European Commission

SPEECH/04/62

De heer Frits Bolkestein

Lid van de Europese Commissie verantwoordelijk voor Interne Markt en Belastingzaken

Het Goed beheer van Pensioenfondsen

Toespraak Forum Duivenvoorde

Voorschoten, 6 februari 2004

Dames en heren,

Pensioen is een onderwerp waarmee een ieder vroeg of laat wordt geconfronteerd. Hoewel het steeds meer gemeengoed zal worden op latere leeftijd door te werken, komt uiteindelijk het moment waarop de keuze wordt gemaakt: blijf ik werken, of verkies ik de welverdiende vrije tijd.

In mijn presentatie zal ik ingaan op enkele elementen van mijn werk. Om te beginnen met de Europese initiatieven op het terrein van pensioenen. Vervolgens zal ik ingaan op twee gerelateerde onderwerpen, corporate governance en verslaggeving. Tenslotte rond ik af met de fiscale ontwikkelingen op pensioenterrein.

Ik begin voor het gemak in Nederland. We kunnen als Nederlanders trots zijn dat we een zo goed ontwikkeld collectief pensioenstelsel hebben. De vraag komt echter op of de betaalbaarheid van dit stelsel ook in de toekomst nog wel gegarandeerd is. Afgezien van de wereldwijde terugval op de financiële markten, kan ik enkele ontwikkelingen noemen die in dit kader zorgwekkend zijn: de lage arbeidsparticipatie; de lage economische groei; en de relatief snel stijgende arbeidskosten in relatie tot de groei van de arbeidsproductiviteit.

Aanhoudende hoge economische groei is nodig om de continuïteit van het Nederlandse pensioenstelsel te kunnen garanderen. Dit vereist een meer flexibel ingerichte economie en het tijdig en soms hard - ingrijpen op cruciale elementen. Zo zal allereerst de staatsschuld - in Nederland, maar zeker ook in andere Europese landen als Italië en Frankrijk - sneller moeten worden verlaagd om ruimte te maken voor de opvang van de stijgende pensioenlasten. De recente ervaringen met de naleving van het Groei- en Stabiliteitspact stemmen vooralsnog niet hoopvol. Ook moet de arbeidsparticipatie verbeteren om het aantal inactieven te verminderen. Tot slot zal Nederland meer moeten investeren in de kenniseconomie, in de voltooiing van de interne markt en in de verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt.

In het huidige tijdsgewricht met enorme internationale concurrentie kunnen we het ons niet permitteren af te wachten. Economische groei is namelijk niet iets wat je overkomt, het is iets wat je creëert. Een goed sociaal stelsel is geen gegeven, maar een verdienste. Zonder economische groei is dit stelsel niet betaalbaar; zonder actief onderhoud niet langer adequaat.

De richtlijn pensioenfondsen

Een belangrijke stap in dit verband is de Europese richtlijn pensioenfondsen, die vorig jaar is aangenomen. De richtlijn is één van de belangrijke stappen om te komen tot een geïntegreerde financiële markt en een meer dynamische economie in Europa.

U weet als geen ander dat de demografische ontwikkelingen feitelijk in heel Europa - niet gunstig stemmen. We hebben te maken met die inmiddels beruchte demografische tijdbom. Aan de andere kant van het spectrum zien we de effecten ontstaan van de interne markt en de dynamisering van de Europese economie. Werknemers worden mobieler, de werkmethoden flexibeler en de relatie tussen werknemer en werkgever is aan het veranderen. Door dit alles staat de ooit zo vanzelfsprekende solidariteit ter discussie en is de roep om individuele oplossingen groter geworden.

Tegen deze achtergrond zal de Europese pensioensector waar nodig moeten worden aangepast. Aanpassing betekent niet dat nationale systemen vervangen moeten worden door een alomvattende Europese oplossing. Vanuit het liberale gedachtegoed heeft dit zeker niet de voorkeur. Waar het om gaat is dat individuele ondernemingen, werknemers en pensioengerechtigden binnen Europa niet worden afgeremd door het bestaan van nationale systemen. Systemen die vooralsnog niet op elkaar aansluiten. De richtlijn pensioenfondsen moet er simpelweg voor zorgen dat alle partijen optimaal kunnen profiteren van de Europese interne markt.

De impact van de richtlijn

Dit brengt me op de verwachte impact van de richtlijn.

Vanaf volgend jaar september - de datum dat de richtlijn moet zijn geïmplementeerd -, kan elk pensioenfonds zich ook richten op bedrijven die in andere lidstaten gevestigd zijn. Omgekeerd hoeven multinationals niet langer de hulp in te roepen van vele verschillende aanbieders. Een werkgroep van de European Federation for Retirement Provision (EFRP) heeft berekend dat volgens een voorzichtige schatting dit voor Europese multinationals een kostenbesparing van 0,15% van het pensioenvermogen, ofwel drie miljard euro, oplevert.

Nederlandse pensioenfondsen hebben hierbij door hun jarenlange ervaring en uitstekende reputatie bijna vanzelfsprekend een goede uitgangspositie. Maar resultaten behaald in het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Bovenal geldt dat het Nederlandse pensioenmodel aantrekkelijk moet blijven en de deelnemers vertrouwen moeten hebben in de corporate governance van in Nederland gevestigde fondsen. Daarnaast speelt natuurlijk ook het fiscale vestigingsklimaat een rol.

Dit brengt mij op het tweede effect dat van de richtlijn uit zal gaan. De richtlijn zal het pensioenfondsen toestaan de beleggingsstrategie optimaal aan te sluiten bij de karakteristieken van het pensioenstelsel. Volgens een inschatting van de EFRP werkgroep levert dit effect nog eens een besparing van 7 miljard euro op. U kunt van mij aannemen dat ik daarom een harde strijd heb gevoerd tegen pogingen van lidstaten om in de richtlijn zelf kwantitatieve beperkingen met betrekking tot die beleggingsstrategie op te nemen. Kwantitatieve beperkingen creëren distorsies in de markt zonder dat de mogelijkheid bestaat je aan de negatieve gevolgen te onttrekken. Dit komt de allocatie van beleggingen en daarmee de garanties voor pensioengerechtigden zeker niet ten goede.

Maar hoe je het wendt of keert: compromissen zijn onontkoombaar in Europa. Een belangrijk beginsel is dat een pan-Europees pensioenfonds zal moeten voldoen aan de prudentiele toezichtseisen die gelden in de lidstaat waar het fonds is gevestigd. Echter, gelet op de verscheidenheid in toezichtsmethodieken, houdt de richtlijn rekening met het recht van lidstaten om binnen de eigen jurisdictie meer gedetailleerde beleggingssrichtlijnen en voorschriften aan pensioenfondsen op te leggen. Dit mag echter alleen onder strikte voorwaarden die uitputtend in de richtlijn zijn gedefinieerd. Ik merk uitdrukkelijk op dat ze daarin niet zijn opgenomen om het beleggingsbeleid van individuele pensioenfondsen te bepalen of in welke zin dan ook te beperken.

Ook is het belangrijk te weten dat de kwalitatieve benadering - zoals die gehanteerd wordt in Nederland - in ieder geval is behouden. Het gebruik van het voorzichtigheidsprincipe ofwel het 'prudent person principle' als basis voor de prudentiële en investeringsregels zal binnen het kader van de richtlijn mogelijk blijven.

Het derde effect van de richtlijn kan beter worden aangeduid als het ontbreken van een effect. Het recht van lidstaten op een bepaald pensioenstelsel wordt gerespecteerd. Dit geldt ook ten aanzien van de toepasselijke sociale en arbeidsrechtelijke regels. Aldus blijft een hoge mate van bescherming van verzekerden en pensioengerechtigden gegarandeerd; of men nu de voorkeur geeft aan 'pay as you go' stelsels of de premiestelsels zoals Nederland die kent.

Dit brengt mij tot het vierde en laatste effect. Hoewel niet nieuw voor Nederland, zullen pensioenfondsen worden onderworpen aan gedetailleerde gedragsregels ter bescherming van verzekerden en pensioengerechtigden. Denk hierbij aan de verplichte juridische scheiding tussen enerzijds de onderneming die als sponsor optreedt en anderzijds het pensioenfonds. Of aan het aanbrengen van een maximum dat in de sponsor zelf mag worden belegd.

Naast de reeds gebruikelijke informatie, bepaalt de richtlijn ook dat het fonds een overzicht van de principes van haar beleggingsbeleid beschikbaar moet stellen aan deelnemers en pensioengerechtigden. De toezichthouders hebben op hun beurt de verantwoordelijkheid deze informatie zonodig af te dwingen en er op toe te zien dat het beleggingsbeleid zich in de praktijk goed verhoudt met deze principes.

Sommige partijen, waaronder de vakbonden, zouden graag willen dat de richtlijn een breder terrein besloeg. Goed beheer van pensioenfondsen zou in hun ogen vereisen dat de samenstelling van het bestuur een goede weerspiegeling vormt van alle belanghebbenden. Het antwoord is simpel. De tijd was nog niet rijp met verdergaande voorschriften te komen. Iets wat op nationaal niveau niet kan worden afgedwongen, kan dat zeker niet met een omweg via Brussel; het zijn immers dezelfde Ministers die uiteindelijk hun goedkeuring aan onze voorstellen moeten geven.

Wel ben ik - met de vakbonden - groot voorstander van meer keuzevrijheid en zeggenschap voor deelnemers en gepensioneerden en ik ondersteun de afspraken die gemaakt zijn en vastliggen in een convenant tussen de sociale partners en de ouderenorganisaties.

Verslaggeving en corporate governance

Ik zou graag even een uitstapje willen maken naar verslaggeving en corporate governance. Het is in zekere zin frappant te zien hoe snel deze onderwerpen de afgelopen tijd wereldwijd politiek gewicht hebben gekregen. Het sterkt mij in mijn visie dat het werk van de Commissie hard nodig is. Vanaf het moment dat het economisch weer omsloeg, werden vele beleidsbepalers in Europa verrast en werd de politieke onwil deze onderwerpen in een eerder stadium aan te pakken afgestraft ook in Nederland.

Te lang is er vertrouwd op zelfregulering. Te lang is op cruciale punten flexibiliteit geboden en te weinig verantwoording geëist. Ik ben ervan overtuigd dat we in Europa vaart moeten maken te komen tot betere, meer reële en informatievere verslaggeving, vooral voor de groep particuliere beleggers. De stap om vanaf 1 januari 2005 de International Accounting Standards voor te schrijven is cruciaal voor het herstel van het vertrouwen in het Europese bedrijfsleven.

Op dit ogenblik zijn de IAS Board, de toezichthouders, en afgevaardigden vanuit de financiële sector de exacte inhoud van IAS 32 en 39 nog aan het bijslijpen. Ik hoop dat we voor april dit jaar tot een zinvolle oplossing komen, zodat de Commissie in staat is ook deze twee resterende standaarden tijdig te bekrachtigen.

Over de invloed van de IAS op de Nederlandse pensioenregelingen zijn in pers en publicaties vele paniekverhalen verschenen. Boekhouden is echter niets anders dan het achteraf vastleggen van de werkelijkheid. De IAS zijn daarin heel zuiver: bestaande risico's en waardeveranderingen zullen tot uitdrukking moeten komen in de jaarrekening. Als een onderneming er voor kiest het interne beleid, het risicoprofiel en de bestaande volatiliteit aan te passen aan externe verslaggeving, dan vindt een omdraaiing van de werkelijkheid plaats. Wellicht is het even wennen, maar het accepteren dat schommelingen in balans en resultaat zichtbaar worden, lijkt me aantrekkelijker dan het alternatief, namelijk dat deze informatie slechts is voorbehouden aan een kleine groep van insiders en analisten. Ik denk dat de les die we de afgelopen jaren hebben geleerd boekdelen spreekt. Stabiliteit van de financiële sector is meer gebaat bij transparantie dan bij geheimzinnigheid.

De verplichte toepassing van de IAS in Europa en de richtlijn pensioenfondsen zijn evenwel slechts twee maatregelen om de Europese financiële markten te integreren. Met de neergang van de economie en het uitkomen van de vele malversaties, kregen de 42 maatregelen samengevat in het Aktieplan Financiële Diensten ongekende prioriteit. Het ziet er naar uit dat alle maatregelen tijdig het Europese wetgevingsproces afronden zodat het volledige Aktieplan nog in 2005 zal moeten zijn omgezet in nationale wetgeving. Dit afgezien van maatregelen waarbij het niet in de macht van de Commissie, Raad en Parlement ligt, het Europese wetgevingsproces tijdig af te ronden. Een voorbeeld is de richtlijn "capital adequacy", waarbij we afhankelijk zijn van de voortgang in Basel.

Ook de in de tussentijd aangekondigde vervolgstappen van de Commissie in de vorm van meer specifieke Actieplannen op het terrein van vennootschapsrecht, corporate governance, verslaggeving en accountancy zijn met grote instemmendheid ontvangen. Helaas zijn de Ministers van de lidstaten en het Europees Parlement op het terrein van de overnamebiedingen teruggevallen op een oude hardnekkige reflex. Een belangrijke kans collectief te investeren in een betere en meer efficiënte inrichting van het Europese bedrijfsleven is in de kiem gesmoord. We worden nu als het ware verplicht om lijdzaam toe te kijken totdat nieuwe schandalen het ongelijk van dergelijke geforceerde politieke compromissen aantonen. U zult begrijpen dat ik dit als een zeer kwalijke ontwikkeling ervaar.

Corporate governance is in Nederland evenzeer van belang als elders in Europa. Slecht bestuur van een onderneming betekent in vele gevallen hogere kapitaalkosten, lagere economische groei, vermogensverlies voor werknemers en bedrijven, lagere reserves bij pensioenfondsen en dus hogere pensioenpremies. Het is een begin van een neerwaartse spiraal waaraan zonder ingrijpen geen einde komt. Een meer actieve opstelling van institutionele beleggers op het terrein van corporate governance is daarom nodig. Institutionele beleggers beheren een steeds groter aandeel in de spaargelden van honderden miljoenen Europese burgers en controleren daarmee een significant deel van de Europese economie. Deze rol schept belangrijke verantwoordelijkheden. Het is dan ook positief dat deze verantwoordelijkheid en de transparantie die daarover moet worden betracht, nadrukkelijk in de principes van de Commissie Tabaksblat tot uitdrukking komen.

Belastingaspecten

Tot besluit het aspect belastingen. We hebben uiteraard niets aan de richtlijn pensioenfondsen als de fiscale obstakels voor grensoverschrijdende deelname niet worden geruimd. U kent het probleem: veel landen kennen het zogenaamde EET systeem: premies Exempt, ofwel vrijgesteld; fondsen Exempt, ofwel niet belast; en de uitkeringen Taxed, ofwel belast. Maar veel landen passen dit systeem alleen toe op premies betaald aan pensioenfondsen die in eigen land gevestigd zijn. Premies betaald aan buitenlandse fondsen krijgen vaak geen aftrek.

Als complement op de richtlijn heeft de Commissie een Mededeling over de opheffing van deze fiscale obstakels geschreven. Met een heel duidelijke conclusie: de weigering van belastingaftrek voor premies betaald aan buitenlandse fondsen is in strijd met het EG Verdrag.

Sinds het uitbrengen van die Mededeling heeft het Hof van Justitie de Commissie inmiddels in twee gevallen in het gelijk gesteld. Het betreft een zaak tegen Finland en één tegen Zweden. Daarnaast heeft de Commissie besloten een reeds bestaande zaak tegen Denemarken voor het Hof te brengen, en is het maar liefst zeven nieuwe zaken begonnen.

En ik heb goed nieuws voor U: Frankrijk en Spanje hebben na het ontvangen van één brief toegegeven dat ze fout zitten en hebben aangekondigd hun fiscale wetgeving te zullen wijzigen. Naar het oordeel van de Commissie te traag, maar goed. Het is een veelbetekende stap: twee grote landen wachten het oordeel van het Hof van Justitie niet af en kiezen eieren voor hun geld. Bovendien verzwakken ze daarmee de positie van landen die wel doorgaan tot het Hof. Ik heb goede hoop dat een aantal andere landen zal besluiten het voorbeeld van Frankrijk en Spanje te volgen.

Conclusie

Dames en heren, laat ik afronden.

Ik heb de richtlijn pensioenfondsen vanuit drie invalshoeken beschouwd. Vanuit het perspectief van de kapitaalmarkt zijn pensioenfondsen nog steeds te zeer beperkt om met hun beleggingen daadwerkelijk te profiteren van Europese integratie en de introductie van de euro. Dit beperkt de beleggingsopbrengsten en verhoogt de kapitaalkosten. Vandaar dat een snelle implementatie van de pensioenfondsen richtlijn hoog nodig is.

Ook vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt is de richtlijn pensioenfondsen nodig. De arbeidsmobiliteit wordt sterk beperkt door de wijze waarop pensioenfondsen tegenwoordig nog zijn georganiseerd. Wat betreft de fiscale obstakels ziet het er naar uit dat deze op afzienbare termijn zullen zijn verdwenen. De Europese Commissie zal er in ieder geval alles aan doen om het momentum te handhaven en inbreukprocedures doorzetten.

Tenslotte is vanuit macro-economisch en demografisch perspectief een meer geïntegreerde pensioenmarkt nodig. Zeker met het zicht op de bijna verdubbeling van het aantal pensioengerechtigden van nu tot 2050.

Kortom, enkel met een goed georganiseerde Europese pensioenmarkt kunnen we de toekomstige houdbaarheid en toegankelijkheid van die markt garanderen. Het actief inzetten op een hogere economische groei is daarbij geen luxe, maar een vereiste om de aanzienlijke budgettaire lasten van een goed sociaal systeem op te kunnen vangen.

Ik dank u voor uw aandacht.