Ministerie van Buitenlandse Zaken


- Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum


- 9 februari 2004

Auteur


- B. M. Karel


Kenmerk


- DIE-57/04

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/17

Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)

7

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


-

-

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 2001/131/EG van de Raad houdende afsluiting van de overlegprocedure met Haïti in het kader van artikel 96 van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst


2. Voorstel voor een verordening van de Raad waarbij voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de verplichting wordt ingevoerd om in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten systematisch een stempel aan te brengen, en waarbij de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en het gemeenschappelijk handboek daartoe worden gewijzigd


3. Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor structurele acties van de Gemeenschap in de Visserijsector


4. - Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds


- Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij als bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds, wat de bepalingen over experimentele visserij betreft.


5. Voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid


6. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité - Een interne markt zonder belemmeringen op het gebied van de vennootschapsbelasting: verwezenlijkingen, lopende initiatieven en resterende uitdagingen


7. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comite en het Comite van de Regio's inzake de evaluatie van het communautair meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van het internet en nieuwe online-technologieën, door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud, met name ter bescherming van kinderen en minderjarigen

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Atzo Nicolaï

Titel:

Voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 2001/131/EG van de Raad houdende afsluiting van de overlegprocedure met Haïti in het kader van artikel 96 van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst


Datum Raadsdocument: 17 december 2003

Nr Raadsdocument: 16181/2003

Nr. Commissiedocument: COM(2003)786 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ i.o.m. FIN

Behandelingstraject in Brussel: ACS Raadswerkgroep- Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Achtergrond

Als gevolg van onregelmatigheden en fraude tijdens de algemene verkiezingen van 21 mei en 9 juli 2000 heeft de Raad van de Europese Unie op 29 januari 2001 overeenkomstig artikel 96, lid 2, sub c), van de Overeenkomst van Cotonou besloten de volgende passende maatregelen betreffende haar samenwerkingsbeleid met Haïti te nemen:

(a) niet-beschikbaarstelling van de tweede tranche van het 8ste EOF ten bedrage van 44,4

miljoen euro. (Deze maatregel is gewijzigd bij Besluit 2003/53/EG, op grond waarvan de tweede tranche van het 8ste EOF mag worden aangewend voor projecten die de Haïtiaanse bevolking direct ten goede komen, de civiele samenleving en de particuliere sector versterken en de democratisering, de rechtsstaat en het verkiezingsproces ondersteunen).

(b) schorsing van de directe begrotingssteun;

(c) heroriëntering van het saldo van de eerste tranche van het 8ste EOF naar projecten die de Haïtiaanse bevolking direct ten goede komen, de civiele samenleving en de particuliere sector versterken en de democratisering en de rechtsstaat ondersteunen;

(d) voorbereiding van de programmering van het 9de EOF door de delegatie van de Europese Commissie op Haïti, die de Haïtiaanse regering telkens wanneer nodig zal raadplegen. Tenzij de Raad anders beslist, vindt tijdens de geldigheidsduur van het besluit geen kennisgeving van toewijzing van middelen plaats.

Het besluit van 2001 is bij de Besluiten 2002/131/EG en 2003/53/EG herzien, en telkens is de geldigheidsduur verlengd. Sinds de inwerkingtreding van de passende maatregelen is herhaaldelijk gepoogd om de politieke crisis door bemiddeling op te lossen.

De Permanente Raad van de OAS heeft recentelijk resolutie CP/RES. 822 aangenomen, waarin de maatregelen zijn vastgesteld die de Haïtiaanse regering moet nemen om in het land opnieuw een sfeer van veiligheid en vertrouwen te scheppen waarin vrije en eerlijke nationale en lokale verkiezingen kunnen plaatsvinden.

Inhoud voorstel

Aangezien onvoldoende vorderingen zijn gemaakt, acht de Commissie het gerechtvaardigd de passende maatregelen te handhaven. Tegelijkertijd zou de Europese Unie, voor het geval zich positieve ontwikkelingen voordoen m.b.t. de uitvoering van resolutie 822 van de OAS inzake het verkiezingsproces, de nodige middelen moeten kunnen vrijmaken om de aanzet tot politieke normalisatie te ondersteunen via maatregelen die bijdragen tot het creëren van de voor vrije en eerlijke verkiezingen noodzakelijke voorwaarden. Tevens wil de Europese Unie zich van de nodige middelen voorzien om de lijdende Haïtiaanse bevolking te helpen bij het voorkomen van een nog grotere humanitaire crisis en om de sociale en humane effecten van de aanpassingsmaatregelen te verzachten.

Om bovengenoemde maatregelen voor 2004 te implementeren, stelt de Commissie voor Besluit 2001/131/EG te verlengen tot 31 december 2004. Aanvullend stelt zij voor dat wordt doorgegaan met de volgende passende maatregelen:

a) heroriëntering van de resterende middelen van het 8ste EOF naar programma's die de Haïtiaanse bevolking direct ten goede komen, de civiele samenleving en de particuliere sector versterken en de democratisering, de rechtsstaat en het verkiezingsproces ondersteunen;

b) de besluiten inzake de kennisgeving van de toewijzing van het 9de EOF zullen worden genomen op basis van de uitvoering van resolutie 822 van de OAS.

Voorts stelt de Commissie voor dat regionale programma's, waarvan de voordelen ook voor andere landen in de regio zijn bedoeld, niet onder de bovengenoemde maatregelen vallen. Handelssamenwerking en handelsgerelateerde preferenties vallen niet onder deze maatregelen.

Rechtsbasis van het voorstel: partnerschapsovereenkomst ACS-EG, artikel 96

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: positief.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: inwerkingtreding op de dag waarop het wordt aangenomen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland deelt de analyse van de Commissie dat de democratische beginselen nog altijd niet worden nageleefd op Haïti. De Nederlandse regering kan daarom instemmen met het verlengen van de passende maatregelen.

Fiche 2: Verordening: verplichting aanbrengen stempel in reisdocumenten onderdanen derde landen

Titel:

Voorstel voor een verordening van de Raad waarbij voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de verplichting wordt ingevoerd om in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten systematisch een stempel aan te brengen, en waarbij de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en het gemeenschappelijk handboek daartoe worden gewijzigd


Datum Raadsdocument: 18 november 2003

Nr Raadsdocument: 14903/03

Nr. Commissiedocument: COM (03) 664 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST (DVB, IND, DW) i.o.m. DEF (Kmar), BZ, FIN, BZK (Zeehavenpolitie Rotterdam)

Behandelingstraject in Brussel: Werkgroep Grenzen, Strategisch Comité Immigratie, Grenzen en Asiel (SCIFA), JBZ Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het Schengenacquis zoals dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie omvat, voorschriften betreffende de binnenkomst, het kort verblijf en het verkeer van onderdanen van derde landen. Met name in de artikelen 5, 20 en 23 van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord wordt hieraan aandacht besteed. Op grond van deze bepalingen heeft een onderdaan van een derde land een recht van verblijf in de Schengenruimte van ten hoogste drie maanden binnen (al dan niet aaneensluitend) een periode van zes maanden, gerekend vanaf de datum van eerste binnenkomst. Voorwaarde hiervoor is dat de betreffende vreemdeling op regelmatige wijze het grondgebied van de lidstaten is binnengereisd en gedurende zijn verblijf aan de voorwaarden daarvoor voldoet. Voorts is bepaald dat een onderdaan van een derde land die niet meer voldoet aan de voorwaarden voor dit verblijf het grondgebied van de lidstaten onverwijld dient te verlaten. Uit het geheel van deze bepalingen blijkt dat het nodig is de data te controleren waarop een onderdaan van een derde land de buitengrenzen van de lidstaten heeft overschreden. Doel hiervan is de mogelijkheid om de totale duur van zijn verblijf te kunnen berekenen en te kunnen verifiëren of hij met betrekking tot deze voorwaarde legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijft.

Overeenkomstig deel II, paragraaf 2.1, van het gemeenschappelijk handboek worden in de aan onderdanen van derde landen afgegeven reisdocumenten voor het overschrijden van de buitengrenzen, stempels met onder meer de datum en de aanduiding van het betrokken grenskantoor aangebracht. Bij lezing van deze bepalingen blijkt dat in de reisdocumenten van alle onderdanen van derde landen, behoudens in enkele uitzonderlijke, uitdrukkelijk vermelde gevallen (nationaliteiten), bij binnenkomst in de Schengenruimte een stempel moet worden aangebracht. Het voorgaande geldt ongeacht of deze personen aan de visumplicht zijn onderworpen of daarvan zijn vrijgesteld. Deze bepalingen zijn daarentegen minder dwingend ten aanzien van de verplichting tot afstempeling van de reisdocumenten bij de uitreis. Alleen in paragraaf 2.1.2 is er immers sprake van het aanbrengen van een uitreisstempel, en dat uitsluitend in geval van grensoverschrijdingsdocumenten waarin visa voor verscheidene binnenkomsten met een beperkte totale verblijfsduur zijn gesteld.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 62 punt 2 onder a) van het EG Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Europees Parlement heeft advies recht.

Instelling nieuw Comitologie-comité:N.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief: Dit voorstel voor een verordening betreft een ontwikkeling van het Schengenacquis. Het heeft de nadere omschrijving ten doel van de reeds bestaande verplichtingen van de lidstaten op het gebied van het aanbrengen van stempels in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen.

Gezien de aard ervan, kan deze doelstelling enkel via een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Louter nationale maatregelen zouden immers niet resulteren in regels die voor alle lidstaten gelden.

Proportionaliteit: In de geest van het bovenstaande is als rechtsinstrument een verordening gekozen om een geharmoniseerde tenuitvoerlegging van de erin vervatte verplichtingen te garanderen, zodat geen ruimte voor discretionaire beslissingen van de lidstaten wordt gelaten.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Deze zijn nog niet precies te overzien. Volgens de tekst van de conceptverordening 'is nu reeds duidelijk dat de tenuitvoerlegging van de voorgestelde verordening een niet onaanzienlijke logistieke inspanning van de lidstaten zal vergen'. De uitvoerende diensten in Nederland hebben aangegeven dat bij de ramingen van de benodigde controletijd per individu een consequente uitvoering van het plaatsen van stempels al is meegenomen. Indien toch een extra inspanning plaats moeten vinden dient dit te geschieden binnen, de voor dit taakgebied geldende, huidige werkprocessen, formatie en financiële kaders, eventueel door herprioritering van taken.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Het betreft hier een voorstel voor een verordening, deze heeft rechtstreekse werking. Voor de uitvoering van de verordening zullen de Kmar en de Zeehavenpolitie zorg moeten dragen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: 1 mei 2004

NB Kmar en IND dienen hier nadrukkelijk aandacht aan te besteden.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland herkent het probleem dat wordt geschetst en is van mening dat hiervoor een oplossing moet worden gevonden. De voorgestelde maatregel heeft tot gevolg dat beter vast kan worden gesteld of een vreemdeling legaal in Nederland cq het Schengengebied verblijft. Door te kiezen voor een verordening wordt voor alle landen die aangesloten zijn bij Schengen uniform een oplossing voor dit probleem verkregen. Dit was voor Nederland een belangrijk punt tijdens de bespreking van dit onderwerp in de JBZ Raden van december 2002 en februari 2003. Doordat de uitvoerende diensten hebben aangegeven dat de voorgestelde werkwijze reeds in hun bedrijfsprocessen zijn verwerkt zullen de volgens de conceptverordening 'grote logistieke gevolgen voor de uitvoerende diensten', voor Nederland beperkt zijn. Indien er toch gevolgen voor de uitvoering zijn dient nadrukkelijk te worden nagegaan hoe deze voor Nederland uitpakken en hoe deze binnen de, voor dit taakgebied geldende, huidige werkprocessen en formatie vorm kunnen krijgen. Dit was tijdens genoemde besprekingen ook al een punt van aandacht. Tot slot is van belang dat er uitzonderingen worden vastgelegd voor die situaties, waarin (tijdelijk) niet aan de verplichting tot het plaatsen van inreisstempels wordt voldaan.

Fiche 3: Verordening structurele acties visserijsector

Titel:

Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor structurele acties van de Gemeenschap in de Visserijsector


Datum Raadsdocument: 11 november 2003

Nr Raadsdocument: 14463/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003)658 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. FIN, EZ, BZ/DIE

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep visserij, Landbouw ­en Visserijraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie heeft in september 2002 een Mededeling betreffende een strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur (COM (2002) 511) uitgebracht in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). De belangrijkste doelstellingen van deze strategie zijn:


- het scheppen van werkgelegenheid, met name in de van visserij afhankelijke regio's;


- de beschikbaarheid voor de consument van gezonde, veilige en kwalitatief goede producten te waarborgen, en de naleving van strenge normen inzake diergezondheid en dierenwelzijn te bevorderen;


- het waarborgen van een milieuvriendelijke gezonde sector.

De Raad en het EP hebben in hun advies van januari 2003 aangegeven deze strategie te ondersteunen. In de strategie wordt aangegeven dat het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) een belangrijk hulpmiddel is voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de strategie. De huidige verordening betreft een voorstel tot wijziging van de FIOV-verordening (Verordening (EG) nr. 2792/99) zodat bovengenoemde doelstellingen kunnen worden gerealiseerd.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 36 en 37 EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid, EP: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteitn.v.t., het GVB is een exclusieve Gemeenschapsbevoegdheid.

Proportionaliteit positief, deze verordening is een geschikt middel en gaat niet verder dan noodzakelijk is om het gestelde doel te bereiken.

Consequenties voor de EU-begroting: geen.

Binnen de bestaande FIOV-begroting wordt het toepassingsgebied van het FIOV uitgebreid met bepaalde aanvullende maatregelen. De beslissingen over toepassingen van FIOV t.b.v. aquacultuur kunnen wat Nederland betreft niet inhouden dat een voorschot wordt genomen op de Financiële Perspectieven 2007-2013 en de toekomst van het structuurbeleid in het algemeen en de omvang van het FIOV in het bijzonder. Overigens wordt dit ook niet aan de orde gesteld in de onderhavige Verordening.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

20 dagen na bekendmaking in het publicatieblad van de Europese Unie.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Aquacultuur in Nederland bestaat voornamelijk uit de kweek van vis en schelpdieren. Het beleid is er op gericht om groei van de aquacultuur in Nederland mogelijk te maken binnen de randvoorwaarden van duurzaam ondernemen (o.a. milieu en dierenwelzijn). In een LNV concept-knelpuntenanalyse inzake viskweek in Nederland wordt o.a. geconstateerd dat het ontbreken van risicodragend startkapitaal een belangrijk knelpunt is voor het tot stand komen van innovatieve aquacultuurprojecten. Verruiming van de financieringsmogelijkheden voor aquacultuur binnen het FIOV is dus ook in het belang van Nederland.

Alle doelstellingen die worden genoemd onder punt 8) worden gerealiseerd met het huidige voorstel, behalve de doelstelling van dierenwelzijn. Nederland is van mening dat de FIOV-verordening ook op dit punt moet worden gewijzigd. Naast de in het huidige voorstel aangegeven prioriteiten vindt Nederland dat ook investeringen die bijdragen tot een verbetering van het welzijn van gekweekte vis in aanmerking moeten komen voor FIOV subsidie.

Nederland is geen voorstander van het voorstel om kwekers van schaal ­en schelpdieren een vergoeding toe te kennen ter compensatie van geleden schade als gevolg van toxische algenbloei. Nederland is van mening dat dit tot de normale bedrijfsrisico's behoort en hier dus geen gemeenschapsgelden voor gebruikt zouden moeten worden.

De beslissingen over toepassingen van FIOV t.b.v. aquacultuur kunnen wat Nederland betreft niet inhouden dat een voorschot wordt genomen op de Financiële Perspectieven 2007-2013 en de toekomst van het structuurbeleid in het algemeen en de omvang van het FIOV in het bijzonder. Overigens wordt dit ook niet aan de orde gesteld in de onderhavige Verordening.

Fiche 4: Verordening en besluit betreffende Visserijovereenkomst tussen EEG en Groenland

Titel:

Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij zoals bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds

Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol houdende wijziging van het Vierde Protocol tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij als bedoeld in de Visserijovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds, wat de bepalingen over experimentele visserij betreft.


Datum Raadsdocument: 22 oktober 2003

Nr Raadsdocument: 13678/03, 13677/03

Nr. Commissiedocument: COM (03) 609 / COM (03) 601

Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. BZ, FIN

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep extern visserijbeleid, Landbouw ­en Visserijraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Bij het afsluiten in 2001 van het lopende (vierde) Protocol dat eindigt op 31 december 2006, werd vastgelegd dat medio 2003 een tussentijdse evaluatie zou zijn afgerond. De nu voorliggende Verordening betreft de wijziging van het Protocol als gevolg van deze evaluatie. Het voorliggende Besluit van de Raad betreft een voorlopige toepassing van de bepalingen van het gewijzigde Protocol inzake experimentele visserij. De partijen zijn overeengekomen deze bepalingen reeds met ingang van 1 juli 2003 toe te passen.

Tijdens de onderhandelingen over het Vierde Protocol heeft met name Nederland, deels middels een schriftelijke inzet, aangedrongen op een aantal veranderingen in de Overeenkomst; o.a.:


- scheiding van betaling in een bijdrage voor visrechten en een bijdrage voor de ontwikkeling/hervorming van de visserij. Bij de eerste Overeenkomst werden meer gelden toegezegd dan op basis van visrechten nodig was. Op deze manier kon namelijk de voortzetting van financiële steun aan Groenland, i.v.m. ontwikkelingsbehoeften, na zijn uittreding uit de Gemeenschap gegarandeerd worden. Het volume van de fondsen voor ontwikkeling was door de incorporatie in de visserijrechten echter onduidelijk. Daarnaast zijn vanaf het begin de in het kader van de overeenkomsten beschikbare hoeveelheden vis veel minder waard geweest dan de financiële compensatie voor de visquota (dit wordt wel 'papieren vis' genoemd).


- introductie van een redersbijdrage. Evenals in alle andere visserijovereenkomsten het geval is, is het ook in dit akkoord noodzakelijk een financiële bijdrage van de reders te verlangen.

Die veranderingen konden op dat moment niet worden gehonoreerd, maar als compromis werd de tussentijdse evaluatie van het Protocol toegezegd.

De onderhandelingen voor deze evaluatie van het Protocol werden in juni 2003 afgerond. In de overeengekomen aanpassing van het Protocol zijn beide wijzigingen nu opgenomen.

Andere wijzigingen zijn onder andere: voorkomen van overbevissing van bestanden door een jaarlijkse herziening van toegewezen quota op basis van wetenschappelijk advies en door beperking van het aantal vaartuigen dat tegelijkertijd in een bepaalde zone mag vissen; het bedrijven van experimentele visserij met als doel diversificatie van de Groenlandse visserij; mechanisme voor overdracht van onbenutte vangstmogelijkheden aan een andere lidstaat.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 37 EG-Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid. EP: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité:Nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: n.v.t. het GVB is een exclusieve Gemeenschapsbevoegdheid

Proportionaliteit: positief, een verordening en een besluit zijn geschikte middelen en gaan niet verder dan noodzakelijk is om het gestelde doel te bereiken.

Consequenties voor de EU-begroting:

De financiële bijdrage blijft 42 820 000 EUR per jaar zoals overeengekomen in 2001 (voor de periode tot en met 2006). Er wordt nu echter een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de begrotingsbijdrage ter compensatie van de vangstmogelijkheden (31 760 679 EUR) en de begrotingsbijdrage voor de structurele hervorming van het visserijbeleid (11 059 321 EUR). De bedragen die voortvloeien uit de redersbijdrage (3% van de aanlandingen van vis) zullen in mindering worden gebracht op de financiële compensatie die de Gemeenschap moet betalen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De redersbijdrage zal leiden tot extra kosten voor de reders: de reders zullen gaan betalen voor alle visserijvergunningen met tarieven die overeenkomen met 3% van de prijs van de aanlandingen van vis (over dit percentage wordt nog tussen de Commissie en Duitsland onderhandeld).

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De verordening had op 01-01-04 van kracht moeten worden. Door de nog niet afgeronde discussie over met name de redersbijdrage en de gedwongen herverdeling van ongebruikte quota (zie 13 a) is er echter een vertraging opgetreden. Daarom werd het nodig een Besluit van de Raad vast te stellen voor een voorlopige toepassing van de bepalingen t.a.v. experimentele visserij.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland heeft geen directe economische belangen omdat het geen visrechten in het kader van deze overeenkomst heeft. De overeenkomst met Groenland is in verband met de uitruil van vangstmogelijkheden van belang voor het functioneren van de verschillende visserijovereenkomsten tussen de Gemeenschap en een aantal Noordelijke landen waar Nederland wel directe belangen heeft, zoals de overeenkomst met Noorwegen.

Gezien de grootte van de uitgaven moet doelmatige besteding van de middelen worden getoetst. De visserijovereenkomst van de EU met Groenland is financieel gezien de op één na grootste; slechts die met Mauritanië vraagt nog (aanzienlijk) meer fondsen.

Nederland heeft niet aan de onderhandelingen deelgenomen. De Europese Commissie had al in een vroeg stadium aangegeven naar beide door Nederland eerder bepleitte veranderingen te zullen streven.

Tijdens de onderhandelingen deed zich een conflict voor tussen met name Duitsland en de Commissie. Zonder enig overleg heeft de Commissie namelijk door Duitsland ongebruikte quota voor roodbaars herverdeeld ten gunste van vooral Spanje. Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken zijn van mening dat de lidstaten eigenaar zijn van de quota in de Groenlandse wateren en dat de Commissie niet de zeggenschap heeft over toekenning van ongebruikte quota aan een andere lidstaat. Tenslotte is Duitsland ook tegen een redersbijdrage. Door middel van bilaterale besprekingen tussen de Commissie en Duitsland wordt op het punt van de gedwongen herverdeling naar een oplossing gezocht.

Nederland heeft in deze discussie gesteld dat de huidige beleidsrichtlijnen de Commissie geen mandaat geven tot gedwongen herverdeling, dat er wel zoveel mogelijk gestreefd moet worden naar een zo hoog mogelijke benutting van de visrechten waarvoor betaald is en dat de Commissie dus in goed overleg met een betrokken lidstaat tot een oplossing moet komen over herverdeling van onbenutte quota.

Fiche 5: Besluit tot oprichting van regionale adviesraden i.h.k.v gemeenschappelijk visserijbeleid

Titel:

Voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid


Datum Raadsdocument: 20 oktober 2003

Nr Raadsdocument: 13702/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003) 607 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. BZK, BZ, FIN

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Visserij, Raad Landbouw & Visserij

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Dit voorstel van de Commissie vloeit voort uit de artikelen 31 en 32 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, de basisverordening voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). In deze artikelen is bepaald dat er Regionale Adviesraden (RAC's) zullen worden opgericht en dat de Raad hierover beslist. De Commissie werkt de in de basisverordening opgenomen bepalingen in dit voorstel uit tot algemene kaders die voor alle op te richten RAC's gelden.

Het doel van de RAC's is belanghebbenden (vertegenwoordigers van visserij, aquacultuur, milieu ­en consumentenbelangen en wetenschappelijke deskundigen) meer te betrekken bij het GVB. De RAC's kunnen de Commissie gevraagd en ongevraagd adviseren over uiteenlopende onderwerpen en commissievoorstellen binnen het GVB. De regionale adviesraden moeten ook de dialoog tussen de verschillende belangengroepen binnen het GVB bevorderen.

Het voorstel bevat de belangrijkste aspecten die op het niveau van de Gemeenschap moeten worden bepaald: de omschrijving van de te bestrijken gebieden, de hoofdstructuur van de regionale adviesraden, de samenstelling en werking ervan, de benoemingsprocedure en de financiering. Op basis van de in dit besluit vastgelegde criteria kunnen de belanghebbenden een verzoek tot oprichting van een regionale adviesraad richten aan de lidstaten die onder de regionale adviesraad vallen en, ter controle en goedkeuring, aan de Commissie.

De Commissie stelt voor zes RAC's gefaseerd en volgens geografische lijnen op te richten: Noordzee, Middellandse Zee, Oostzee, Noordwestelijke wateren, Zuidwestelijke wateren, en de pelagische bestanden. Op deze manier vallen alle visserijtakken onder de verantwoordelijkheid van één RAC. Binnen een RAC kunnen onderafdelingen voor specifieke visserijtakken worden opgericht. De Commissie stelt voor dat de regionale adviesraden bestaan uit een algemene vergadering, die op haar beurt een uitvoerend comité aanwijst dat beperkt van omvang is maar waarin alle belangen binnen het GVB evenwichtig vertegenwoordigd zijn. Deelnemers aan de vergaderingen van de RAC kunnen de status van lid, waarnemer of expert krijgen. Een ander belangrijk aspect is dat bepaalde vergaderingen voor het publiek toegankelijk zullen zijn.

De Commissie streeft ernaar dat de RAC's het werk van bestaande adviesorganen, zoals het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA), niet overlappen. De Commissie voorziet een degressieve communautaire financiering gedurende de eerste drie jaar na oprichting van een RAC. Op langere termijn moeten de RAC's zelfvoorzienend zijn. De Commissie stelt voor de activiteiten van de regionale adviesraden drie jaar na de oprichting ervan te evalueren en, indien nodig, voorstellen te doen om het functioneren te verbeteren.

Rechtsbasis van het voorstel: art 37 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid, EP: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité:Nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: n.v.t.; het GVB is een exclusieve Gemeenschapsbevoegdheid.

Proportionaliteit: positief, dit besluit is een geschikt middel en gaat niet verder dan noodzakelijk is om het gestelde doel te bereiken.

Consequenties voor de EU-begroting:

Vanaf het jaar van oprichting van een regionale adviesraad draagt de Gemeenschap gedurende maximaal drie jaar bij in de exploitatiekosten van de Regionale Adviesraad (RAC). Het voor exploitatiekosten toe te kennen bedrag komt voor het eerste jaar overeen met maximaal 85% van de begroting van iedere regionale adviesraad in dat jaar en mag niet meer dan 100.000 euro bedragen. Voor de twee volgende jaren is de communautaire bijdrage degressief en afhankelijk van de begroting van de RAC. Bij de aanneming van de basisverordening (2371/2002) is tevens besloten over de budgettaire voorziening. De totale uitgaven worden voor de periode 2004-2009 geraamd op 3,262 miljoen euro. Het voorstel loopt tot 2009 en overschrijdt de lopende financiële perspectieven. NL is tegen het vooruitlopen op de nog vast te stellen nieuwe financiële perspectieven voor de periode 2007-2013.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:


- consequenties voor de rijksoverheid en decentrale overheden:

Mogelijkerwijs is in de opstartfase logistieke ondersteuning nodig. De eventuele budgettaire kosten zijn ten laste van het verantwoordelijke beleidsdepartement.


- consequenties voor bedrijfsleven en burger:

In het eerste jaar na de oprichting van de RAC komt 15% van de exploitatiekosten voor rekening van de deelnemers (zoals de visserijsectoren en maatschappelijke organisaties). Voor de twee volgende jaren is de bijdrage afhankelijk van de bijdrage van de Gemeenschap. Na deze eerste drie jaar komen de volledige kosten voor rekening van de deelnemers.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): nvt

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking- treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: 7 dagen na bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland is een groot voorstander van de oprichting van de RAC's. Alle belanghebbenden kunnen in de toekomst de Commissie direct adviseren over het GVB en toekomstige besluiten. Daarnaast is een RAC een ideaal forum waar de visserijorganisaties en natuur- en milieuorganisaties elkaar kunnen treffen en van gedachten wisselen.

Er is echter geen unaniem gezamenlijk standpunt van enerzijds de Nederlandse visserijorganisaties en anderzijds de maatschappelijke organisaties. In het algemeen geldt dat over de taak, omvang en de samenstelling van de RAC de meningen bij deze betrokken partijen sterk uiteenlopen. Ook binnen de visserijorganisaties lopen de meningen uiteen. Men is er niet op voorhand van overtuigd dat de nu voorgestelde RAC een sterk instrument vormt. De visserijsector is vooral teleurgesteld over het vrijblijvende karakter en opzet van de Regionale Adviesraden. Voorts pleit de sector voor een voorzichtig en overzichtelijk begin van de Noordzee RAC, een beperkte samenstelling van sectorvertegenwoordigers, zonder NGO's en zich tot bepaalde onderwerpen/visserijtakken beperken. Deze beperkte Noordzee RAC zou dan vervolgens stap voor stap uitgebouwd worden.

De Nederlandse natuur- en milieuorganisaties zijn een voorstander van de RAC's, maar zijn bezorgd over de verdeelsleutel voor de vertegenwoordiging van de NGO's in de RAC's. De inbreng van de NGO's mag niet worden gemarginaliseerd. De wetenschappelijke organisaties stellen onder meer dat de RAC's een unieke mogelijkheid bieden voor geïnstitutionaliseerd contact en overleg tussen de visserijorganisaties en wetenschappers.

Het voorstel loopt tot 2009 en overschrijdt de lopende financiële perspectieven. Nederland is tegen het vooruitlopen op de nog vast te stellen nieuwe financiële perspectieven voor de periode 2007-2013.

Fiche 6: Mededeling: Een interne markt zonder belemmeringen

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité - Een interne markt zonder belemmeringen op het gebied van de vennootschapsbelasting: verwezenlijkingen, lopende initiatieven en resterende uitdagingen


Datum Raadsdocument: 26 november 2003

Nr Raadsdocument: 15361/03

Nr. Commissiedocument: COM (2003) 726 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. EZ

Behandelingstraject in Brussel: behandeling in Raadswerkgroep Fiscale Vraagstukken en Ecofin Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:


- De mededeling geeft een voortgangsrapportage van de initiatieven die zijn gepresenteerd in de mededeling van oktober 2001 (COM(2001)582: "Naar een interne markt zonder belastingbelemmeringen. Een strategie voor het verschaffen van een geconsolideerde heffingsgrondslag aan ondernemingen voor de vennootschapsbelasting op hun activiteiten in de gehele EU"). Hierin is een tweeledige strategie voorgesteld die tot doel heeft de belasting gerelateerde inefficiënties en belemmeringen voor grens overschrijdende economische bedrijvigheid in de interne markt weg te nemen. In die mededeling, die voortbouwt op de resultaten van een onderzoek van de Commissiediensten (De heffing van vennootschapsbelasting in de interne markt ), worden in detail zowel doelgerichte oplossingen voor onmiddellijke actie gepresenteerd als stappen die moeten worden gezet om op de langere termijn ondernemingen een geconsolideerde heffingsgrondslag voor hun activiteiten in de gehele EU te verschaffen. De onderhavige mededeling geeft de voortgang van deze activiteiten aan. Voor de korte termijn activiteiten wordt gewezen op de aanpassingen van de moeder-dochterrichtlijn en de fusierichtlijn. Voor de langere termijn geeft de Commissie aan besprekingen te agenderen over, ten eerste, het toepassen van de International Accounting Standards voor de fiscaliteit en ten tweede, een mogelijke pilot voor Home State Taxation voor het midden-en kleinbedrijf.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t..

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland kan zich op hoofdlijnen vinden in de door de Commissie voorgestelde strategie. Nederland is van mening dat bij de discussie over grondslagharmonisatie ook het tarief in de verschillende lidstaten in de beschouwingen moet worden betrokken. Om een goede vergelijking van de effectieve druk in de verschillende lidstaten te maken is het immers van belang om naast de grondslag ook de tarieven in ogenschouw te nemen, aangezien de verschuldigde belasting van een belastingplichtige de resultante is van grondslag en tarief.

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comite en het Comite van de Regio's inzake de evaluatie van het communautair meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van het internet en nieuwe online-technologieën, door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud, met name ter bescherming van kinderen en minderjarigen


Datum Raadsdocument: 6 november 2003

Nr Raadsdocument: 14431/03

Nr. Commissiedocument: COM(2003) 653 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ i.o.m. JUST, OCW, VWS en BZK

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep telecommunicatie en diensten van de informatiemaatschappij

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Deze mededeling betreft de evaluatie van het Actieplan voor een veiliger internet 1999 ­2002. Het doel van dit actieplan was het bevorderen van een veiliger gebruik van het internet en het aanmoedigen van een gunstig klimaat op Europees niveau voor de ontwikkeling van de internet-industrie. Het programma bestreek de vierjarige periode van januari 1999 tot en met december 2002, met een referentiebegroting van 25 miljoen euro.

Het programma werd via de volgende drie actielijnen geïmplementeerd:


- creëren van een veiliger omgeving (totstandbrenging van een Europees netwerk van hotlines en aanmoedigen van zelfregulering en gedragscodes);


- ontwikkelen van filter- en beoordelingssystemen;


- aanmoedigen van bewustmakingsacties .

De evaluatie is uitgevoerd door Technopolis Ltd. (VK), waarmee een contract is gesloten op basis van een door DG Informatiemaatschappij in juli 2002 uitgeschreven openbare aanbesteding. De evaluatie vond plaats in de periode van januari tot en met juni 2003.

Bij de evaluatie is naar de volgende specifieke punten gekeken: relevantie van de doelstellingen van het programma, prioriteiten en uitvoeringsmiddelen; doeltreffendheid en impact; efficiëntie en kosteneffectiviteit; nut en duurzaamheid; causale verbanden, van gebruikte middelen tot activiteiten en veronderstelde effecten (de interventielogica) en lessen die kunnen worden geleerd met het oog op vergelijkbare initiatieven in de toekomst.

De beoordelaars erkenden het positieve effect van het huidige programma, in het bijzonder waar het de bijdrage van het programma tot netwerkvorming betreft en als bron van informatie over de problemen in verband met een veiliger gebruik van het internet en de wijze waarop deze moeten worden opgelost.

De Commissie heeft nota van de bevindingen en aanbevelingen van het evaluatierapport over de uitvoering van het programma genomen. Zij verzoekt het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, in het licht van haar antwoorden:

(1) hun steun te blijven geven aan het programma ter bevordering van een veiliger gebruik van het internet en nieuwe online-technologieën gedurende het tijdvak 2003 - 2004;

(2) de discussie voort te zetten over de bestrijding van illegale en schadelijke inhoud (in de eerste plaats ter bescherming van kinderen en minderjarigen).

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. (mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité:nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Strikt genomen niet van toepassing (mededeling).

Deze evaluatie van een Europees programma is echter een goede benadering om draagvlak te creëren voor het programma ter bevordering van een veiliger gebruik van internet en om de discussie in de lidstaten en diverse Europese instellingen voort te zetten.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland kan zich achter de bevindingen in deze evaluatie scharen. Bij de verlenging van het programma voor de jaren 2003 en 2004 zal aan een aantal aanbevelingen uit de evaluatie invulling worden gegeven. Het actieplan ondersteunt mede de beleidsdoelen van de overheid o.a. via de voorlichtingscampagne inzake veilig gebruik internet (Surf op Safe) dat het ministerie van Economische Zaken samen met het bedrijfsleven uitvoert in het kader van de beleidsnota Kwetsbaarheid op internet. In dat verband wordt inmiddels deelgenomen aan het uit het actieplan voortkomende Safe Boarders project. Verder is het nationale meldpunt kinderpornografie door toedoen van het actieplan opgenomen in een Europees netwerk van hotlines. Nederlandse organisaties hebben tenslotte recent voorstellen ingediend om te kunnen participeren in de lopende verlenging van het programma.

===