Ministerie van Justitie
Persbericht ministerraad
6 februari 2004
Officier van justitie mag zelfstandig straf opleggen
Het Openbaar Ministerie (OM) krijgt de bevoegdheid om straffen op te leggen. Het gaat niet om
vrijheidsbenemende straffen. Dat blijft voorbehouden aan de rechter. De maatregel bevordert de
doelmatigheid in het strafproces en draagt bij aan vermindering van de druk op de capaciteit van de
rechterlijke macht. De huidige transactie zal op den duur verdwijnen, daarvoor in de plaats komt een
strafbeschikking. Dit staat in een wetsvoorstel van minister Donner van Justitie waarmee de
ministerraad heeft ingestemd. Het betreft een wetsvoorstel dat voortvloeit uit het
Veiligheidsprogramma en deel uitmaakt van het project Strafvordering 2001.
De officier van justitie kan als straf een geldboete opleggen, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor
ten hoogste zes maanden of een taakstraf met een maximum van 180 uur. De strafbeschikking kan ook
bepaalde voorwaarden bevatten zoals deelname aan een afkickprogramma en een straat- of
contactverbod. De nieuwe regeling, die van toepassing is op delicten waar een gevangenisstraf van
maximaal zes jaar gevangenisstraf op staat, heeft als belangrijk voordeel dat het OM voor de
tenuitvoerlegging niet meer afhankelijk is van de medewerking van de verdachte. Nu moet de officier
van justitie -als de verdachte weigert de transactie te betalen of helemaal niet reageert op een
transactievoorstel- de verdachte voor de rechter dagvaarden en volgt na veroordeling tenuitvoerlegging
van de straf. Dit is tijdrovend, vooral als het eenvoudige, veelvoorkomende strafzaken betreft waar de
verdachte dikwijls verstek laat gaan. Het wetsvoorstel levert capaciteitswinst op. Uit berekening van het
ministerie van justitie blijkt dat ongeveer 44.000 kantonzaken en 21.000 rechtbankzaken die in 2002
voor de strafrechter zijn gekomen, op grond van de nieuwe maatregel buiten de rechter om afgedaan
hadden kunnen worden.
Het wetsvoorstel verandert ook de situatie voor de burger. Nu komt zijn zaak nog voor de rechter als
hij een transactievoorstel negeert. Bij de strafbeschikking is dat niet meer het geval. Als de burger wil
dat de rechter een oordeel velt, moet hij zelf het initiatief nemen en verzet aantekenen. In het
wetsvoorstel krijgt het OM een zelfstandige sanctiebevoegdheid. Als de verdachte weigert te betalen en
verder geen verzet instelt kan de officier van justitie het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) met
de tenuitvoerlegging van de sanctie belasten. Daar staat tegenover dat beroep op de strafrechter door
de verdachte in alle gevallen mogelijk blijft.
Buiten de rechter om een zaak afdoen is niet nieuw. Dagelijks biedt het OM verdachten een transactie
aan. De grens ligt ook hier bij delicten met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar. In de huidige
regeling blijft het OM afhankelijk van de medewerking van de verdachte. Door te betalen geeft de
verdachte aan dat hij het aanbod aanvaardt en voorkomt hij strafvervolging en bestraffing. Dit betekent
niet dat daarmee ook de schuld van de verdachte vaststaat. Het wetsvoorstel brengt daar verandering in.
De transactie wordt omgezet in een zogeheten strafbeschikking, die - anders dan een transactie - als een
daad van vervolging wordt gezien. De strafbeschikking levert straf op vanwege schuld van de verdachte
aan een strafbaar feit.
Het wetsvoorstel verlaat het uitgangspunt dat alleen de strafrechter een straf mag opleggen en de schuld
van de verdachte mag vaststellen. Dat is een belangrijke wijziging ten opzichte van het geldend
procesrecht. De centrale overweging daarbij is dat schaarse rechterlijke capaciteit alleen in die gevallen
wordt gebruikt waarin dat, mede gelet op de aard en de ernst van het strafbare feit, noodzakelijk is. Het
kabinet is van oordeel dat het verantwoord is om het monopolie van de strafrechter te doorbreken
voor de lichtere strafbare feiten. Naarmate de sanctie voor de burger ingrijpender is, zijn er in het
wetsvoorstel meer waarborgen opgenomen voor een zorgvuldige beslissing. Vandaar dat voor het
opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid, een taakstraf en een hoge geldboete de verdachte
de gelegenheid krijgt om te worden gehoord. Als betrokkene zich niet houdt aan de ontzegging, kan hij
worden vervolgd voor het rijden tijdens een ontzegging.
Ook de politietransactie wordt omgezet naar een strafbeschikking. Opsporingsambtenaren krijgen de
bevoegdheid een lage geldboete op te leggen, in gevallen waarin zij nu een politietransactie aanbieden.
De vaste tarieven die daarbij gelden worden, net als bij de politietransactie, vastgelegd in richtlijnen van
het college van procureurs-generaal. In de gevallen waar volgens de huidige regelgeving een transactie
mogelijk is, kan bij de buitengerechtelijke afdoening nieuwe stijl een strafbeschikking worden opgelegd.
De invoering van de strafbeschikking sluit aan bij de huidige transactiepraktijk. Werkzaamheden en
taken van politie en OM zijn daarin op elkaar afgestemd. Het CJIB draagt zorg voor een efficiënte
verwerking van de aangeboden transacties. Dit zijn er honderdduizenden per jaar.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal
worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas
openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
RVD, 06.02.2004
Ministerie van Algemene Zaken