6 februari 2004
Dierziektebeleid kan en moet anders
Het gebruik van markervaccins, snellere diagnose van besmettelijke
dierziekten, een laagdrempelige aanmelding van verdenkingen van een
ziekte en herziening van de productiemethoden in de gehele keten. Deze
maatregelen brengen het beleid voor de bestrijding van besmettelijke
dierziekten meer in overeenstemming met maatschappelijke waarden en
belangen. De belangrijkste voorwaarde: álle betrokken groepen uit de
samenleving - overheid, de partners in de voedselketen, houders van
dieren buiten de voedselketen, burgers en consumenten - zullen hun
eigen verantwoordelijkheden moeten heroverwegen.
Dit stellen de Raad voor het Landelijk Gebied en de Raad voor
Dierenaangelegenheden in het advies Dierziektebeleid met draagvlak dat
zij op vrijdag 6 februari samen hebben aangeboden aan minister Veerman
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het advies is het antwoord
op de vraag van de minister hoe het beleid meer rekening kan houden
met maatschappelijke waarden en belangen. Door de uitbraak van
vogelpest in Zuid-Oost Azië is dit onderwerp buitengewoon actueel.
Want: als er insleep van deze vorm van vogelpest in Nederland zou
plaatsvinden, hoe zouden de bestrijding en het maatschappelijk
draagvlak daarvoor, er dan uitzien?
De uitbraken van zeer besmettelijke dierziekten zoals vogelpest, mond-
en klauwzeer en varkenspest hebben één ding duidelijk gemaakt: er is
geen maatschappelijk draagvlak voor de wijze waarop deze uitbraken
werden bestreden. Het (preventief) ruimen van alle dieren in een
gebied rond een besmet bedrijf heeft ingrijpende gevolgen, zowel
sociale, psychische en economische. Uit representatief onderzoek onder
de Nederlandse bevolking komt naar voren dat zij het doden van gezonde
dieren in grote meerderheid afwijst op grond van het respect voor de
natuurlijke levensloop van dieren.
Maar door het beleid van de Europese Unie en het exportbelang kan de
Nederlandse overheid zich echter moeilijk bevrijden uit de klem tussen
het tot dusverre gevoerde beleid en dat wat de samenleving wenst. Een
uitweg uit dit dilemma is mogelijk door aanpassingen in het beleid,
die alleen mogelijk zijn met inspanningen van alle betrokken groepen
uit de hele samenleving.
De overheid kan het grootschalig ruimen sterk terug brengen door bij
een uitbraak dieren te vaccineren. Door te enten met marker vaccins is
het mogelijk onderscheid te maken tussen gevaccineerde en besmette
dieren waardoor het bezwaar dat dieren en producten na vaccinatie niet
meer verhandelbaar zijn wordt weggenomen of in ieder geval sterk
verminderd. De raden onderschrijven de inzet van het kabinet om het
non-vaccinatiebeleid van de EU aan te passen. Naast vaccinatie dragen
een snellere diagnose van een ziekte en het verlagen van de drempel om
een verdenking zo snel mogelijk te melden bij aan het voorkómen van de
noodzaak om grootschalig te ruimen. Daarnaast zijn verbeteringen in de
communicatie over het beleid nodig: (continu) uitleggen waarom
maatregelen nodig zijn, luisteren naar suggesties en zo mogelijk er
ook iets mee doen.
De overheid dient de centrale regie en eindverantwoordelijkheid voor
de bestrijding van zeer besmettelijke dierziekten te houden en zal uit
concurrentieoverwegingen ook blijvend een deel van de kosten moeten
dragen. Daarnaast dienen de andere partijen meer verantwoordelijkheid
te dragen dan nu het geval is.
De partijen in de voedselketen zelf, veehouders, slachterijen, de
zuivelindustrie, de supermarkten en de consument kunnen veel doen om
het risico van een uitbraak en de gevolgen daarvan te beperken. Dat
begint met een systeem waarin de dieren worden gehouden met meer
buffercapaciteit in de stallen, betere hygiëne en bewuster omgaan met
de contacten tussen groepen dieren en tussen mensen en dieren. Omdat
diertransporten risico's opleveren moeten deze sterk worden
teruggebracht. Op den duur is verdere regionalisering van de
productieketen als geheel onvermijdelijk. Producten van gevaccineerde
dieren kunnen zonder enig risico worden geconsumeerd. Supermarkten,
zuivelindustrie en slachterijen moeten dan ook samen de afzet van
producten van gevaccineerde dieren verzekeren. Dat geldt na vaccinatie
eerst binnen het betreffende compartiment waar zich een uitbraak
afspeelt en vervolgens ook daarbuiten. In EU verband, en liefst ook
daarbuiten, moet de afzet van producten van gevaccineerde dieren onder
precies dezelfde voorwaarden mogelijk worden als die van gezonde niet
gevaccineerde dieren. Dat ís ook mogelijk door het gebruik van marker
vaccins die voor een aantal ziekten al beschikbaar zijn, maar voor
andere snel dienen te worden ontwikkeld.
Houders van dieren die niet in de voedselketen komen, zoals
hobbydieren, moeten hun dieren preventief kunnen laten enten mits dat
gepaard gaat met een goede registratie van de dieren. Zij moeten
daarvoor zelf de verantwoordelijkheid nemen; de administratieve last
van deze registratie moet dus bij de houders van de dieren zelf worden
gelegd. Dieren in natuurterreinen en dierentuinen en dieren van
zeldzame huisdierrassen worden in principe niet meer geruimd. Wanneer
in natuurterreinen vaccinatie niet mogelijk is kan isolatie een
effectief middel zijn.
Raad voor het Landelijk Gebied