06-02-04
Zorgvuldig terugkeerbeleid voorwaarde voor rechtvaardig en houdbaar
asielbeleid
Aankomende week wordt in de Tweede Kamer gesproken over de
terugkeernota van Minister Verdonk. De CDA-Tweede Kamerfractie is er
over te spreken dat de Minister conform de wens van de Kamer snel en
daadkrachtig aan de slag is gegaan een integraal terugkeerbeleid.
Al vele jaren wordt er in de Kamer en in de samenleving gesproken over
de problematiek rondom uitgeprocedeerde asielzoekers, een eenmalige
pardonregeling en de terugkeer naar het land van herkomst.
Het CDA heeft altijd gezegd dat we in Nederland een strenge en
rechtvaardige asielprocedure moeten nastreven. Dat betekent dat er
altijd ruimte moet zijn voor echte vluchtelingen. Degenen die in hun
thuisland te vrezen hebben voor vervolging en voor hun leven als
gevolg van bijvoorbeeld hun religie, ras of politieke overtuiging
zullen we in Nederland ten alle tijden een plek moeten kunnen en
willen aanbieden. Onlosmakelijk hieraan verbonden is dat er een
heldere scheiding gemaakt zal moeten worden tussen deze echte
vluchtelingen en die mensen die hierheen komen uit andere, vaak
economische, overwegingen. Daartoe hebben we in Nederland in de
vreemdelingenwet een heldere en zorgvuldige procedure afgesproken. Als
deze procedure en uiteindelijk de rechter uitspreekt dat een
asielaanvrager geen aanspraak kan maken op een vluchtelingenstatus dan
zal de persoon in kwestie vervolgens terug moeten keren naar het land
van herkomst.
Om het asiel- en vreemdelingenbeleid ook op langere termijn houdbaar
te houden voor degenen die echt onze opvang en bescherming nodig
hebben, is het echter noodzakelijk dat we ons consequent houden aan de
uitkomsten van de procedure. Dat is ook van belang om mensensmokkel,
en de daarmee vaak gepaard gaande onmenselijke praktijken, de wind uit
de zeilen te nemen. Er moet van Nederland geen signaal uitgaan dat als
je eenmaal in Nederland bent, en het maar lang genoeg volhoudt, je
uiteindelijk mag blijven.
De jaren tachtig en negentig lieten zich kenmerken door een enorme
toestroom van asielzoekers, dichtgeslibte en sleepende asielprocedures
en felle discussies in de samenleving over de locaties van
asielzoekerscentra. Tijdens het tweede kabinet Kok is de nieuwe
asielwet tot stand gebracht waarmee de asielprocedures aanzienlijk
zijn verkort en verbeterd. Aan deze verbeteringen is echter een
belangrijke schaduwzijde verbonden. Daar waar de nieuwe heldere
procedures er aan bijdroegen dat de instroom van nieuwe asielzoekers
gestaag afnam, werd tegelijkertijd geen werk gemaakt van een werkend
terugkeerbeleid. Dit was voor de CDA-fractie destijds ook de reden om
tegen de voorstellen van het kabinet te stemmen. In de jaren die
volgden werd telkens weer gesproken over het terugkeerbeleid maar er
niets aan gedaan. Daarnaast werd er gesproken over het al dan niet
wenselijk zijn van een eenmalig pardon voor die asielzoekers die al
heel lang in procedure zaten en daardoor al jaren in Nederland
verbleven.
Het bleef telkens bij praten. In de nadagen van het tweede Paarse
kabinet mondde de discussie uit in een motie van de Kamerleden Hoekema
(D66) en Halsema (GroenLinks) waarin werd opgeroepen tot een generiek
pardon. Bij de stemming over deze motie stemde toenmalig
regeringspartij PvdA tegen dit voorstel tot een generiek pardon. Ook
het CDA was toen tegen het pardon onder andere vanwege het ontbreken
van een effectief terugkeerbeleid. Hierdoor werd de motie niet door
een meerderheid in de Kamer ondersteund.
Kortom, er is al die Paarse jaren niets gedaan om het terugkeerbeleid
werkelijk van de grond te krijgen. De overheid nam niet haar
verantwoordelijkheid, waardoor het terugkeren werd overgelaten aan de
individuele uitgeprocedeerde asielzoeker zelf. Sommigen zijn na
herhaaldelijke afwijzing van hun verzoek door de rechter daadwerkelijk
teruggekeerd naar het land van herkomst. De praktijk wees echter uit
dat in veel meer gevallen zwervende illegalen en uitgeprocedeerden op
de stoep van de gemeenten terecht kwamen. Toenmalig asielwoordvoerder
van de CDA-fractie Maxime Verhagen pleitte in 1996 al voor het tot
stand brengen van een integraal terugkeerbeleid om dit alsmaar groter
wordende probleem aan te pakken.
Na de politieke aardverschuiving van 15 mei 2002 brak in de Tweede
Kamer een nieuwe periode aan waarin het CDA niet langer als grootste
oppositiepartij, maar als grootste partij in de regering optrad.
Hierdoor kreeg het CDA de kans om conform haar eerder geuitte wensen
en het verkiezingsprogramma zelf aan de gang te gaan met het vormgeven
van een effectief terugkeerbeleid.
Na de verkiezingen van 22 januari 2003 zijn de nieuwe
regeringspartijen CDA, VVD en D66 als eerste serieus aan de slag
gegaan. Niet alleen werd afgesproken in de komende kabinetsjaren het
terugkeerbeleid vorm te geven, ook werden conform de uitspraak van de
Kamer afspraken gemaakt voor een eenmalig specifiek pardon. Tenslotte
werd de Minister op initiatief van de CDA-fractie opgeroepen tot het
ruimhartig gebruiken van haar afwijkingsbevoegdheid.
In het najaar van 2003 presenteerde Minister Verdonk van
Vreemdelingenzaken en Integratie een eenmalige pardonregeling. De
CDA-fractie heeft haar steun uitgesproken voor het specifieke
asielpardon zoals dat door Minister Verdonk is voorgesteld. Het ging
hierbij om een eenmalige regeling voor een beperkte groep langdurig in
Nederland verblijvende asielzoekers. De eenmalige regeling was een
ruime uitwerking van de in het Hoofdlijnenakkoord aangekondigde
maatregel. De voorgestelde regeling was echter in de geest van het
regeerakkoord en de criteria zoals die destijds waren verwoord door
premier Balkenende. Het pardon zou alleen moeten gelden voor degenen
die al langer dan vijf jaar in afwachting waren van een uitspraak in
hun eerste asielprocedure. Het zou geen aanzuigende werking mogen
hebben en niet moeten gelden voor mensen die al vooraf te kennen is
gegeven dat hun verblijf in Nederland tijdelijk van aard zou zijn
zoals de vluchtelingen uit b.v. Kosovo. Uitgezonderd ook die gevallen
die op basis van bijvoorbeeld criminele antecedenten of vermoede
oorlogsmisdaden sowieso niet in aanmerking komen voor een
verblijfsvergunning.
Het pardon geldt voor ongeveer 2200 gevallen. Hoewel de CDA-fractie
begrip heeft voor de geuite wensen om tot een ruimere regeling te
komen, is het niet realistisch te denken dat met welke pardonregeling
dan ook alle problemen zijn opgelost. Elke regeling heeft uiteindelijk
een arbitrair karakter als het gaat om voorwaarden en criteria die
worden gesteld. Er blijven altijd grensgevallen die niet daaraan
voldoen. De grenzen van het pardon zijn nu helder geformuleerd zodat
wordt voorkomen dat er een groot grijs gebied ontstaat van gevallen
die er net wel of net niet onder vallen.
Naast dit pardon heeft de Minister in 220 gevallen gebruik gemaakt van
haar inherente afwijkingsbevoegdheid. Dit betekent dat de Minister
mensen wel een verblijfsvergunning geeft op basis van bijvoorbeeld de
lange verblijfsduur, medische factoren, gezinsomstandigheden en andere
humanitaire redenen. Ondanks dat ze volgens wet en uitspraken door de
rechter geen recht hebben op een verblijfsvergunning. Hierbij komt de
Minister tegemoet aan de wens van de Kamer zoals die is verwoord in
een motie van de CDA-fractie. In vergelijking tot haar voorgangers
heeft deze Minister veel vaker gebruik gemaakt van haar mogelijkheden
om in individuele gevallen af te wijken. Minister Nawijn maakte in
zijn periode bijvoorbeeld slechts 9 keer gebruik van zijn
afwijkingsbevoegdheid. Ook staatssecretarissen Schmitz en Cohen deden
dat niet veel vaker. Tenslotte heeft de huidige Minister toegezegd ook
de komende jaren gebruik te zullen blijven maken van deze inherente
afwijkingsbevoegdheid.
In december van 2003 ontstond een discussie tussen de Tweede Kamer en
de Minister over de problemen die gemeenten ondervonden als gevolg van
het ontbreken van een integraal terugkeerbeleid. Het CDA heeft in dat
debat aangegeven begrip te hebben voor de gemeenten die ervoor kiezen
mensen niet uit hun huizen te zetten zolang de Minister geen werk had
gemaakt van het terugkeerbeleid. Samen met coalitiepartner D66 riep
het CDA de Minister op gemeenten niet te dwingen mensen uit hun huizen
te zetten zolang het terugkeerbeleid nog niet vorm is gegeven.
Minister Verdonk stuurde in januari haar terugkeernota naar de Tweede
Kamer. In deze nota staat een integrale visie en beleid geformuleerd
waarmee de overheid haar verantwoordelijkheid neemt in de
ondersteuning en begeleiding van de terugkeer van uitgeprocedeerde
asielzoekers naar het land van herkomst. Het beleid legt de nadruk
onder andere op het maken van afspraken met ambassades van landen van
herkomst en het inrichten van vertrekcentra waarvanuit mensen kunnen
gaan terugkeren. Daarbij geldt ook dat voor degenen die niet willen
meewerken aan hun terugkeer uiteindelijk uitzetten de enig
overgebleven mogelijkheid blijft. Door het inrichten van deze
vertrekcentra wordt voorkomen dat de uitgeprocedeerde asielzoekers op
straat belanden. Dat hiermee een realistisch en uitvoerbaar
terugkeerbeleid wordt gerealiseerd wordt onderstreept door dat ook de
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) akkoord is gegaan met de
terugkeerplannen van minister Verdonk. Uitgeprocedeerde asielzoekers
die niet binnen zestien weken kunnen terugkeren, worden vanuit het
vertrekcentrum in vreemdelingenbewaring geplaatst tot aan hun vertrek
uit Nederland.
Het CDA steunt de Minister in haar beleid om het terugkeerbeleid nu
eindelijk effectief vorm te geven. Wel heeft de fractie ten aanzien
van de zorgvuldige uitvoering van het beleid een aantal vragen en
eisen. Deze zullen in het debat van aankomende maandag naar voren
worden gebracht. Hierbij gaat het in de eerste plaats om de positie
van gezinnen. Het CDA vindt dat gezinnen niet uiteen mogen worden
getrokken en dus niet gescheiden heengezonden mogen worden. De fractie
zal op dit punt maandag in het debat garanties vragen aan de Minister.
Uitzonderingen hierop gelden voor die gevallen waarin er sprake is van
criminele activiteiten of vermoedens van oorlogsmisdaden door leden
van het gezin. Daarnaast zal de fractie ingaan op de door de Minister
aangekondigde verruiming van het buitenschuldcriterium en wil de
fractie dat er soepel wordt omgegaan met mensen die het niet lukt om
binnen acht weken hun eigen terugkeer te regelen.
Afgelopen weken is er veel discussie geweest over het gebrek aan steun
voor het terugkeerbeleid van het kabinet. Veelal werd hierbij
uitgegaan van gegevens van Vluchtelingenwerk. Afgelopen week bleek uit
opinie-onderzoek dat een ruime meerderheid van de Nederlanders het
beleid van Minister Verdonk ondersteunt. Van de CDA-achterban gaf 72%
aan het beleid te ondersteunen en niet te streng te vinden.
De CDA-fractie heeft er begrip voor dat het gaat om een hele moeilijke
beslissing. Uitgeprocedeerde asielzoekers hebben in veel gevallen een
duidelijk gezicht gekregen voor de mensen in hun omgeving. Het
accepteren dat deze mensen geen aanspraak kunnen maken op een
asielstatus en dus moeten terugkeren is daardoor lang niet altijd
gemakkelijk. Wel vindt de fractie dat het beter is om mensen die
moeten terugkeren niet langer valse hoop te bieden. Maar in plaats
daarvan te helpen en begeleiden bij hun terugkeer om in hun eigen land
een bestaan op te bouwen.
CDA