Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
02-04-SZW AV/KO/2004/6240
Onderwerp Datum
Wet basisvoorziening kinderopvang 6 februari 2004
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bij brief van 28 januari jl.
(kenmerk 02-04-SZW) laten weten nog te weinig informatie over de Wet basisvoorziening
kinderopvang (Wbk) te hebben om goed inzicht te kunnen krijgen in de feitelijke vormgeving van
het wetsvoorstel. Hierbij wordt gedoeld op de concrete gevolgen van de Wbk voor ouders en
kinderopvanginstellingen, waarbij met name wordt gevraagd naar de effecten voor de verschillende
inkomensgroepen van het afbouwen c.q. wegvallen van de compensatieregeling met betrekking tot
de werkgeversbijdrage. De vaste commissie zal na ommekomst van de concept-amvb's
beoordelen of de Wbk wederom plenair kan worden geagendeerd.
Hieronder beantwoorden wij -voor zover thans mogelijk is- uw vragen. Als eerste gaan wij in op
uw verzoek met betrekking tot de amvb's. Daarna worden de financiële effecten van de Wbk op
ouders en werkgevers toegelicht en wordt nader ingegaan op de effecten voor
kinderopvanginstellingen. Tenslotte schetsen wij in de laatste alinea van deze brief de risico's met
betrekking tot de voortgang van de implementatie van de Wbk in relatie tot de planning van de
parlementaire behandeling.
Amvb's
U bent over de hoofdlijnen van de amvb's die op grond van de Wbk zullen worden opgesteld
nader geïnformeerd bij brief van 22 januari jl. (Kamerstukken II, 2003-2004, 28447, nr. 19).
Deze hoofdlijnen moeten -met uitzondering van de amvb voor kwaliteit- nog worden vertaald in
juridische teksten. Verwijzend naar bovengenoemde brief zou uw verzoek betekenen dat de
plenaire behandeling van het wetsvoorstel op zijn vroegst half mei kan plaatsvinden. (De amvb
experimenten zal u in mei bereiken, hierbij wordt verwezen naar de brief van 22 januari). Dit brengt
de inwerkingtreding van de Wbk per 1 januari 2005 ernstig in gevaar. Wij gaan ervan uit dat u met
ons van mening bent dat dit zeer ongewenst is. Het kabinet is er veel aangelegen dat de Wbk in
2005 in werking treedt. Mede hierom heeft dit kabinet ook 100 miljoen extra voor kinderopvang
gereserveerd.
2
./. Wel kunnen wij aan uw verzoek met betrekking tot de amvb kwaliteit kinderopvang
voldoen. Het voorontwerp van deze amvb is als bijlage bij deze brief gevoegd. Opgemerkt dient te
worden dat dit voorontwerp nog niet in de Ministerraad is behandeld. Wij streven hiervoor naar
behandeling in een Ministerraad van eind februari, waarna deze amvb aan uw Kamer wordt
gestuurd.
Voor de stand van zaken met betrekking tot de planning van de andere amvb's verwijzen wij
verder naar de hierboven genoemde brief van 22 januari jl.
Financiële effecten van de Wbk voor ouders en werkgevers
In bijlage 1 worden de financiële effecten van de invoering van de Wbk voor ouders en
werkgevers beschreven. Uitgangspunt bij de berekeningen is de veel voorkomende situatie van een
huishouden met twee werkende partners en dagopvang voor één kind. Daarnaast wordt uitgegaan
van drie dagen per week, wat aansluit bij het gemiddelde gebruik van 2,6 dagen per week. Voor
een aantal verschillende inkomensniveaus wordt de hoogte van de ouderbijdragen aangegeven,
zowel onder de huidige situatie als onder de Wbk. Ook wordt getoond wat het effect is van (deels)
ontbrekende werkgeversbijdragen.
In verband met de grote diversiteit aan uitgangsposities kunnen de inkomensgevolgen slechts
globaal worden aangegeven. Ongeveer 25% van de huishoudens die gebruik maken van
kinderopvang zullen de ouderbijdrage in de kosten onder de Wbk zien afnemen. Het gaat dan
onder meer om de huidige gebruikers van bedrijfsplaatsen met een inkomen rond modaal en een
volledige werkgeversbijdrage, om gebruikers van particuliere plaatsen en om ouders die gebruik
maken van een bedrijfsplaats en maar een gedeeltelijke werkgeversbijdrage ontvangen of
substantieel meer moeten betalen dan volgens de huidige SZW adviestabel. Voor ongeveer 25%
van de ouders worden de kosten van kinderopvang hoger. Dit zijn vooral huishoudens met hoge
inkomens. Ook voor ex-gebruikers van subsidieplaatsen zullen de kosten van kinderopvang met
het aflopen van de overgangsregeling stijgen, voorzover hun werkgevers onder de Wbk geen
bijdragen aan de kosten van kinderopvang geven.
Door de versobering van de compensatieregeling stijgen de kosten in de loop van de tijd voor die
ouders van wie de werkgever(s) niet (volledig) bijdragen. De inkomenseffecten hiervan zijn voor
de duur van de overgangsregeling aan de onderkant van de inkomensverdeling beperkt. De
grootste negatieve effecten doen zich voor bij huishoudens met een inkomen rond twee maal
modaal die jaar op jaar geen enkele bijdrage van hun werkgevers ontvangen. Overigens stroomt
een groot deel van de ouders die in 2004 gebruik maken van kinderdagopvang uit in de periode
2005-2008. De kinderen worden ouder en ouders gaan gebruikmaken van buitenschoolse opvang,
voor een groot deel zullen dus nieuwe gebruikers van kinderopvang geconfronteerd worden met de
hogere eigen bijdragen.
Naast inkomenseffecten voor ouders wordt in de bijlage ook beschreven wat het effect is voor
werkgevers (wanneer zij bijdragen in de kosten van kinderopvang van hun werknemers). In de
huidige situatie is, indien de SZW-adviestabel wordt gevolgd, de werkgeversbijdrage
inkomensafhankelijk; hoe lager het inkomen van de werknemer, hoe hoger de werkgeversbijdrage.
Daarnaast wordt de werkgeversbijdrage hoger naarmate een werknemer voor meer kinderen
kinderopvang gebruikt. Door het vaste
3
-inkomensonafhankelijke- karakter van de werkgeversbijdrage onder de Wbk worden de kosten
voor werkgevers over het algemeen minder. Wat betreft huishoudens met een inkomen tot modaal
dragen werkgevers aanzienlijk minder bij in de kosten van kinderopvang. Werkgevers kunnen voor
huishoudens met een inkomen boven modaal met iets hogere kosten geconfronteerd worden. (Het
omslagpunt ligt bij 1,7 x modaal). De kosten van werkgevers voor werknemers met meer kinderen
in de kinderopvang zullen dalen aangezien met de Wbk de werkgeversbijdrage voor zowel eerste
als tweede kinderen een vast deel van de kosten bedraagt. Ook dalen de kosten voor werkgevers
van alleenstaande ouders, als gevolg van het feit dat het Rijk het werkgeversdeel van de
ontbrekende partner volledig vergoedt. Door deze veranderingen voor de werkgever wordt het
voor veel werkgevers aantrekkelijker (financieel voordeliger) en eenvoudiger (werkgeversbijdrage
is niet meer afhankelijk van het huishoudinkomen) om een kinderopvangregeling voor hun
werknemers te treffen.
Bovenstaande effecten laten zien dat het financieringsstructuur van de Wbk tot evenwichtige
effecten voor ouders -indien sprake is van een werkgeversbijdrage- en voor werkgevers leidt. De
positieve financiële consequenties van de Wbk voor werkgevers rechtvaardigt de verwachting dat
de komende jaren het aantal aan kinderopvang bijdragende werkgevers blijft stijgen. Daarom
wordt de compensatieregeling afgebouwd. Wij vinden het een ongewenst signaal aan werkgevers
als de overheid het financiële gat -gedeeltelijk- dicht dat de werkgever achterlaat. De prikkel voor
aan de ene kant ouders om bij hun werkgevers het ontbreken van een bijdrage aanhangig te maken
en aan de andere kant de werkgevers en sociale partners om afspraken te maken voor een
bijdrage aan de kosten van het kinderopvanggebruik wordt hiermee onnodig verkleind. Het is de
verantwoordelijkheid van sociale partners bij te dragen aan het kinderopvanggebruik van hun
werknemers; vanaf 2008 neemt de overheid die verantwoordelijkheid niet meer -gedeeltelijk-
over. Werkgevers met een kinderopvangafspraak kunnen zich hiermee ook positief profileren,
trekken personeel aan en houden personeel binnen.
Teneinde de financiële overgang naar de Wbk voor ouders met een ontbrekende of ontoereikende
werkgeversbijdrage niet te groot te maken, heeft het kabinet geld gereserveerd waarmee de
compensatieregeling als generieke overgangsmaatregel -tot 1 januari 2008- van kracht blijft.
Ouders en sociale partners hebben tot dat moment de tijd tot meer kinderopvangafspraken in
CAO's en bedrijfsregelingen te komen. Overigens blijft het kabinet partijen op hun
verantwoordelijkheden aanspreken.
Effecten van de Wbk op kinderopvanginstellingen
Effecten op kinderopvanginstellingen als gevolg van de Wbk betreffen met name de
kwaliteitsregelgeving en de financieringssystematiek.
· Kwaliteitsregelgeving: in plaats van de huidige gedetailleerde regels voor veiligheid en
gezondheid regelt amvb kwaliteit onder andere dat kinderopvangondernemers een risico-
evaluatie moeten uitvoeren. Daarnaast dienen ondernemers ouders te informeren over
bijvoorbeeld onderwerpen die de dagelijkse gang van zaken binnen het centrum of
gastouderopvang betreffen en moeten ondernemers met de ouders een schriftelijke
overeenkomst sluiten. Zie verder het bijgevoegde voorontwerp kwaliteit kinderopvang.
---
Actal heeft inmiddels met een positief advies op de amvb gereageerd1. Actal constateert dat
met de amvb kwaliteit "een bijdrage wordt geleverd aan de kabinetsdoelstelling om de
administratieve lastendruk van het bedrijfsleven met 25% te verminderen".
· Financieringssystematiek: ouders staan centraal in de financieringssystematiek van de Wbk. De
amvb tegemoetkoming kosten kinderopvang gaat de geldstroom tussen de Belastingdienst en
de ouders regelen. Gevolg van de centrale positie van ouders is dat kinderopvanginstellingen te
maken krijgen met meer debiteuren, namelijk met alle ouders die gebruikmaken van
kinderopvang. Om het debiteurenrisico te verminderen staan kinderopvangondernemers
verschillende instrumenten ter beschikking, zoals automatische incasso. De uitvoerbaarheid
voor kinderopvanginstellingen zal vergroten als ouders de geldstromen zo efficiënt en accuraat
mogelijk beheren door de Belastingdienst snel de door hen gewenste veranderingen en
wijzigingen door te geven. De systematiek rond voorschotverlening en vaststelling van de
tegemoetkoming (de zogenaamde VT-systematiek), waar voor de Wbk-tegemoetkoming
zoveel mogelijk bij is aangesloten, maakt dit mogelijk. Voor een beschrijving hiervan in relatie
tot de tegemoetkoming op grond van de Wbk wordt verwezen naar de brief van 22 januari jl.
Risico's voor implementatie
Wij hopen u met deze informatie meer inzicht te hebben gegeven in de beoogde werking van de
Wbk, waaronder de effecten hiervan op ouders en op kinderopvanginstellingen. In verband
hiermee gaan wij er van uit dat uw Kamer thans voldoende informatie heeft om het wetsvoorstel zo
spoedig mogelijk te behandelen. Verder uitstel van behandeling in uw Kamer brengt risico's met
zich voor de implementatie en voor de invoeringsdatum van de wet. Hoewel alle betrokkenen met
behulp van het Programmabureau implementatie Wbk zo goed mogelijk op de invoering van de
Wbk worden voorbereid, is er een aantal essentiële processen dat in gevaar komt indien
behandeling in beide Kamers niet voor de zomer heeft plaatsgevonden. Wij denken dan in het
bijzonder aan de voorbereiding van de uitvoering door de Belastingdienst, implementatie door de
gemeenten in relatie tot wettelijk vastgestelde termijnen voor procedures zoals het afbouwen van
subsidiestromen, voorbereiding door sociale partners met het aanpassen van CAO's en
bedrijfsregelingen, de voortgang van de ontwikkeling van de toezichtprotocollen en voorlichting
over de Wbk aan ouders.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
De Staatssecretaris van Financiën,
(mr. drs. J.G. Wijn)
1 Brief van 29 januari 2004, kenmerk RL/FvK/2004/016.
5
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
( drs. Clémence Ross-van Dorp)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid