelname in de weg staan.

Wat zou ik, wat zou het ministerie, nog kunnen doen? Ik spreek met de VNG over een gemeenschappelijke beleidsagenda voor het arbeidsmarktbeleid. Daar komen de onderwerpen die ik zojuist noemde ook aan de orde. Ook heb ik het initiatief genomen voor een aantal informele bijeenkomsten in het land om met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en lokale bestuurders van gedachten te wisselen over een beleidsagenda voor het regionale arbeidsmarktbeleid. En ik heb ook collega Brinkhorst van Economische Zaken gevraagd aan te schuiven.

Verder zullen we samen met de VNG de landelijke initiatieven, bijvoorbeeld vanuit de Taskforce jeugdwerkloosheid en de commissie PaVEM, onder voorzitterschap van Paul Rosenmöller doorsluizen. De landelijke wet- en regelgeving die direct betrekking heeft op het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid analyseren om na te gaan of deze toereikend en samenhangend is, of hiertoe gezamenlijke suggesties kunnen worden geformuleerd.

En nogmaals. Lokale ideeën, plannen, voorstellen. Ik juich dat toe. Maar één ding: ik trek er geen geld voor uit. Per 1 januari heb ik alles aan u overgemaakt. De potten zijn nu leeg. Ik kan alleen stimuleren door naar u toe te komen, drempels weg te halen. Voordeel voor u is dat u niet langer richting Den Haag hoeft te lobbyen. Alle energie kan nu gericht worden op de gemeente zelf.

Dat wil niet zeggen dat we de luiken dichtdoen. Nee. We zijn en blijven volstrekt dienstbaar aan u. Om drempels weg te halen. Een makelaarsrol te vervullen. Vanuit mijn bestuurlijke rol help ik waar mogelijk. Dienstbaar aan de uitvoering. Dat past ook in het beeld dat wij als modern ministerie willen neerzetten. Niet langer de oude hiërarchische verhoudingen, maar dialoog en gelijkwaardigheid. Ik wens u een inspirerende middag!


- LET OP EMBARGO -

09 feb 04 14:15